In deze zaak gaat het om een klacht van een klager tegen een notaris, die betrokken was bij de levering van een perceel grond. Klager, die voor de onverdeelde helft eigenaar was van het perceel, heeft samen met een medeeigenaar hun aandeel verkocht aan een derde partij. De notaris heeft de akten van levering gepasseerd, maar klager verwijt de notaris dat hij heeft meegewerkt aan niet-transparante geldstromen en frauduleuze handelingen. Klager stelt dat de notaris de verkoopopbrengst onterecht onder zich heeft gehouden en dat hij onjuiste informatie heeft verstrekt over de uitbetalingsvoorschriften.
Het hof heeft de klacht in hoger beroep behandeld, waarbij klager en de notaris zijn verschenen. Klager heeft zijn klacht onderbouwd met een pleitnota. De notaris heeft gereageerd met een verweerschrift. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat en heeft de klachtonderdelen gezamenlijk besproken. Het hof concludeert dat de notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De notaris heeft de akten van levering gepasseerd op basis van vonnissen die in eerdere procedures zijn gewezen, en de betrokkenheid van de notaris bij de transactie was niet verwijtbaar. De klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard, en het hof bevestigt de beslissing van de kamer.
De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 30 april 2024, en het hof heeft alle klachtonderdelen ongegrond verklaard, net als de kamer. De notaris heeft voldoende gemotiveerd waarom hij niet heeft afgeweken van de gebruikelijke regels voor het uitbetalen van derdengelden, en de uitbetaling heeft plaatsgevonden op de door klager opgegeven rekening.