ECLI:NL:GHAMS:2024:1165

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
200.324.736/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Online identificatieproces door bank in het kader van de AVG

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Servicekosten Consultancy V.O.F. en een vennoot, [appellant 2], tegen International Card Services B.V. (ICS) over de rechtmatigheid van een online identificatieproces dat ICS heeft ingevoerd voor haar klanten. De appellanten hebben sinds 2015 een zakelijke creditcard bij ICS en hebben in 2021 bezwaar gemaakt tegen de wijze van online identificatie, waarbij een kopie van het identiteitsbewijs van [appellant 2] wordt opgeslagen. De appellanten willen zelf een gewaarmerkte kopie aanleveren, maar ICS heeft dit geweigerd en dreigde de creditcard te blokkeren. De rechtbank heeft de vorderingen van de appellanten afgewezen, waarna zij in hoger beroep zijn gegaan.

Het hof heeft vastgesteld dat ICS op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) verplicht is om een cliëntenonderzoek uit te voeren, waarbij de identiteit van de klant moet worden geverifieerd. Het hof oordeelt dat de door ICS gehanteerde online identificatieprocedure niet in strijd is met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De appellanten hebben onvoldoende onderbouwd dat de verwerking van hun persoonsgegevens niet noodzakelijk is voor de identificatie. Het hof concludeert dat ICS gerechtigd is om de gekozen procedure te hanteren en dat de appellanten niet kunnen eisen dat zij een gewaarmerkte kopie van hun identiteitsbewijs aanleveren. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de appellanten in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.324.736/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/718627/ HA ZA 22-458
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 april 2024
in de zaak van

1.SERVICEKOSTEN CONSULTANCY V.O.F.,

gevestigd te Hoofddorp,
2.
[appellant 2],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. B.O. Eschweiler te Amsterdam,
tegen
INTERNATIONAL CARD SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.L. Bremmer te Amsterdam.
Partijen worden hierna SKC, [appellant 2] (gezamenlijk: [appellanten]) en ICS genoemd.

1.De zaak in het kort

[appellanten] heeft sinds 2015 een zakelijke creditcard van ICS. In 2021 heeft ICS [appellanten] verzocht om zich online te identificeren. [appellanten] heeft bezwaren tegen de wijze waarop deze identificatie plaatsvindt en hoe zijn gegevens daarbij worden verwerkt, met name tegen het scannen van het identiteitsbewijs van [appellant 2] waarbij een kopie van het identiteitsbewijs wordt opgeslagen. [appellanten] wil zelf een gewaarmerkte kopie van het identiteitsbewijs kunnen aanleveren. Dit heeft ICS niet geaccepteerd. ICS heeft aangekondigd de creditcard te zullen blokkeren en mogelijk de overeenkomst te zullen opzeggen. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellanten], waarmee hij dit beoogt te voorkomen, afgewezen.

2.Het geding in hoger beroep

[appellanten] is bij dagvaarding van 1 maart 2023 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 11 januari 2023 van de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen SKC en [appellant 2] als gedaagden in verzet (oorspronkelijk eisers) en ICS als eiseres in verzet (oorspronkelijk gedaagde).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 8 maart 2024 laten toelichten door hun advocaten, mr. Eschweiler aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen.
Ten slotte is arrest gevraagd.

