ECLI:NL:GHAMS:2024:123

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
23-000978-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake witwassen en opzettelijk vervoer van heroïne met verborgen ruimte in bestelauto

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998, was aangeklaagd voor het opzettelijk vervoeren van ongeveer 28,38 kilogram heroïne en het witwassen van een geldbedrag van € 58.600, dat afkomstig zou zijn uit een misdrijf. De tenlastelegging betrof feiten die zich op 7 februari 2020 in Hoofddorp hebben afgespeeld. Tijdens een verkeerscontrole werd in de bestelauto van de verdachte een verborgen ruimte aangetroffen waarin de heroïne en het geld waren verstopt. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, omdat de verbalisanten zonder toestemming in de auto hadden gekeken. Het hof oordeelde echter dat de verdachte vrijwillig toestemming had gegeven voor het doorzoeken van de auto, waardoor het bewijs rechtmatig was verkregen. Het hof concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne en het geld, en dat hij zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Tevens werden de in beslag genomen voorwerpen, waaronder de bestelauto en het geld, verbeurd verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000978-23
datum uitspraak: 18 januari 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 27 maart 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-034861-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1998,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 februari 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 28,38 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 7 februari 2020 te Hoofddorp, althans in Nederland, een voorwerp (te weten een geldbedrag van € 58.600) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een voorwerp (te weten voornoemd geldbedrag), gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig misdrijf.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Overwegingen

Overwegingen ten aanzien van het gestelde vormverzuim
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte van beide feiten dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft zij - kort gezegd - aangevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, doordat de verbalisanten bij het uitvoeren van de verkeerscontrole misbruik hebben gemaakt van hun bevoegdheid, door zonder toestemming van de verdachte in het voertuig te kijken. Op grond van artikel 359a Sv heeft de raadsvrouw geconcludeerd tot bewijsuitsluiting van alle resultaten van de - door het ontbreken van die toestemming - onrechtmatige doorzoeking en daarmee, wegens het ontbreken van (ander) wettig en overtuigend bewijs, tot vrijspraak van de verdachte.
Oordeel van het hof
Het hof gaat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv uit van het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] van 7 februari 2020 (dossier doorgenummerde pagina’s 41 tot en met 43). Op grond van voornoemd proces-verbaal stelt het hof vast dat de verdachte aan de verbalisanten - vrijwillig en ondubbelzinnig - mondeling toestemming heeft gegeven om achterin de bestelauto te kijken. Dit maakt dat geen sprake is van het onrechtmatig openen van de zijdeur van de auto door [verbalisant01] . Deze verbalisant heeft genoteerd dat hij meteen bij het kijken in de bestelauto zag dat sprake was van een indicator voor een (niet standaard bij de bestelauto horende) verborgen ruimte. Na deze vaststelling konden de verbalisanten rechtmatig de verborgen ruimte openen, waarna zij meerdere blokken met vermoedelijk verdovende middelen en geld aantroffen.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het kijken in en vervolgens zoeken in de auto rechtmatig heeft plaatsgevonden, zodat geen sprake is van feiten en omstandigheden die moeten leiden tot de vaststelling dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. Het verweer dienaangaande wordt derhalve verworpen.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De raadsvrouw heeft zich (subsidiair) op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten omdat hij niet wist dat hij verdovende middelen en geld vervoerde. Bovendien blijkt uit het dossier niet dat hij beschikkingsmacht had over die voorwerpen.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van het dossier stelt het hof vast dat het voertuig waar de verdachte in reed een verborgen ruimte had, waarin naast 23,8 kilogram heroïne een geldbedrag van € 58.600,00 is aangetroffen. Het geld was gebundeld en zowel de heroïne als het geld bevonden zich in een verborgen ruimte onder de laadvloer van de auto, welke ruimte was voorzien van een hydraulisch open- en sluitsysteem met een tijdslot.
De verdachte ontkent wetenschap te hebben gehad van de aangetroffen heroïne en het geld. Hij heeft verklaard het voertuig te hebben geleend van ‘een vriend’, zodat hij naar Alkmaar kon rijden om een scooter op te halen die hij via een [website01] had gevonden. Hij stelt dat hij met dit doel ook naar Alkmaar is gereden, naar het adres van degene met wie hij had afgesproken, maar dat hij de scooter niet heeft gekocht omdat er geen overeenstemming over de koop is gevolgd.
