ECLI:NL:GHAMS:2024:1220

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
200.335.860/01 0K
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van vennootschappen met verstoorde verhoudingen tussen aandeelhouders

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 2 mei 2024 een beschikking gegeven in een geschil tussen verschillende besloten vennootschappen en hun aandeelhouders. De verzoeksters, [A] Beheer B.V. en [B] B.V., hebben een enquêteverzoek ingediend met als doel een onderzoek te laten uitvoeren naar het beleid en de gang van zaken binnen de vennootschappen over de periode van 1 januari 2019 tot de datum van het verzoekschrift. De aanleiding voor het verzoek zijn de verstoorde verhoudingen tussen de broers [D] en [C], die samen het familiebedrijf runnen, en de zorgen over de financiële administratie en het beleid van de vennootschappen. De Ondernemingskamer heeft geconstateerd dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken, onder andere door gebrekkige projectadministratie en contante ontvangsten die niet volledig zijn verantwoord. De Ondernemingskamer heeft besloten een onderzoek te bevelen en een derde persoon als bestuurder te benoemen met beslissende stem, om de verhoudingen te verbeteren en een oplossing voor het geschil te vinden. De kosten van het onderzoek komen voor rekening van de vennootschappen, en iedere partij draagt zijn eigen proceskosten.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.335.860/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 2 mei 2024
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] BEHEER B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B] B.V.,
beide gevestigd te [...] ,
VERZOEKSTERS,
advocaten:
mr. M.P.H. Sandersen
mr. R.M. de Rooij, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] BEHEER B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B] B.V.,
beide gevestigd te [...] ,
VERWEERSTERS,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C] HOLDING B.V.,
gevestigd te [...] ,
2.
[C],
wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. J.G.M. de Koningen
mr. J.G. Uijttenhove-Kuitert, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[D] HOLDING B.V.,
gevestigd te [...] ,
2.
[D],
wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. G.C. Endedijk, kantoorhoudende te Amsterdam.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoeksters/verweersters afzonderlijk als Beheer respectievelijk de Vennootschap en gezamenlijk als de Vennootschap c.s.;
  • [C] Holding B.V. als [C] Holding;
  • [C] als [C] ;
  • [C] Holding en [C] gezamenlijk als [C] c.s.;
  • [D] Holding B.V. als [D] Holding;
  • [D] als [D] ;
  • [D] Holding en [D] gezamenlijk als [D] c.s.

1.Het verloop van het geding

1.1
De Vennootschap c.s. hebben bij verzoekschrift van 18 december 2023 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van de Vennootschap c.s. over de periode van 1 januari 2019 tot de datum van het verzoekschrift;
als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure,
a. een derde persoon te benoemen tot bestuurder van Beheer met doorslaggevende stem, die zelfstandig bevoegd is om Beheer te vertegenwoordigen en zonder wie Beheer niet vertegenwoordigd kan worden;
b. te bepalen dat het bestuur van Beheer (te weten: de onafhankelijk bestuurder) de bijzondere taak kent het forensisch onderzoek bij de Vennootschap doorgang te laten vinden, de (concept)rapportages tot zich te nemen, de bevindingen met partijen te bespreken en aanbevelingen te doen dan wel maatregelen te treffen naar aanleiding van de bevindingen;
3. de kosten van het onderzoek en de voorzieningen voor rekening van de vennootschap te brengen.
1.2
De Vennootschap c.s. hebben op 22 februari 2024 een productie getiteld "aanvullende bijlage 26 bij enquêteverzoek met leeswijzer tevens verzoek tot handhaving vertrouwelijkheid en gedeeltelijke behandeling achter gesloten deuren" ingediend.