3.Feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.
SKC, waarvan [appellant 2] vennoot is, houdt sinds 2015 een zakelijke creditcard aan bij ICS, een dochtervennootschap van ABN AMRO Bank N.V. De creditcard is op naam gesteld van [appellant 2] Servicekosten Consultancy en wordt door [appellant 2] gebruikt voor zakelijke betalingen.
3.2.
[appellant 2] houdt ook een privé creditcard aan bij ICS, waarvan hij en zijn echtgenote ieder kaarthouder zijn.
3.3.
Op de overeenkomsten met [appellanten] zijn de Algemene Card-voorwaarden ICS van januari 2021 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing.
3.4.
In 2020 is ICS gestart met het (opnieuw) controleren van de identiteit van haar klanten. Bij e-mailbericht van 4 mei 2021 heeft ICS SKC verzocht de bedrijfsgegevens te controleren en aan te vullen. Nadat [appellant 2] de gegevens van SKC had aangevuld, ontving hij dezelfde dag een e-mailbericht van ICS met het verzoek zich online te identificeren. Dit e-mailbericht luidt, voor zover hier relevant:
“(…) Nu is het tijd voor de volgende stap: online identificatie. Ook deze stap is nodig om te kunnen voldoen aan de eisen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). In deze e-mail leest u wat er precies moet gebeuren. Alvast bedankt voor uw medewerking.
Veilig online identificeren – zo werkt het
Om uw Card(s) te kunnen blijven gebruiken, is het belangrijk dat u zich identificeert vóór
03 juni 2021. Online identificeren is veilig en gemakkelijk en duurt maar een paar minuten:
1. Haal uw
persoonlijke validatiecodeop in Mijn ICS Business: log in als Contactpersoon en klik op de knop ‘Codes ophalen’.
2. Bekijk de uitleg op icsbusiness.nl/id en klik op de knop
Start online identificatie. Let op: de identificatie kan alleen met een smartphone.
(…)
Wat doen we met uw gegevens?
Bij ICS vinden wij uw privacy belangrijk. Wij zorgen er daarom voor dat wij uw gegevens zorgvuldig verwerken. Op icsbusiness.nl/id en op icsbusiness.nl/privacy-statement vindt u hierover meer informatie(…)”
3.5.
Volgens de door ICS op haar website weergegeven uitleg houdt de online identificatie kort gezegd het volgende in. De klant downloadt de app “ICS Identificeren” op een smartphone. De klant vult zijn geboortedatum en de ontvangen persoonlijke validatiecode in. Vervolgens kiest de klant welk identiteitsbewijs hij wenst te gebruiken voor de identificatie. De klant maakt een foto van het originele identiteitsbewijs. Een foto van een foto of een kopie van het identiteitsbewijs wordt niet goedgekeurd. Het identiteitsbewijs dient onbeschreven te zijn. Daarnaast maakt de klant een foto van zichzelf met de smartphone (selfie). Ook hiervoor geldt dat een foto van een foto niet wordt goedgekeurd. Tot slot slaat de klant beide foto’s op in de app (uploaden).
3.6.
Verder is op de website van ICS onder het kopje “veelgestelde vragen” over de online identificatie het volgende te lezen, voor zover hier relevant:

Waarvoor gebruiken jullie de foto van mijn identiteitsbewijs?
We gebruiken de foto van uw identiteitsbewijs voor de identificatie en de controle van uw gegevens. Via de foto controleren we of uw identiteitsbewijs echt is, en of het echt van u is. We bewaren de foto daarna als bewijs van uw identificatie. We gaan zorgvuldig om met de foto’s die u maakt bij de online identificatie, en met de andere gegevens die u met ons deelt. Meer hierover leest u in ons Privacy Statement.
Goed om te weten: de foto die u van het identiteitsbewijs maakt, en wij bewaren, krijgt een watermerk. Zodat het document echt alleen gebruikt kan worden voor uw online identificatie bij ICS. Het watermerk ziet er zo uit (…)
Hoelang bewaren jullie mijn identificatie?
De foto van uzelf en de foto van uw identiteitsbewijs met het watermerk, bewaren wij in onze systemen zolang u klant bij ons bent. Daarna bewaren we de foto’s nog eens 7 jaar. Dat is omdat wij, net als andere bedrijven, verplicht zijn om onze administratie 7 jaar te bewaren (…)”
3.7.
Bij e-mailbericht van 25 mei 2021 heeft ICS een herinnering verstuurd aan SKC, waarin ICS haar verzoek tot online identificatie heeft herhaald. Hierin heeft ICS verder geschreven, voor zover relevant:
“(…)
Voorkom dat de Card(s) worden geblokkeerd
Om de Card(s) van uw bedrijf te kunnen blijven gebruiken, is het belangrijk dat de identificatie gebeurt vóór 03 juni 2021. Daarna moeten wij de Card(s) van uw bedrijf helaas blokkeren en mogelijk onze overeenkomst met u opzeggen. (…)”
3.8.
[appellant 2] heeft zich niet voor 3 juni 2021 online geïdentificeerd. [appellant 2] heeft bij ICS zijn bezwaren geuit tegen het uploaden van een onbeschreven kopie van zijn identiteitsbewijs. Ter onderbouwing hiervan heeft [appellant 2] verwezen naar de website van de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP), met name de volgende passages:

