ECLI:NL:GHAMS:2024:1182

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
200.334.785/01 en 200.334.787/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag van de bewindvoerder afgewezen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder, Van Amerongen Bewindvoering B.V. Verzoekers, [verzoekster] en [verzoeker], beiden wonende te [plaats A], hebben in hoger beroep beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, die hun verzoek om ontslag van de bewindvoerder had afgewezen. De verzoekers zijn van mening dat de communicatie met de bewindvoerder ernstig verstoord is en dat zij geen vertrouwen meer hebben in de bewindvoerder. Ze hebben ook aangevoerd dat er geen schuldhulptraject is opgestart, ondanks dat er al sinds 2015 sprake is van een onderbewindstelling.

Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter in eerste aanleg terecht heeft geoordeeld dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag van de bewindvoerder. De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat zij bereid is om samen met verzoekers in gesprek te gaan over hun situatie en dat zij al jaren betrokken is bij hun zaken. Het hof heeft overwogen dat de verzoekers vooral ontevreden zijn over de aard van de onderbewindstelling en de beperkingen die dit met zich meebrengt, maar dat dit niet voldoende is om de bewindvoerder te ontslaan. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en de verzoeken van verzoekers afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummers: 200.334.785/01 en 200.334.787/01
zaaknummers rechtbank: 10423165 BM VERZ 23-697 en 10426239 BM23-839 MV
beschikking van de meervoudige kamer van 30 april 2024 inzake
[verzoekster ] ,
en
[verzoeker] ,
beiden wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna respectievelijk te noemen: [verzoekster ] en [verzoeker] ,
advocaat: mr. V.J.M.H.Y. van Haaster te Haarlem,
Als belanghebbende in beide zaken is aangemerkt:
- Van Amerongen Bewindvoering B.V ;
Als belanghebbende in de zaak met zaaknummer 200.334.785/01 is aangemerkt:
- [zoon 1] ;
Als belanghebbende in de zaak met zaaknummer 200.334.787/01 is aangemerkt:
- [zoon 2] .

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter), van 31 augustus 2023, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
[verzoekster ] is (in de zaak met zaaknummer 200.334.785/01) op 15 november 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van voormelde beschikking.
2.2
[verzoeker] is (in de zaak met zaaknummer 200.334.787/01) op 15 november 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van voormelde beschikking.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- het proces-verbaal van de behandeling bij de kantonrechter, ingediend door verzoekers op 11 december 2023;
- een brief van Van Amerongen Bewindvoering B.V . van 12 december 2023 in beide zaken dat mondeling verweer zal worden gevoerd;
- een brief van de zijde van [verzoekster ] van 5 maart 2024 met bijlagen in de zaak met zaaknummer 200.334.785/01;
- een brief van de zijde van [verzoeker] van 5 maart 2024 met bijlagen in de zaak met zaaknummer 200.334.787/01.
2.4
De mondelinge behandeling van beide zaken heeft op 18 maart 2024 tegelijkertijd plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- verzoekers, bijgestaan door hun advocaat;
- [bewindvoerder ] namens Van Amerongen Bewindvoering B.V , die via een videoverbinding heeft deelgenomen.
[zoon 1] en [zoon 2] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Namens Stichting Schuldvrij, die als informant door het hof is opgeroepen, is evenmin iemand verschenen.