Het hof gaat voorbij aan deze ontkennende verklaring van de verdachte, nu in die verklaring opvalt dat elk detail ontbreekt. Zo zou het voor de verdachte eenvoudig zijn geweest om meteen aan te geven op welk adres hij in Alkmaar was geweest, en met wie hij daar had gesproken. Ook met betrekking tot het lenen van de auto heeft de verdachte geen details genoemd. Het hof stelt dan ook deze verklaring als ongeloofwaardig terzijde.
Het hof stelt op grond van het forensische onderzoek en de inhoud van het dossier vast dat in het voertuig handschoenen met (onder meer) het DNA van de verdachte en sporen van verdovende middelen zijn aangetroffen.
Wetenschap van de aanwezige heroïne
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, stelt het hof vast dat het niet anders kan dan dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de aangetroffen heroïne in het voertuig waarin hij reed, en dat hij zich derhalve schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van (ongeveer) 23,8 kilogram van een stof bevattende heroïne.
Witwassen
Naar bestendige jurisprudentie is voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’, kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Het hof is van oordeel dat de omstandigheden waaronder het geldbedrag is aangetroffen – de ongebruikelijke bewaarplaats van het contante geldbedrag (namelijk in een verborgen ruimte in een auto), de hoogte van dit bedrag, het feit dat het is aangetroffen samen met een grote hoeveelheid heroïne – zonder meer het vermoeden rechtvaardigen dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is.
Dit betekent dat het aan de verdachte is om een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven voor een legale herkomst van het geld. Die verklaring van de verdachte is echter uit gebleven.
Het voorgaande leidt het hof tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het in de laadruimte van de, door de verdachte bestuurde, auto geldbedrag van € 58.600,00 uit misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit ook wist.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 februari 2020 te Hoofddorp opzettelijk heeft vervoerd 28,38 kilogram van een materiaal bevattende heroïne.
2.
hij op 7 februari 2020 te Hoofddorp
- een geldbedrag van € 58.600,00 voorhanden heeft gehad, en
- van dit geldbedrag de verplaatsing heeft verborgen, en heeft verhuld wie de rechthebbende was, terwijl hij wist dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde ook in hoger beroep zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoer van 23,38 kilo heroïne. Deze hoeveelheid is van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor de handel in heroïne en de verdere verspreiding daarvan. De verkoop en verspreiding van verdovende middelen werkt niet alleen andere vormen van (zware) criminaliteit in de hand, maar vormt ook een gevaar voor de volksgezondheid. De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 58.600,00. Het witwassen van geld dat uit misdrijf afkomstig is, vormt een bedreiging voor de integriteit van het financieel en economisch verkeer en van de openbare orde. Het hof acht de beide feiten ernstig.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 december 2023 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld, zodat het strafblad van de verdachte niet in zijn nadeel meeweegt.
Bij het bepalen van de straf(maat) heeft het hof acht geslagen op de LOVS oriëntatiepunten inzake het bezit van harddrugs en fraudedelicten. Het hof heeft in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geen aanleiding gezien daarvan in dit geval af te wijken. Het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf zoals door de verdediging verzocht, doet geen recht aan de ernst van de feiten. De verdachte heeft bovendien geen openheid van zaken gegeven, zodat ook op die grond geen aanleiding is af te wijken van de eerdergenoemde oriëntatiepunten. Hoewel het hof begrijpt dat oplegging van een gevangenisstraf een grote impact heeft op het leven van de verdachte, kan - gelet op dit voorgaande - niet met een andere straf worden volstaan.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf van achtendertig maanden passend en geboden.
Het hof heeft acht geslagen op de overschrijding van de redelijke termijn, nu deze in eerste aanleg overschreden met ruim dertien maanden. Gelet hierop zal het hof de straf matigen en in de plaats van een gevangenisstraf van achtendertig maanden een gevangenisstraf van na te melden duur opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Er zijn twee telefoons (één iPhone en één Bq Aquarius), een geldbedrag van € 58.600,00, een bestelauto en verdovende middelen in beslag genomen.
De rechtbank heeft beslist dat de verdovende middelen, de bestelauto en de Bq Aquarius dienen te worden onttrokken aan het verkeer en het geldbedrag verbeurd wordt verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat conform de rechtbank over het beslag zal worden beslist.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering tot onttrekking aan het verkeer van de Bq Aquarius telefoon moet worden afgewezen, nu niet alleen niet is vastgesteld dat dit een cryptotoestel betreft, maar ook het bezit van een dergelijk toestel niet zonder meer in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Het hof overweegt als volgt.