1.3
[C] c.s. hebben bij verweerschrift van 21 februari 2024 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
verzoeksters niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek om een onderzoek te gelasten dan wel dit verzoek af te wijzen;
voorwaardelijk, namelijk bij toewijzing van het verzoek van de Vennootschap c.s.;
a. het onderzoek mede te richten op het handelen van [D] ;
b. indien een derde persoon tot bestuurder van Beheer wordt benoemd, te bepalen dat deze persoon een doorslaggevende stem heeft;
c. en – zo begrijpt de Ondernemingskamer - als onmiddellijke voorziening voor de duur van de procedure [D] Holding te schorsen als bestuurder van Beheer;
3. verzoeksters te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.4
[D] c.s. hebben bij verweerschrift van 22 februari 2024 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
een onderzoek te gelasten naar het beleid en de gang van zaken binnen de Vennootschap c.s.;
het benoemen van een onderzoeker aan te houden;
als onmiddellijke voorziening voor de duur van de procedure,
a. een derde persoon te benoemen tot bestuurder van Beheer met beslissende stem;
b. te bepalen dat het bestuur van Beheer (te weten: de onafhankelijk bestuurder) de bijzondere taak kent het fiscale inkeertraject af te ronden, de facturatie op orde te brengen en een einde te maken aan ongewenst (financieel) gedrag binnen de Vennootschap;
4. te bepalen dat ieder van de partijen de eigen kosten draagt.
1.5
De Vennootschap c.s. hebben bij akte van 7 maart 2024 aanvullende producties overgelegd en hun eis gewijzigd, door de Ondernemingskamer te verzoeken de aanwijzing van een onderzoeker vooralsnog aan te houden.
1.6
[D] c.s. hebben bij akte van 7 maart 2024 aanvullende producties overgelegd.
1.7
De verzoeken zijn behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 14 maart 2024. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen en onder overlegging van de hierboven genoemde tevoren toegestuurde nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.Inleiding en feiten

2.1
[D] en [C] zijn broers. In de Vennootschap zetten zij het ruim zestig jaar geleden door hun vader [E] opgezette familiebedrijf voort. De onderneming is actief in grondverzet en tuinaanleg in de omgeving van Wassenaar. De zoon van [D] ( [F] ) en de zoon van [C] ( [G] ) zijn als werknemers in dienst van de Vennootschap. Tussen de broers en hun zonen bestaat een zekere taakverdeling. [C] en [G] zijn voornamelijk op locatie werkzaam en sturen de uitvoering van projecten (van met name particulieren) aan. [D] houdt zich bezig met de commerciële en financiële kant en geeft leiding aan met name bedrijfsmatige projecten. [F] beheert de administratieve processen. [F] is als enige bevoegd in het administratief systeem de lopende projecten af te sluiten (en bezit als zodanig de zogeheten ‘supervisorrechten’). De verhoudingen tussen [D] en zijn zoon [F] enerzijds en [C] en zijn zoon [G] anderzijds zijn vanaf omstreeks 2019 verslechterd. De broers (en zonen) verwijten elkaar over en weer (onder meer) gebrekkige (project)administratie, contante ontvangsten zonder deze (volledig) aan de Vennootschap af te dragen, een gebrek aan medewerking bij het fiscale inkeertraject en disfunctioneren binnen de Vennootschap.
2.2
De Vennootschap is op 29 november 2002 opgericht. Beheer is enig aandeelhouder en bestuurder van de Vennootschap. [D] en [C] houden elk, via hun persoonlijke holdingvennootschap, 50% van de aandelen in Beheer en vormen samen via dezelfde holdingvennootschappen het bestuur. De statuten van Beheer bepalen dat het bestuur met meerderheid van stemmen besluit en dat de algemene vergadering beslist ingeval de stemmen staken (artikel 13 lid 3). [D] en [C] zijn als (indirect) bestuurders ieder zelfstandig bevoegd Beheer, en daarmee (indirect) de Vennootschap, te vertegenwoordigen. [G] en [F] zijn vanaf 2008 respectievelijk 2016 in dienst van de Vennootschap.