3.De feiten

3.1
[verzoekster ] is geboren [in] 1958. [zoon 1] is haar zoon.
[verzoeker] is geboren [in] 1955. [zoon 2] is zijn zoon.
[verzoekster ] en [verzoeker] hebben een relatie met elkaar en zij wonen sinds enkele jaren samen.
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter van 11 februari 2015 is met ingang van 12 februari 2015 een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [verzoekster ] wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden en daarbij is bepaald dat inschrijving in het daartoe bestemde register dient plaats te vinden, met benoeming van Stichting Beschermingsbewind Meerderjarigen Den Helder te Den Helder tot bewindvoerder.
3.3
Bij beschikking van de kantonrechter van 6 maart 2018 is Stichting Beschermingsbewind Meerderjarigen Den Helder met ingang van 20 maart 2018 ontslagen als bewindvoerder van [verzoekster ] , onder gelijktijdige benoeming van Van Amerongen Bewindvoering B.V . te Alkmaar tot bewindvoerder, overigens onder gelijke condities als bij de instelling van het bewind is bepaald.
3.4
Bij beschikking van 9 december 2020 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, is met ingang van 10 december 2020 een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [verzoeker] wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand en daarbij is bepaald dat inschrijving in het daartoe bestemde register dient plaats te vinden, met benoeming van Koning Bewindvoering en Budgetbeheer B.V. te Zaandam tot bewindvoerder.
3.5
Bij beschikking van 10 november 2022 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, is Koning Bewindvoering en Budgetbeheer B.V. met ingang van 24 november 2022 ontslagen als bewindvoerder van [verzoeker] , onder gelijktijdige benoeming van Van Amerongen Bewindvoering B.V . te Alkmaar tot bewindvoerder, overigens onder gelijke condities als bij de instelling van het bewind is bepaald.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van verzoekers om Van Amerongen Bewindvoering B.V . te ontslaan als hun bewindvoerder en Stichting Schuldvrij te benoemen tot opvolgend bewindvoerder afgewezen.
4.2
[verzoekster ] verzoekt (in de zaak met zaaknummer 200.334.785/01), met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, haar inleidend verzoek alsnog toe te wijzen.
4.3
[verzoeker] verzoekt (in de zaak met zaaknummer 200.334.787/01), met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, zijn inleidend verzoek alsnog toe te wijzen.
4.4
Van Amerongen Bewindvoering B.V . (hierna: de bewindvoerder) heeft (mondeling) verweer gevoerd en verzoekt de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de rechter ontslag worden verleend met ingang van een door deze te bepalen dag, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
Standpunten verzoekers
5.2
Verzoekers zijn het er niet mee eens dat de kantonrechter hun verzoek tot ontslag van de bewindvoerder heeft afgewezen. Zij zijn niet meer tevreden en zij hebben geen vertrouwen meer in de bewindvoerder. Daarom, en gezien de stress die de slechte communicatie hun geeft, is voor verzoekers onbegrijpelijk hoe de kantonrechter heeft kunnen oordelen dat geen sprake is van een onherstelbare verstoorde communicatie. De kantonrechter had ook acht moeten slaan op artikel 1:435 lid 3 BW, op grond waarvan de rechter (bij het instellen van het bewind) bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende volgt, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Als de rechthebbende een dusdanige sterke voorkeur heeft voor een andere bewindvoerder dat het tot onrust leidt, is sprake van gewichtige redenen die nopen tot ontslag.
[verzoekster ] voegt aan het voorgaande toe dat voor haar nog steeds geen schuldhulptraject in gang is gezet terwijl al sinds 2015 sprake is van een onderbewindstelling. Het ligt op de weg van de bewindvoerder om dat te regelen en de bewindvoerder heeft dat ook toegezegd, maar tot op heden is dat niet gebeurd. [verzoekster ] wil graag van haar schulden af, zo heeft zij ter zitting in hoger beroep benadrukt. Tijdens het bewind onder de huidige bewindvoerder heeft zij geen nieuwe schulden gemaakt, anders dan de bewindvoerder tegenover de kantonrechter heeft verklaard.
[verzoeker] heeft ter onderbouwing van zijn verzoek nog aangevoerd dat hij niet tevreden is over de hoogte van het leefgeld van € 70,- per week. Na aftrek van de kosten van de benzine voor het bezoek aan zijn moeder in België, blijft nog maar € 30,- per week over voor verzoekers om samen van te leven. Verder wil [verzoeker] kunnen bijverdienen naast zijn AOW-uitkering, maar de bewindvoerder staat hem dat niet toe. Ter zitting in hoger beroep heeft [verzoeker] verklaard dat voor hem vooral van belang is dat hij zelf over zijn geld kan bepalen en beschikken, zoals hij dat bij zijn vorige bewindvoerder ook kon.
Standpunt bewindvoerder
5.3