Verbeurdverklaring
Het onder 1 bewezenverklaarde is begaan met behulp van de inbeslaggenomen iPhone (nu de verdachte heeft verklaard deze telefoon te hebben gebruikt voor het navigeren in de auto waarin de heroïne werd vervoerd) en het onder 2 bewezenverklaarde met het geldbedrag van 58.600 euro. Het geld en de telefoon zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Onttrekking aan het verkeer
De hierna te noemen in beslag genomen voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het onder 1 bewezenverklaarde begane misdrijf aangetroffen.
Bestelauto
Op grond van het dossier stelt het hof het volgende vast. Op 7 februari 2020 is tijdens een controle een verborgen ruimte in de vloer van de laadruimte van de bestelauto aangetroffen. Deze verborgen ruimte is niet standaard in dit typebestelauto aanwezig is en wordt niet door de fabrikant geleverd. Over de standaard vanuit de fabriek gemonteerde metalen bodemplaat, was een tweede houten bodemplaat gemonteerd. Deze houten bodemplaat bestond uit twee delen, die zo waren gemonteerd dat het minimaal zichtbaar was en dat het daarom leek dat de laadruimte uit één bodemplaat bestond. De vloer van de laadruimte was bedekt met houten panelen en het voorste houten paneel bleek vanaf de cabine met een hydraulisch mechanisme met een tijdrelais bedienbaar waardoor een ruimte onder de vloer geopend en bereikt kon worden. Dit houten paneel dekte de toegang van de verborgen ruimte af, waarvoor een aanpassing aan het chassis van de bestelauto was gemaakt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke speciaal in een auto (in dit geval een bestelauto) professioneel aangebrachte voorzieningen veelal worden gebruikt voor criminele doeleinden zoals bijvoorbeeld het vervoer van drugs, geld en/of vuurwapens.
De verborgen ruimte maakt dat de bestelauto kennelijk is ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijke toezicht te onttrekken. Door de bestelauto terug te geven, zouden criminele activiteiten in stand worden gehouden, dan wel gestimuleerd. Het ongecontroleerde bezit van een bestelauto met een verborgen ruimte doet dan ook afbreuk aan een effectieve voorkoming en bestrijding van die criminele doeleinden en is daarom in strijd met het algemeen belang in de zin van artikel 36c Sr. De bestelauto zal worden onttrokken aan het verkeer.
Verdovende middelen en de telefoon (Bq Aquarius)
De verdovende middelen en deze telefoon zullen worden onttrokken aan het verkeer. Ten aanzien van deze goederen geldt dat deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, de voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte gepleegde feiten zijn aangetroffen. en deze kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel de belemmering van de opsporing daarvan.
Ten aanzien van de heroïne overweegt het hof dat het feit zoals bewezenverklaard onder 1 met behulp van deze verdovende middelen is begaan. Ten aanzien van de telefoon overweegt het hof nog dat het hier gaat om een zogenoemde PGP-telefoon, die -naar algemene ervaringsregels- geschikt is om criminele communicatie met betrekking tot het voorbereiden of plegen van soortgelijke feiten als de bewezenverklaarde te voeren en vaak ook als zodanig wordt gebruikt. Dit geldt te meer nu het aantreffen van de telefoon in samenhang kan worden gezien met het aantreffen van een bestelauto met daarin een verborgen ruimte, waarin zich een grote hoeveelheid heroïne en geld bevond.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel en straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- het geldbedrag van in totaal 58.600,00 Euro
(Omschrijving: G115182, Verschillende biljetten van 10, 20, 50, 100, 200 en 500 euro);
en
- de Apple iPhone (goednummer PL1100-2020026139-1115148).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Bestelauto [kenteken01] (Omschrijving: G1115140, grijs, merk: Mercedes-Benz)
1. STK Telefoontoestel (1115147) (Omschrijving: Bq Aquarius)
28 KG Verdovende Middelen (Omschrijving: G1115185, 28 pakken , getest heroïne)
1. STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G1115145, Stukje hasj, in jaszak verdachte.)
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting
hadden mr. M. Lolkema, mr. P. Greve en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 januari 2024.
Mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]