ECLI:NL:GHAMS:2024:1238

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
200.323.172/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsrechtelijke geschil over opzegging en loonbetaling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep tussen Granuband B.V. en een werknemer, aangeduid als [geïntimeerde]. De zaak betreft een arbeidsrechtelijk geschil over de opzegging van de arbeidsovereenkomst en de doorbetaling van loon. Het hof oordeelde dat er op 15 december 2021 geen duidelijke en ondubbelzinnige opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werknemer heeft plaatsgevonden. Hierdoor heeft de werknemer recht op doorbetaling van zijn loon tot en met 2 juni 2022. Granuband had betoogd dat de werknemer in die periode andere inkomsten had ontvangen, maar het hof oordeelde dat de werknemer voldoende had aangetoond dat hij geen andere inkomsten had dan die uit zijn dienstverband bij Granuband. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en veroordeelde Granuband tot betaling van het overeengekomen loon, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. Granuband werd ook veroordeeld in de proceskosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.323.172/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 9681727 EA VERZ 22-67
eindbeschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 mei 2024
inzake
GRANUBAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. M.A.M. van den Brand te Amsterdam,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. S.H.N. de Wijs te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Granuband en [geïntimeerde] genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 12 december 2023 een tussenbeschikking uitgesproken (hierna: de tussenbeschikking). Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar de tussenbeschikking.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- akte overlegging producties van [geïntimeerde] van 23 januari 2024, met producties;
- antwoordakte van Granuband van 5 maart 2024.
Vervolgens is uitspraak bepaald.

2.Verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenbeschikking van 12 december 2023 heeft dit hof, voor zover nu van belang, geoordeeld dat op 15 december 2021 geen sprake is geweest van een duidelijke en ondubbelzinnige opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door [geïntimeerde] en dat ook niet is komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst toen op enige andere wijze is geëindigd. Het hof heeft geconcludeerd dat [geïntimeerde] recht heeft op doorbetaling van 100% van zijn loon over de periode van 15 december 2021 tot en met 2 juni 2022 . In verband met de stelling van Granuband dat eventuele in de tussentijd door [geïntimeerde] ontvangen inkomsten in mindering moeten worden gebracht op de loonvordering van [geïntimeerde], is [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld om verificatoire bescheiden over te leggen die inzichtelijk maken welke inkomsten [geïntimeerde] heeft gehad over deze periode. Nadien hebben partijen voornoemde aktes genomen.
2.2.
Bij de akte overlegging producties heeft [geïntimeerde] overgelegd de aangiften en definitieve aanslagen inkomstenbelasting over 2021 en 2022, alsmede de aangiften omzetbelasting over 2021 (vierde kwartaal) en over 2022 (eerste, tweede en derde kwartaal). Volgens [geïntimeerde] blijkt uit deze stukken dat hij voornamelijk inkomsten genereert uit zijn werkzaamheden bij Granuband. Uit de aangiftes en aanslagen blijkt niet dat hij in of over de hier aan de orde zijnde periode een uitkering van het UWV of enige andere uitkering of inkomsten heeft ontvangen. Pas in het derde kwartaal van 2022 heeft hij inkomsten uit zijn eenmanszaak [geïntimeerde] Bouwsupport gegenereerd (€ 20.880,-), aldus [geïntimeerde].
2.3.
Bij de antwoordakte heeft Granuband op de akte van [geïntimeerde] gereageerd. Granuband acht het niet geloofwaardig dat [geïntimeerde] tot 1 juli 2022 helemaal geen inkomsten heeft ontvangen vanuit zijn eenmanszaak maar in het daarop volgende kwartaal van 2022 ineens wel. Volgens Granuband is niet uit te sluiten dat [geïntimeerde] de in het eerste en tweede kwartaal van 2022 uitgereikte facturen pas later in 2022 in zijn administratie heeft verwerkt. Ook is niet ondenkbaar dat hij in het eerste half jaar van 2022 contante betalingen en/of loon in natura voor zijn werkzaamheden heeft ontvangen. Bovendien heeft [geïntimeerde] blijkens de getuigenverklaring van 14 juni 2022 tijdens het gesprek op 15 december 2021 zelf gezegd dat hij al een nieuwe baan had, aldus Granuband.
