ECLI:NL:GHAMS:2024:1250
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verwerping van het hoger beroep inzake (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1]. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder een verzoek ingediend bij de kinderrechter om [minderjarige 1] met spoed uit huis te plaatsen, maar dit verzoek werd op 21 februari 2024 afgewezen. De Raad was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep. De moeder van [minderjarige 1] was het eens met de beslissing van de kinderrechter en diende een verweerschrift in. Tijdens de zitting op 8 april 2024 was de moeder niet aanwezig, maar de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) waren wel vertegenwoordigd.
Het hof oordeelde dat het belang van de Raad bij het hoger beroep inmiddels was komen te vervallen, omdat [minderjarige 1] inmiddels was geboren en met een machtiging uit huis was geplaatst. De kinderrechter had eerder een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend, waardoor het doel van de Raad al was bereikt. Het hof besloot daarom het hoger beroep van de Raad te verwerpen, zonder inhoudelijke beoordeling van het verzoek. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.