Uitspraak
Procesgang
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
verkoopvan het horloge.
Gerechtshof Amsterdam
Op 18 januari 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen de betrokkene, die in eerste aanleg was veroordeeld voor diefstal met geweld. De rechtbank had de betrokkene de verplichting opgelegd om € 9.000,- te betalen aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1998 en thans gedetineerd, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 4 januari 2024 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het bedrag zou worden verhoogd naar € 15.000,-, terwijl de betrokkene stelde geen voordeel te hebben genoten van de diefstal. Het hof heeft de verklaring van de betrokkene als niet aannemelijk beoordeeld, vooral omdat deze pas in hoger beroep werd gegeven en niet verifieerbaar was. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank om het wederrechtelijk verkregen voordeel te schatten in het voordeel van de verdachte bevestigd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank dan ook bekrachtigd, met inachtneming van de verweren die in hoger beroep zijn gevoerd.