2.4.
Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] voldoende aangetoond dat hij in de periode van 15 december 2021 tot en met 2 juni 2022 geen andere inkomsten heeft gehad dan zijn inkomsten uit zijn dienstverband bij Granuband. Uit de door hem overgelegde aangiftes en aanslagen blijkt niet dat hij gedurende deze periode een uitkering van het UWV of enige andere uitkering of inkomsten heeft ontvangen. Vanaf 1 juli 2022 (het derde kwartaal van 2022) heeft [geïntimeerde] inkomsten uit zijn eenmanszaak ontvangen, derhalve pas na afloop van zijn dienstverband bij Granuband. Het hof gaat voorbij aan de stelling van Granuband dat [geïntimeerde] mogelijk nog andere inkomsten (contant, in natura of anderszins) uit werkzaamheden zou hebben ontvangen en/of dat hij facturen pas later zou hebben verwerkt. Deze conclusie kan niet worden getrokken uit de door [geïntimeerde] overgelegde stukken. Ook overigens heeft Granuband het hof geen aanknopingspunten voor de juistheid van deze stellingen aangereikt. Granuband heeft haar stellingen daarmee onvoldoende onderbouwd. Het hof gaat er daarom vanuit dat geen sprake is van door [geïntimeerde] ontvangen inkomsten die op grond van artikel 7:629 lid 5 BW in mindering moeten worden gebracht op de loonvordering van [geïntimeerde].
Slotsom en proceskosten
2.5.
In de tussenbeschikking heeft het hof al beslist op de grieven I tot en met VIII. Het hof blijft bij hetgeen daarin is overwogen en beslist. De bestreden beschikking zal worden vernietigd, voor zover daarbij Granuband is veroordeeld tot betaling van het overeengekomen loon, zijnde € 4.867,50 bruto per maand, te verhogen met vakantietoeslag en overige emolumenten, over de periode vanaf 15 december 2021 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 50% en de wettelijke rente vanaf steeds de dag van verschuldigdheid van het loon tot de dag van betaling. In plaats daarvan zal Granuband worden veroordeeld tot betaling van het hiervoor vermelde overeengekomen loon vanaf 15 december 2021 tot en met 2 juni 2022, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 20% en vermeerderd met de wettelijke rente.
2.6
Granuband is terecht veroordeeld in de buitengerechtelijke kosten. Grief IX faalt.
2.7
Granuband heeft ten slotte geen belang bij behandeling van grief X, omdat dit een veeggrief betreft die naast de overige grieven geen zelfstandige betekenis heeft.
2.8
Partijen hebben geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden, zodat hun bewijsaanbiedingen daarom worden gepasseerd.
2.9
Granuband zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Het hof ziet geen gronden om Granuband te veroordelen in de volledige door [geïntimeerde] in hoger beroep gemaakte proceskosten, zoals door [geïntimeerde] is verzocht. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover daarbij Granuband is veroordeeld tot betaling van het overeengekomen loon vanaf 15 december 2021 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 50% en de wettelijke rente vanaf steeds de dag van verschuldigdheid van het loon tot de dag van betaling;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Granuband tot betaling van € 4.867,50 bruto per maand, te verhogen met vakantietoeslag en overige emolumenten, vanaf 15 december 2021 tot en met 2 juni 2022, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 20% en de wettelijke rente vanaf steeds de dag van verschuldigdheid van het loon tot de dag van betaling;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
veroordeelt Granuband in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 343,00 aan verschotten en € 2.366,00 voor salaris, en op € 173,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 90,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van deze beschikking plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na deze beschikking dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.T. van der Meer, T.S. Pieters en M.J.R. Brons en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.