Mag ik iets op een kopie van mijn identiteitsbewijs schrijven?
Ja, dat mag. U heeft altijd het recht om een tekst door de kopie van uw identiteitsbewijs heen te schrijven. Zo beschermt u de kopie tegen identiteitsfraude.
In sommige gevallen heeft een organisatie of bedrijf een wettelijke grondslag om een volledige kopie van uw identiteitsbewijs te verwerken voor een specifiek doel.
Bijvoorbeeld wanneer u als werknemer in dienst treedt bij een bedrijf. Uw werkgever moet dan een kopie van uw identiteitsbewijs bewaren.
Maar ook in die gevallen heeft u altijd het recht om een tekst door de kopie van uw identiteitsbewijs heen te schrijven. Bijvoorbeeld: ‘Kopie voor [naam werkgever] van [datum]’.
Zo beschermt u de kopie tegen identiteitsfraude, want de volledige kopie zal niet zomaar voor een ander doel gebruikt kunnen worden.
Let op: alle persoonsgegevens (zoals de foto en het BSN) op de beschreven kopie moeten leesbaar zijn. Ook de foto moet voldoende zichtbaar zijn om u te kunnen identificeren.
Wat u op de kopie schrijft, mag dus geen afbreuk doen aan de identificerende functie van de kopie. (…)
Mag een organisatie een beschreven kopie van mijn identiteitsbewijs weigeren?
Nee, dat mag niet. Wanneer die organisatie een wettelijke grondslag heeft om een volledig kopie van het identiteitsbewijs te verwerken, dan is een beschreven kopie hiervoor genoeg.
U kunt er dus voor kiezen om op de kopie te schrijven. Dat is ook aan te raden, want zo beschermt u de kopie tegen identiteitsfraude. (…)”
3.9.
Naar aanleiding van de bezwaren van [appellant 2] heeft ICS in haar e-mailberichten van 15 en 16 juni 2021 [appellant 2] onder andere uitgelegd waarom het nodig is dat hij zich online identificeert en waarom hij het identiteitsbewijs niet mag beschrijven:

Waarom kunt u het identiteitsbewijs niet beschrijven?
U kunt het identiteitsbewijs niet beschrijven. Zoals eerder aangegeven kunnen we alleen digitaal identificeren. Bij de identificatie moet het identiteitsbewijs op echtheid worden gecontroleerd. Schrijft u iets op het document dan zorgt dit ervoor dat de echtheid van het document niet kan worden vastgesteld. (…)”
3.10.
Bij e-mailbericht van 22 juni 2021 heeft ICS twee alternatieven voor het online identificeren voorgedragen, namelijk identificatie aan huis of identificatie bij de notaris. Bij de eerste variant komt een medewerker van het door ICS ingeschakelde bedrijf AMP bij de klant langs om hem te identificeren. De medewerker gebruikt hiervoor dezelfde software als bij de online identificatie (via de app). Bij de tweede variant kan de klant zich bij de notaris identificeren, die daarvan een akte opmaakt. In beide gevallen wordt het identiteitsbewijs op echtheid gecontroleerd door middel van een scanner. [appellant 2] heeft op dezelfde dag in een e-mail gereageerd en kort gezegd te kennen gegeven dat de door ICS aangeboden alternatieven niet bespreekbaar zijn.
3.11.
Na afwijzing van zijn klacht heeft [appellant 2] zijn rechtsbijstandverzekeraar DAS ingeschakeld. Naar aanleiding van een brief van DAS van 30 juli 2021 heeft ICS bij e-mailbericht van 11 augustus 2021 aangegeven in afwachting van een inhoudelijke reactie van DAS zowel de creditcard als de privé creditcard vooralsnog niet te blokkeren.
3.12.
Bij e-mailbericht van 24 september 2021 heeft DAS namens [appellant 2] als volgt bericht:
“(…) Gelet op het voorgaande verzoek ik u binnen twee weken na heden aan mij te bevestigen dat u de creditcard(s) van cliënt niet zult blokkeren en dat u genoegen neemt met een beschreven kopie van het identiteitsbewijs van cliënt (nadat een fysieke identificatie van cliënt en controle van de echtheid van het identiteitsbewijs hebben plaatsgevonden bij hem thuis, bij u op kantoor of op een kantoor van ABN AMRO in de regio Hoofddorp/Amsterdam). (…)”
3.13.
In reactie daarop heeft ICS op dezelfde dag te kennen gegeven geen andere alternatieven te accepteren dan de identificatie aan huis door een AMP medewerker of de identificatie bij de notaris zoals hiervoor onder 3.10 beschreven en heeft de klacht van [appellant 2] wederom afgewezen.
3.14
De website van de AP vermeldt het volgende over identificatie bij een bank:

