In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling met zijn kinderen. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank, had verzocht om een onderzoek naar de mogelijkheden van omgang en om begeleide omgang met zijn kinderen. De moeder, die het gezag over de kinderen uitoefent, verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking van de rechtbank, waarin het recht op omgang voor de vader voor onbepaalde tijd was ontzegd.
De procedure in hoger beroep begon op 3 oktober 2023, toen de vader in beroep ging tegen de beschikking van de rechtbank van 4 juli 2023. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 maart 2024 zijn zowel de vader als de moeder verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming was ook aanwezig, maar onthield zich van advies. Het hof heeft de wensen van de kinderen, die geen contact met de vader willen, zwaar laten wegen in hun beslissing.
Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat omgang met de vader ernstige nadelen voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de kinderen zou opleveren. De kinderen hebben in het verleden te maken gehad met huiselijk geweld en hebben intensieve behandeling ondergaan voor trauma's. Het hof concludeerde dat er op dit moment geen draagvlak is voor contact met de vader en dat het risico te groot is om de kinderen verder te belasten met een onderzoek naar de omgangsmogelijkheden. De verzoeken van de vader werden afgewezen en de beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd.