ECLI:NL:GHAMS:2024:1183

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
200.333.477/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling en waardebepaling van een auto in het kader van echtscheiding met betwisting van leningen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, gaat het om de verdeling van een auto tussen partijen na hun echtscheiding. De rechtbank Amsterdam had eerder bepaald dat de auto aan de man zou worden toegedeeld tegen een waarde van € 16.000,-, waarbij de man € 8.000,- aan de vrouw moest betalen. De man is het niet eens met deze beslissing en stelt dat de waarde van de auto lager is en dat er leningen zijn afgesloten bij familie voor de aanschaf van de auto, die nog niet volledig zijn afgelost. Het hof heeft de zaak op 30 april 2024 behandeld en vastgesteld dat de waarde van de auto € 14.150,- bedraagt, gebaseerd op een ANWB Koerslijst. De man heeft echter niet kunnen bewijzen dat de leningen bestaan, ondanks zijn stellingen en bewijsstukken. Het hof heeft geoordeeld dat de man zijn stelling dat de vrouw mede draagplichtig is voor de leningen onvoldoende heeft onderbouwd. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd voor wat betreft het bedrag dat de man aan de vrouw moet betalen, en vastgesteld dat dit bedrag € 7.075,- bedraagt. De proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.333.477/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/13/726003 / FA RK 22-7442 (echtscheiding) en C/13/731632 / FA RK 23-2049 (verdeling)
beschikking van de meervoudige kamer van 30 april 2024 in de zaak in hoger beroep van:
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. K. Tülü te Haarlem,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. P.G.M. Lodder te Utrecht.

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak gaat over de verdeling van de auto van partijen.
1.2
De rechtbank Amsterdam heeft op 13 juli 2023 beslist dat de auto aan de man wordt toegedeeld tegen een waarde van € 16.000,-. De man is het er niet mee eens dat hij in verband daarmee € 8.000,- aan de vrouw moet betalen. Niet alleen is de waarde van de auto volgens hem lager, maar ook stelt hij dat partijen leningen bij familie zijn aangegaan om de auto te kunnen kopen en dat die nog niet geheel zijn afgelost. Ook de vrouw moet op deze leningen aflossen.
Het hof beslist dat van een lagere waarde van de auto wordt uitgegaan, maar komt tot het oordeel dat de man de leningen niet heeft bewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 13 oktober 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van genoemde beschikking van 13 juli 2023.
2.2
De vrouw heeft op 3 januari 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is ook nog ingekomen een bericht van de zijde van de man van 8 maart 2024 met bijlagen.
2.4.
De zaak is op 18 maart 2024 ter zitting behandeld. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaat van de man heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

Partijen zijn [in] 2021 gehuwd. Hun huwelijk is op 5 oktober 2023 ontbonden door inschrijving van de - in zoverre niet bestreden - beschikking van 13 juli 2023 in de registers van de burgerlijke stand.

4.Het geschil in hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, bepaald dat de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] (hierna: de Volkswagen of de auto) aan de man wordt toegedeeld en dat hij overeenkomstig het verzoek van de vrouw de helft van de waarde, welke helft € 8.000,- bedraagt, aan de vrouw moet voldoen.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, - na wijziging van zijn verzoek ter zitting in hoger beroep – de waarde van de Volkswagen te bepalen op € 14.150,- en te bepalen dat de vrouw mede draagplichtig is voor de huwelijkse schuld van € 14.000,- aan de vader en de zus van de man, onder veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
4.3
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist zal achten.

5.Beoordeling van het hoger beroep

5.1
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om over het (neven)verzoek tot verdeling te beslissen. Dat oordeel is juist, zodat het hof ook daarvan uitgaat. Dit geldt eveneens voor de toepassing van het Nederlands recht.
5.2
Het hof stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat de Volkswagen, die zij op 24 juli 2021 hebben gekocht voor € 14.000,-, in de beperkte gemeenschap valt en dat de auto aan de man wordt toegedeeld.
De man heeft met zijn hoger beroep de waarde van de auto aan de orde gesteld, die volgens hem lager is dan die waarvan de rechtbank is uitgegaan. Daarnaast stelt de man dat partijen ten behoeve van de aanschaf van de auto twee leningen van ieder € 7.000,- zijn aangegaan waarvan op dit moment nog een bedrag van € 12.500,- openstaat. De man wil dat de vrouw ook haar aandeel draagt in de aflossing van de leningen.
Het hof zal eerst de grief van de man ten aanzien van de waarde van de auto behandelen.
Waarde van de Volkswagen
5.3
De man heeft een print van de ANWB Koerslijst d.d. 8 maart 2024 in het geding gebracht waarin een waarde vermeld staat van een soortgelijke Volkswagen van € 14.150,- bij aan- en verkoop tussen particulieren.
Ter zitting in hoger beroep heeft de vrouw betoogd dat moet worden uitgegaan van de op de print vermelde ‘vervangingswaarde i.v.m. total loss’ van € 15.450,-. Subsidiair heeft zij gesteld te kunnen instemmen met een waarde van € 14.150,-.
5.4
Anders dan de rechtbank beschikt het hof over een concreet aanknopingspunt voor de waardebepaling van de Volkswagen, in de vorm van de print van de ANWB Koerslijst. In eerste aanleg had de vrouw de waarde geschat op € 16.000,-. Als peildatum voor de waardering geldt de datum van de feitelijke verdeling (zijnde de datum van de onderhavige beschikking), althans een datum gelegen zo dicht mogelijk bij dat moment. De print van de ANWB Koerslijst dateert van 8 maart 2024. Het hof bepaalt de waarde overeenkomstig die lijst op € 14.150,- nu dit een reële waarde is voor aan- en verkoop tussen particulieren. Dat betekent dat het bedrag dat de man aan de vrouw moet betalen ter zake van overbedeling voor zover het de Volkswagen betreft niet € 8.000,- maar € 7.075,- bedraagt.
Leningen ten behoeve van de Volkswagen
5.5
Vervolgens ligt de vraag voor of tegenover die waarde een nog af te lossen schuld staat. De man stelt dat partijen ten behoeve van de aankoop van de Volkswagen twee onderhandse leningen van ieder € 7.000,- zijn aangegaan bij zijn vader en zus. Tot op heden is daarvan in totaal € 1.500,- afgelost zodat een bedrag van € 12.500,- resteert dat door partijen gezamenlijk moet worden afgelost, zo stelt de man.
De vrouw heeft het bestaan van de twee leningen betwist. Volgens haar is de auto destijds bekostigd met gemeenschapsgeld, dat overigens grotendeels van haar (althans haar ouders) afkomstig was.
5.6
Het hof overweegt dat de man op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de stelplicht van feiten of rechten en, zo nodig, de bewijslast heeft van de door hem gestelde feiten en rechten met betrekking tot de leningen. Hij beroept zich immers op het rechtsgevolg daarvan.
De man heeft ter onderbouwing van zijn stellingen een geluidsopname van een gesprek en een (vertaalde) transcriptie daarvan in het geding gebracht. Het gaat volgens hem om een gesprek dat partijen op 27 mei 2022 (derhalve nog tijdens het huwelijk) hebben gevoerd in aanwezigheid van de vader van de vrouw (hierna: de schoonvader). In dat gesprek wordt - gezien de transcriptie - onder andere door de schoonvader – naar het hof aanneemt: tegen de man - gezegd: “maar nu [de vrouw] [de vrouw] zegt, dat jouw vader het geld wil, ja dan verkoop je die auto en geef je hem maar het geld terug, als hij druk zet op jou”. Even later wordt door de man - naar het hof aanneemt: tegen de schoonvader - gezegd: “jullie haalden ook auto, en leenden geld ervoor. Mijn vader dacht ook, om ons te helpen”.