2.3
In 2019 heeft de Vennootschap een nieuw administratiesysteem geïmplementeerd. Na de implementatie van dit nieuwe systeem is gebleken dat er sprake is van achterstanden in de verzending van facturen. Tussen de broers is er vervolgens onenigheid ontstaan over onder meer het (juiste en volledige) inzicht in de administratie, het opmaken van facturen, de vraag of facturen al dan niet waren voldaan en de contante geldstromen. De introductie van het nieuwe systeem vormde het startpunt van de verwijten over en weer.
2.4
De broers zijn in september 2022 via de branchevereniging een mediationtraject gestart. In dit traject zijn op 10 november 2022 werkafspraken vastgelegd en ondertekend door beide broers. De werkafspraken bepalen onder meer dat de aandeelhouders verplichtingen en opdrachten boven € 5000 eerst met de andere aandeelhouder afstemmen. De mediation heeft niet tot een oplossing tussen partijen geleid en is in mei 2023 beëindigd.
2.5
In juni 2023 heeft [D] zich, namens de Vennootschap, tot mr. Sanders gewend. Hierop heeft [C] mrs. De Koning en Uijtenhove-Kuitert ingeschakeld. Er hebben vervolgens gesprekken plaatsgevonden over het al dan niet instellen van een forensisch onderzoek bij de Vennootschap. Partijen zijn het hierover niet eens geworden.
2.6
Op 6 september 2023 heeft mr. Sanders, namens de Vennootschap, opdracht aan Ebben Partners (hierna: Ebben) verstrekt om een forensisch onderzoek uit te voeren naar – samengevat – de (verantwoording van) kosten en opbrengsten van projecten van de Vennootschap.
2.7
Op 20 september 2023 heeft [D] , namens de Vennootschap, een fiscalist ingeschakeld om fiscaal orde op zaken te stellen. De aanleiding hiertoe was dat er in de laatste jaren door de Vennootschap te weinig omzet- en loonbelasting is betaald. [C] heeft zich tegen het verstrekken van zowel de opdracht aan Ebben als het inhuren van de fiscalist gemotiveerd verzet.
2.8
In september 2023 heeft [C] , ondanks eerdere bezwaren van [D] en in weerwil van de onder 2.4 genoemde werkafspraken, voor de Vennootschap een dieplader aangeschaft voor een bedrag van € 92.000 excl. btw.
2.9
Ebben heeft op 7 december 2023 een conceptrapport voor commentaar aan partijen doen toekomen.
2.1
Op 8 december 2023 heeft [D] , namens de Vennootschap, een melding tot vrijwillige verbetering bij de belastingdienst gedaan.
2.11
Ebben heeft haar definitieve rapport op 12 februari 2024 doen toekomen aan mr. Sanders, die het op 14 februari 2024 aan [D] en [C] heeft gestuurd.

3.De gronden van de beslissing

3.1
De Vennootschap c.s. hebben aan hun verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de Vennootschap c.s. en dat de toestand van de Vennootschap c.s. nodig maakt dat onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. Als toelichting hebben de Vennootschap c.s. – samengevat – het volgende naar voren gebracht:
Uit het rapport van Ebben blijkt dat er op projecten soms forse verliezen worden geboekt. Dit komt omdat de in de administratie geboekte kosten niet (volledig) bij de klanten in rekening worden gebracht. Vermoedelijk is er sprake van contante ontvangsten die buiten de Vennootschap worden gehouden. De verlieslatende projecten die nader door Ebben zijn onderzocht vielen, op één project na, onder de verantwoordelijkheid van [C] .
Er is door de Vennootschap in de laatste jaren vanwege contante ontvangsten en contante loonbetalingen onvoldoende omzet- en loonbelasting betaald. [C] verleent geen/onvoldoende actieve medewerking aan het door [D] ingezette fiscale inkeertraject.
Er worden door [C] en [G] bedrijfsmiddelen ingezet voor eigen gewin (het kloven en verkopen van haardhout). Het is voor [D] niet mogelijk [G] op zijn gedrag aan te spreken. [G] neemt enkel de instructies van zijn eigen vader [C] aan.