Kopie identiteitsbewijs bij identificatie
Bij het cliëntenonderzoek moet de financiële onderneming of dienstverlener een aantal gegevens van u vastleggen. In de Wwft staat dat dit mag door een kopie, scan of foto (hierna noemen we dit 'kopie') van uw identiteitsbewijs te maken. Hiermee kan de financiële onderneming of dienstverlener bewijzen dat uw identiteit is vastgesteld.”

4.Eerste aanleg

4.1.
[appellanten] heeft in eerste aanleg gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat ICS niet van [appellanten] kan eisen zich op de wijze zoals door ICS wordt voorgeschreven te doen identificeren;
II. voor recht verklaart dat [appellant 2] gerechtigd is een (fysieke) identificatie te eisen, in het kader waarvan een kopie en/of scan van het originele identiteitsbewijs, zonder dat deze is gewaarmerkt, achterwege blijft;
III. voor recht verklaart dat [appellant 2] gerechtigd is zelf een waarmerk aan te brengen op een kopie van het identiteitsbewijs welke voor ICS tot opslag ex artikel 33 Wwft dient;
IV. ICS verbiedt de creditcard te blokkeren en de rechtsverhouding tussen partijen te doen beëindigen, enkel en alleen vanwege de omstandigheid dat [appellanten] zich aan de door ICS voorgeschreven identiteitsprocedure niet wenst te conformeren;
V. ICS veroordeelt in de kosten van de procedure.
4.2.
Bij verstekvonnis van 20 april 2022 zijn de vorderingen van [appellanten] integraal toegewezen en is ICS veroordeeld in de proceskosten.
4.3.
Na verzet van ICS heeft de rechtbank in het bestreden vonnis het verstekvonnis vernietigd en de vorderingen van [appellanten] afgewezen, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten van de verzetprocedure.