De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij de bewindvoerder van verzoekers wil blijven. Zij is al jaren betrokken bij hen en hun verstandhouding is over het algemeen goed, al klopt het dat verzoekers boos worden als zij bepaalde aankopen of abonnementen niet toestaat. Wellicht kunnen de bewindvoerder en verzoekers, al dan niet met behulp van de begeleider van [verzoeker] , bespreken of een andere aanpak prettiger is voor verzoekers.
Daarnaast is de bewindvoerder ter zitting ingegaan op een aantal verwijten van verzoekers. Zo heeft zij toegelicht dat de schuldenlast van [verzoekster ] hoog blijft en dat die in totaal rond de € 70.000,- blijft. Er worden wel schulden afgelost, maar [verzoekster ] gaat ook nog steeds nieuwe financiële verplichtingen aan, ook nog na de zitting bij de kantonrechter. Gezien de hoogte van de schulden kan de bewindvoerder inderdaad weinig verzoeken van verzoekers inwilligen: er is geen budget voor een abonnement op een deurbel van Ring of voor een dierenverzekering of een abonnement op een dagblad. Dat er toch steeds weer sprake is van nieuwe bestellingen, abonnementen en diensten maakt deelname aan een schuldhulptraject lastig. Toch wil de bewindvoerder graag samen met verzoekers in gesprek met de gemeente om te verkennen wat er mogelijk is aan hulp bij de schulden.
Oordeel van het hof
5.4
Het hof overweegt als volgt. Voorop wordt gesteld dat geen sprake is van een eerste benoeming van een bewindvoerder, waarbij uitdrukkelijk de voorkeur van rechthebbende over de persoon van de bewindvoerder een rol speelt. Voor ontslag van een bewindvoerder is meer nodig dan de sterke wens een andere bewindvoerder te benoemen. Uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting blijkt dat de bewindvoerder tekortgeschoten is in haar taak als bewindvoerder. [verzoekster ] neemt het de bewindvoerder vooral kwalijk dat er geen schuldhulp is gestart, maar gebleken is dat [verzoekster ] zelf een dergelijk traject bemoeilijkt door toch steeds weer nieuwe uitgaven te doen. Van een deel van deze uitgaven heeft [verzoekster ] uitgelegd dat zij daarmee kosten probeert te besparen, bijvoorbeeld door over te stappen naar een andere (goedkopere) energieleverancier of door een abonnement op een containerservice aan te gaan (hetgeen goedkoper is dan per losse gevulde afvalbak te betalen), maar doordat [verzoekster ] veelal niet eerst overlegt met de bewindvoerder ontstaan geregeld dubbele lasten of leveren de acties van [verzoekster ] in ieder geval geen besparing op. Van een ander deel van de uitgaven heeft [verzoekster ] betoogd dat die laag zijn, zoals het abonnement op een digitaal dagblad en op een Ring-deurbel. Gezien de hoogte van de schulden van [verzoekster ] is echter ook daarvoor geen enkele ruimte.
De bedoelingen van [verzoekster ] mogen dan ook (deels) goed zijn, het resultaat is dat zij nieuwe financiële verlichtingen aangaat en dat staat schuldhulp in de weg. Dat kan de bewindvoerder niet worden verweten.
Evenmin is gebleken van andere gewichtige redenen die ontslag van de bewindvoerder rechtvaardigen. Er is geen sprake van slecht bewind dan wel van nalatigheid (bijvoorbeeld door te weinig inzicht te geven) dan wel van een anderszins onwerkbare situatie. Verzoekers zijn het niet steeds eens met de handelwijze van de bewindvoerder, maar hun grieven lijken vooral te zijn gericht tegen de aard van onderbewindstelling die meebrengt dat zij, zoals door [verzoeker] ter zitting in hoger beroep naar voren is gebracht, niet meer zelf kunnen bepalen waaraan zij hun geld uitgeven. Hun bezwaren lijken niet zozeer gericht tegen het handelen van de bewindvoerder zelf, die naar het oordeel van het hof juist een grote inzet laat zien om te voorkomen dat de schulden van [verzoekster ] oplopen, dat beslag wordt gelegd en dat verzoekers hun woning (dientengevolge) kwijtraken. Het is dan ook aannemelijk dat verzoekers bij een andere bewindvoerder dezelfde bezwaren zouden uiten. Niet gebleken is bovendien dat verzoekers dermate gebukt gaan onder spanningen in de verstandhouding met deze bewindvoerder dat gesproken kan worden van een onwerkbare situatie. De door verzoekers gestelde feiten en omstandigheden op grond waarvan zij een sterke voorkeur voor een andere bewindvoerder hebben, leveren geen gewichtige redenen op als gevolg waarvan de huidige bewindvoerder niet kan aanblijven.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, heeft de kantonrechter naar het oordeel van het hof terecht en op goede gronden de verzoeken tot ontslag van de bewindvoerder afgewezen. Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
5.5
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep en wijst het in hoger beroep verzochte in beide zaken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier en is op 30 april 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.