Het hof constateert dat in het opgenomen gesprek wordt gesproken over een auto en over de vader van de man die geld terug wil. Dat wordt ook niet betwist door de vrouw, die evenmin weerspreekt dat zij bij het gesprek aanwezig was. Wel betwist zij dat hier over de door de man gestelde lening wordt gesproken. Naar het oordeel van het hof vormen de uitlatingen op zich onvoldoende bewijs voor de lening van € 7.000,- van de vader van de man aan partijen en dat de gestelde lening ten behoeve van de aanschaf van de Volkswagen is gegeven. Het hof ziet onvoldoende verband tussen het gesprek en de gestelde lening van de vader van de man.
5.7
De man heeft verder twee door hem ondertekende leningsovereenkomsten van 20 juli 2021 overgelegd met respectievelijk zijn vader en zijn zus. Naar het oordeel van het hof vormen deze evenmin voldoende bewijs voor de leningen, gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw. De beschreven voorwaarden in de leningsovereenkomsten zijn bovendien niet conform uitgevoerd. Zo is bepaald dat de lening aan de vader van de man vanaf januari 2023 wordt afgelost. Dat roept de vraag op waarom de vader van de man het geld dan in mei 2022 al terugvroeg, aldus de uitleg van de man bij het gesprek op de geluidsopname. De man heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat partijen in mei hun vakantiegeld ontvingen en dat zijn vader in de zomer van 2022 voor langere tijd naar Marokko zou gaan en geld nodig had. De man heeft echter geen verklaring van zijn vader in het geding gebracht om zijn toelichting te steunen. Ten aanzien van de lening door de zus van de man zou op 1 juli 2022 een eerste aflossing plaatsvinden van € 1.500,- tegelijk met rentebetaling. De man heeft slechts gesteld dat hij € 1.500,- heeft afgelost, maar niet aan wie en wanneer. Evenmin is enig bewijs van de aflossing overgelegd. Verder is niet overtuigend de stelling van de man dat zijn zus vanuit haar studiefinanciering een bedrag van € 7.000,- contant ‘in haar sok’ ter beschikking had. Enkele oudere bankafschriften uit 2018 en 2019, waaruit zou blijken dat zij gelden van haar rekening opneemt, kunnen hiervoor geen bewijs vormen, aangezien deze opnames niet gerelateerd kunnen worden aan de financiering van de aankoop van de auto door de man in 2021. Een oplopende studieschuld van de zus illustreert dat evenmin.
5.8
De man heeft voorts niet met stukken onderbouwd dat er bedragen van in totaal € 14.000,- aan hem zijn betaald. Ter zitting in hoger beroep heeft hij toegelicht dat hij deze bedragen contant heeft ontvangen. Zonder betalings- of stortingsbewijs is voor het hof echter niet vast te stellen dat er daadwerkelijk geld is geleend aan de man en de vrouw. Van de aflossing van (in totaal) € 1.500,- heeft het hof evenmin bewijs gezien.
5.9
Ook de leningen en de transcriptie in onderling verband overtuigen het hof niet. Gezien het vorenstaande concludeert het hof dat de man zijn stelling dat twee leningen van in totaal € 14.000,- zijn afgesloten bij de vader en de zus van de man ten behoeve van de aanschaf van de Volkswagen, ten aanzien waarvan de vrouw mede draagplichtig zou zijn, onvoldoende heeft onderbouwd. De man heeft nog wel een bewijsaanbod gedaan, maar hij heeft niet gespecificeerd wat hij wil bewijzen en op welke manier zodat voorbij gegaan wordt aan dit aanbod.
Het verzoek van de man om te bepalen dat de vrouw draagplichtig is voor de helft van deze leningen wordt dus ook afgewezen. Dat brengt mee dat de man aan de vrouw ter zake van overbedeling voor zover het de Volkswagen betreft een bedrag van € 7.075,- dient te voldoen. Het hof zal aldus bepalen.
5.1
Er is onvoldoende aanleiding om de vrouw te veroordelen in de proceskosten, zoals de man heeft verzocht. Deze kosten zullen op de gebruikelijke wijze worden gecompenseerd.
5.11
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij is bepaald dat de man aan de vrouw ter zake van overbedeling ten aanzien van de Volkswagen € 8.000,- zal voldoen en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de man aan de vrouw ter zake van overbedeling ten aanzien van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] een bedrag van € 7.075,- (ZEVENDUIZEND VIJFENZEVENTIG EURO) zal voldoen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier en is op 30 april 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.