ECLI:NL:GHAMS:2024:1202

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
23-001997-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis politierechter inzake winkeldiefstal met partiële vrijspraak geweldscomponent

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1997, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 4 juli 2023, waarin hij was veroordeeld voor winkeldiefstal met geweld. De tenlastelegging betrof het wegnemen van diverse winkelgoederen, waaronder Coca-Cola en Danoontje, uit een winkel in Zaandam, waarbij geweld tegen een medewerker van de winkel zou zijn gepleegd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de diefstal wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd, maar heeft de geweldscomponent van de tenlastelegging niet bewezen geacht. Dit leidde tot een partiële vrijspraak voor het geweld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels een stabiel leven in Bulgarije heeft opgebouwd. De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001997-23
datum uitspraak: 18 april 2024
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 juli 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-236209-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1997,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 augustus 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, diverse winkelgoederen (waaronder Coca-Cola drank en Danoontje), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door zich eenmaal of meermalen los te rukken en/of die [slachtoffer] vast te pakken en/of (een) duwende en/of trekkende beweging(en) tegen die [slachtoffer] te maken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Partiële vrijspraak

Aan de verdachte is – kort samengevat – diefstal met geweld tenlastegelegd. Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte ten aanzien van de diefstal, acht het hof de tenlastegelegde winkeldiefstal wettig en overtuigend bewezen.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde geweldscomponent.
Het hof stelt – mede gelet op de ter terechtzitting in hoger beroep getoonde camerabeelden – vast dat na de diefstal buiten de winkel een fysieke confrontatie heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en het winkelpersoneel, waarbij de verdachte heeft geprobeerd zich los te maken nadat hij was vastgepakt. Naar het oordeel van het hof kan dit handelen van de verdachte in dit geval niet als geweld in de zin van diefstal met geweld gekwalificeerd worden, aangezien niet kan worden vastgesteld dat de verdachte die handelingen heeft gepleegd om na betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken of het bezit van de gestolen goederen te verzekeren.
Met de raadsvrouw is het hof dan ook van oordeel dat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 augustus 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad, diverse winkelgoederen (waaronder Coca-Cola drank en Danoontje), die aan Dekamarkt toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft oplegging van een voorwaardelijke straf bepleit.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hij heeft op schaamteloze wijze een boodschappenkar gevuld met supermarktproducten ter waarde van ruim 300 euro, waarna hij bij de zelfscankassa slechts een tweetal plastic tasjes heeft afgerekend teneinde met de bon de kassapoortjes te kunnen openen om de winkel te kunnen verlaten. Dit alles heeft zich afgepeeld onder het oog van het winkelpersoneel. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van te geven geen respect te tonen voor andermans eigendom. Feiten als het onderhavige veroorzaken bovendien veel hinder en overlast voor het gedupeerde winkelbedrijf.
Op basis van het voorgaande acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week in beginsel passend.
Het hof ziet – met de raadsvouw – in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter aanleiding om anders de beslissen. De verdachte is na het feit teruggekeerd naar Bulgarije en lijkt daar inmiddels een stabiel leven te hebben opgebouwd. Hij woont samen met zijn partner, heeft zijn studie afgemaakt en heeft een baan. Gelet op het voorgaande zal het hof de gevangenisstraf in geheel voorwaardelijke vorm opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. W.F. Groos en mr. M. Jeltes, in tegenwoordigheid van
mr. L.C. de Groot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 april 2024.
=========================================================================
[…]