Er is sprake van onenigheid op aandeelhouders- en bestuursniveau; de broers kunnen het bijvoorbeeld niet eens worden over het te voeren investeringsbeleid.
3.2
[D] c.s. onderschrijven het verzoek van de Vennootschap c.s. en de daaraan ten grondslag gelegde gronden.
3.3
[C] c.s. hebben verweer gevoerd. De Ondernemingskamer zal hieronder waar nodig op dit verweer ingaan.
Ontvankelijkheid
3.4
[C] c.s. hebben betoogd dat de Vennootschap c.s. niet-ontvankelijk moeten worden verklaard omdat (i) [D] niet bevoegd is om de Vennootschap c.s. te vertegenwoordigen omdat [D] een belang bij het verzoek heeft dat tegenstrijdig is met dat van de Vennootschap c.s., (ii) het verzoek niet een doel van de enquêteprocedure verwezenlijkt en (iii) [D] en [C] in de tijdens het mediationtraject gemaakte werkafspraken zijn overeengekomen geschillen door middel van bindend advies te laten beslechten.
3.5
De Vennootschap c.s. en [D] c.s. betwisten dat er sprake is van niet-ontvankelijkheid op basis van de door [C] c.s. aangevoerde gronden.
3.6
De Ondernemingskamer overweegt als volgt. [D] is als (indirect) bestuurder zelfstandig bevoegd om Beheer en daarmee (indirect) de Vennootschap te vertegenwoordigen en is derhalve bevoegd om dit enquêteverzoek namens de Vennootschap c.s. in te dienen. Van een direct of indirect tegenstrijdig belang van [D] dat aan die (indirecte) vertegenwoordigingsbevoegdheid in de weg zou kunnen staan, is niet gebleken. Het verzoek strekt tot verwezenlijking van een of meer doelen van de enquêteprocedure (openheid van zaken, herstel van verhoudingen). Verder geldt dat indien al moet worden aangenomen dat de tussen de broers overeengekomen alternatieve geschilbeslechting ook na de beëindiging van het mediationtraject nog geldig is, dit niet in de weg staat aan de bevoegdheid van [D] om als (indirect) zelfstandig bevoegde bestuurder een enquêteverzoek namens de Vennootschap c.s. in te dienen. Van de dwingendrechtelijke regeling van het enquêterecht kan niet bij overeenkomst worden afgeweken.
Gegronde redenen
3.7
De Ondernemingskamer is van oordeel dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de Vennootschap c.s. en zal een onderzoek gelasten naar het beleid en de gang van zaken van die vennootschappen. De Ondernemingskamer licht dit als volgt toe.
Financiële (project)administratie, contante geldstromen en fiscaal inkeertraject
3.8
[C] c.s. hebben betoogd dat de Ondernemingskamer het rapport van Ebben geheel buiten beschouwing dient te laten. Volgens [C] c.s. is het rapport van Ebben eenzijdig (gericht tegen [C] en [G] ) tot stand gekomen en heeft Ebben de regels van hoor en wederhoor geschonden. Ook indien de bezwaren van [C] c.s. tegen het rapport van Ebben in aanmerking worden genomen, geldt evenwel dat het rapport van Ebben een aantal belangrijke bevindingen bevat die onvoldoende zijn weersproken en gronden opleveren om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de Vennootschap c.s. te twijfelen. Ebben heeft een aantal projecten (van met name particuliere klanten) nader geanalyseerd. In het rapport van Ebben is gemotiveerd uiteengezet dat er projecten zijn waarvoor de in de administratie geboekte kosten niet (kenbaar) volledig bij de klant in rekening zijn gebracht en om onduidelijke redenen (deels) onbetaald zijn gebleven. De administratie van de nader onderzochte projecten geeft geen helder inzicht in de resultaten van de projecten. Facturen worden soms niet of veel te laat verstuurd, hetgeen leidt tot discussies met klanten; de discrepantie tussen de op een project geboekte kosten en de kenbare opbrengsten is soms aanzienlijk. Zo heeft Ebben in de nader onderzochte projecten (administratieve) verliezen geconstateerd variërend van € 54.169 tot € 155.011. [C] c.s. hebben op hun beurt aangevoerd dat projecten van [C] ten onrechte niet worden afgesloten door [F] , dat er op projecten van [C] kosten zijn geboekt die daar niet thuishoren en dat door [D] afgeboekte verliezen niet nader zijn onderzocht. Dit alles neemt evenwel niet weg dat er gezien het rapport van Ebben voldoende aanwijzingen zijn dat de door de Vennootschap gevoerde (project)administratie gebrekkig en onvolledig is en dat de rechten en verplichtingen van de Vennootschap daaruit onvoldoende kunnen worden gekend.
3.9
Uit het rapport van Ebben blijkt voorts dat er sprake is van contante ontvangsten (uit projecten van [C] en van [D] en uit de verkoop van haardhout), waarvan geen volledige en controleerbare administratie is bijgehouden. Er is een registratie van contante ontvangsten aangetroffen maar deze valt niet te herleiden tot de financiële administratie, aldus het rapport van Ebben. Niet duidelijk is of contante ontvangsten steeds volledig bij de Vennootschap terechtkomen. Met de contante opbrengsten die wel door de Vennootschap zijn ontvangen zijn onder meer overuren aan personeelsleden uitbetaald (overzichten van contante inkomsten en uitgaven zijn door [C] c.s. overgelegd als productie 38 en 39). Contante inkomsten van de verkoop van haardhout worden nog steeds in het geheel niet geadministreerd. Ten gevolge van deze niet op een juiste wijze verantwoorde contante inkomsten en uitgaven bevatten de in het verleden gedane fiscale aangiften onjuistheden. Er is een aanvang gemaakt met een fiscaal inkeertraject, maar uit het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat dit traject is afgerond en dat alle aangiftes inmiddels wel juist en volledig zijn gedaan. Vooralsnog geldt daarom dat de problemen rond de contante ontvangsten niet zijn opgelost.
Verstoorde verhoudingen
3.1
Niet in geschil is dat de verhoudingen tussen [D] en [C] ernstig en structureel zijn verstoord. Er bestaat onderling wantrouwen, onder meer ten aanzien van de contante ontvangsten en de juistheid en volledigheid van de (project)administratie. De verstoorde verhoudingen bemoeilijken de besluitvorming en dreigen te resulteren in een impasse op bestuurs- en aandeelhoudersniveau van Beheer en daarmee van de Vennootschap. Dit heeft zijn uitwerking op de door de Vennootschap gedreven onderneming. Weliswaar heeft [C] zich uiteindelijk neergelegd bij [D] bezwaar tegen aanschaf van een vrachtwagen van
€ 300.000, andere grote investeringsbeslissingen worden zonder overleg genomen of kunnen juist niet genomen worden. Zo is een dieplader door [C] in weerwil van de werkafspraken met [D] aangeschaft, maar over (de voorwaarden voor) het terugdraaien van die aanschaf worden de broers het niet eens. Ook kunnen de broers het over investeringen in de elektrificatie van het wagenpark niet eens worden. Van een volwaardig investeringsbeleid is aldus geen sprake. Over de te nemen vervolgstappen naar aanleiding van het rapport van Ebben worden de broers het evenmin eens. De verstoorde verhoudingen tussen [D] en [C] werken verder door in hun relatie met [G] en [F] : [D] heeft kritiek op het functioneren van [G] en [C] op het functioneren van [F] . De verhoudingen tussen de twee neven - die als medewerkers van de Vennootschap bepalende functies in de onderneming bekleden - zijn inmiddels ook verstoord. Door dit alles wordt het functioneren van de onderneming van de Vennootschap structureel bemoeilijkt.
Slotsom ten aanzien van het gevraagde onderzoek
3.11
Naar het oordeel van de Ondernemingskamer levert hetgeen hiervoor onder 3.8, 3.9 en 3.10 is vermeld, gegronde redenen op om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de Vennootschap c.s., die een onderzoek rechtvaardigen. Zij zal een onderzoek bevelen naar het beleid en de gang van zaken van de Vennootschap c.s. vanaf 1 januari 2019.
3.12
De Ondernemingskamer zal de aanwijzing van een onderzoeker voorlopig evenwel aanhouden om te bezien of al door de te treffen onmiddellijke voorzieningen een oplossing van het geschil kan worden bereikt. Ieder van partijen of de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder (zie hierna) kan op elk moment de Ondernemingskamer verzoeken de onderzoeker aan te wijzen. Voor het geval het komt tot aanwijzing van een onderzoeker, zal de Ondernemingskamer de onderzoeker vragen om binnen zes weken een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te sturen. De Ondernemingskamer zal partijen in dat geval in de gelegenheid stellen zich uit te laten over die begroting en vervolgens het onderzoeksbudget vaststellen.
Onmiddellijke voorzieningen
3.13
De Ondernemingskamer acht geen gronden aanwezig om [D] Holding bij wijze van onmiddellijke voorziening te schorsen als bestuurder van Beheer zoals door [C] c.s. (voorwaardelijk) is verzocht. De Ondernemingskamer acht het met het oog op de toestand van de Vennootschap c.s. wel noodzakelijk om als onmiddellijke voorziening, vooralsnog voor de duur van de procedure, naast de beide zittende bestuurders een derde als bestuurder van Beheer te benoemen aan wie in het bestuur van Beheer – voor zover nodig in afwijking van de statuten – een beslissende stem toekomt, wat betekent dat overeenkomstig die stem wordt besloten, ook als die stem afwijkt van de meerderheid van de uitgebrachte stemmen, en die zelfstandig bevoegd is Beheer te vertegenwoordigen en zonder wie Beheer niet vertegenwoordigd kan worden. De te benoemen bestuurder mag het ook tot zijn/haar taak rekenen te bezien of een minnelijke regeling tussen partijen kan worden bereikt (bijvoorbeeld door een splitsing van de activiteiten van de Vennootschap).
3.14
De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding de te benoemen bestuurder verdere instructies te geven omtrent zijn/haar taakvervulling (zoals door De Vennootschap c.s. en [D] c.s. enerzijds en [C] c.s. anderzijds is verzocht).
Overig
3.15
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek en de te benoemen bestuurder voor rekening brengen van de Vennootschap c.s. als hierna vermeld.
3.16
De Ondernemingskamer ziet ten slotte aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van [A] Beheer B.V. en [B] B.V. over de periode vanaf 1 januari 2019, zoals omschreven in rechtsoverweging 3.8 tot en met 3.10 van deze beschikking;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon om het onderzoek te verrichten;
houdt in verband met het bepaalde in 3.12 de vaststelling van het onderzoeksbudget aan en verzoekt de onderzoeker binnen zes weken na de beschikking waarbij hij als onderzoeker wordt aangewezen een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te sturen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van [A] Beheer B.V. en [B] B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor het begin van zijn/haar werkzaamheden zekerheid moeten stellen;
benoemt mr. W.A.H. Melissen tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van de procedure – voor zover nodig in afwijking van de statuten – een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot bestuurder van [A] Beheer B.V. met beslissende stem en bepaalt dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is [A] Beheer B.V. te vertegenwoordigen en dat zonder deze bestuurder [A] Beheer B.V. niet vertegenwoordigd kan worden;
bepaalt dat het salaris en de kosten van deze bestuurder voor rekening komen van [A] Beheer B.V. en bepaalt dat [A] Beheer B.V. voor de betaling daarvan ten genoegen van de bestuurder zekerheid dient te stellen vóór de aanvang van zijn/haar werkzaamheden;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.A.H. Melissen, voorzitter, mr. C.C. Meijer, mr. M.A.M. Vaessen, raadsheren, en mr. drs. G. Boon RA, drs. G.A.J. Dubbeld, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.C.W. Wijffels, griffier, en in het openbaar uitgesproken door W.A.H. Melissen op 2 mei 2024.