5.Beoordeling

5.1.
[appellanten] heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd. [appellanten] heeft geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en, zo begrijpt het hof, tot het bekrachtigen van het verstekvonnis, met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van ICS in de proceskosten met rente.
5.2.
ICS heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van [appellanten] in de proceskosten.
5.3.
Gelet op wat [appellanten] met grief I aanvoert over de inhoud van de e-mail van zijn gemachtigde van 24 september 2021 heeft het hof de beschrijving daarvan aangepast in 3.12. Deze grief kan echter niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden, gelet op de hierna volgende beoordeling.
5.4.
Met grieven II en III voert [appellanten] aan dat de bepalingen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) niet verplichten tot de door ICS gehanteerde identificatie- en verificatieprocedure die online plaatsvindt en/of waarbij elektronische identificatiemiddelen worden gebruikt, zodat de verwerking van de persoonsgegevens van [appellant 2] die daarbij plaatsvindt niet noodzakelijk is om te voldoen aan een wettelijke verplichting, in de zin van artikel 6 lid 1 onder c van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Deze verwerking is daarom niet rechtmatig, en dus mocht [appellanten] zijn medewerking daaraan weigeren, aldus [appellanten] Met grief III betoogt [appellanten] daarnaast, zo begrijpt het hof, dat het gebruik van een scanner voor de verificatie van het identiteitsbewijs niet in overeenstemming is met het proportionaliteitsbeginsel dat bij toepassing van de Wwft in acht moet worden genomen. Met grief IV voert [appellanten] aan dat artikel 33 Wwft ICS niet verplicht om een kopie van het identiteitsbewijs van [appellant 2] op te slaan. Verder bestrijdt [appellanten] met deze grief het oordeel van de rechtbank dat [appellanten] zijn stelling dat hij niet kan controleren of ICS een watermerk aanbrengt op de kopie van het identiteitsbewijs en dat hij ook niet kan controleren of de door ICS gebruikte software het aangebrachte watermerk weer ongedaan kan maken, onvoldoende heeft onderbouwd. [appellanten] betoogt ten slotte, met grief V, dat de informatie gepubliceerd op de website van de AP steun biedt voor zijn stelling dat hij kan volstaan met het aanleveren van een door hem zelf gewaarmerkte kopie van het identiteitsbewijs.
Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.5.
Het hof stelt voorop dat tussen partijen vaststaat dat ICS op grond van de artikelen 3 en 38 Wwft verplicht is een cliëntenonderzoek te verrichten naar [appellanten], en dat dit onderzoek ICS in staat moet stellen om [appellant 2] te identificeren en zijn identiteit te verifiëren. Ook staat tussen partijen vast dat de rechtmatigheid van de gegevensverwerking door ICS moet worden getoetst aan artikel 6 lid 1 onder c AVG, zodat het hof ook daarvan zal uitgaan. De Wwft schrijft niet (per geval) voor hoe een instelling als ICS het cliëntenonderzoek moet verrichten; de Wwft bepaalt slechts tot welk resultaat het onderzoek moet leiden. Indien een instelling niet kan voldoen aan haar verplichting tot identificatie en verificatie, moet zij de relatie met de cliënt beëindigen (artikel 5 lid 3 Wwft). Verder is van belang dat uit de Wwft of de AVG niet een recht op fysieke identificatie voortvloeit.
5.6.
Op grond van artikel 11 lid 1 Wwft dient de identiteit van [appellant 2] te worden geverifieerd aan de hand van de in artikel 4 lid 1 van de Uitvoeringsregeling genoemde documenten, zoals een paspoort, Nederlandse identiteitskaart of Nederlands rijbewijs. Gelet op het bepaalde in artikel 13 lid 1 sub a van Richtlijn (EU) 2015/849 (de Vierde anti-witwasrichtlijn), zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/843, is het ICS toegestaan om bij de identificatie en verificatie elektronische identificatiemiddelen te gebruiken. ICS heeft gemotiveerd uiteengezet dat de elektronische techniek die bij het scannen van het identiteitsbewijs wordt gebruikt op dit moment op het gebied van echtheidscontrole de hoogste betrouwbaarheid heeft, en dat de inzet van deze techniek haar beter in staat stelt om hoogwaardige vervalsingen van identiteitsbewijzen te herkennen dan met de inzet van personen die hiervoor getraind en opgeleid zijn. [appellanten] heeft dit niet, althans onvoldoende, gemotiveerd betwist. Gelet op de mate van vrijheid die ICS toekomt bij de invulling van haar verplichting tot identificatie en verificatie onder de Wwft, en de toegevoegde waarde van het gebruik van de door haar gekozen elektronische techniek van het scannen van het identiteitsbewijs boven andere vormen van echtheidscontrole zoals een fysieke controle door een persoon, kan dit gebruik worden beschouwd als noodzakelijk in de zin van artikel 6 lid 1 sub c AVG om te voldoen aan haar verplichting tot het uitvoeren van een cliëntenonderzoek op grond van de Wwft. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat ICS, gelet op het grote aantal cliënten voor wie een dergelijk onderzoek moet worden uitgevoerd en de noodzaak om daarover verantwoording te kunnen afleggen aan de toezichthouder, er een gerechtvaardigd belang bij heeft om de identificatie- en verificatieprocedure zoveel mogelijk uniform in te richten. Dat de identificatie- en verificatieprocedure van ICS eventueel anders ingericht had kunnen worden, betekent nog niet dat de procedure die ICS heeft gekozen, niet voldoet aan dit noodzakelijkheidsvereiste.
5.7.
Op grond van artikel 33 lid 1 Wwft is ICS verplicht om op opvraagbare wijze de documenten en gegevens vast te leggen die zijn gebruikt voor de naleving van de verplichting tot het doen van een cliëntenonderzoek. Dit betekent dat ICS een afschrift dient te bewaren van het identiteitsbewijs waarvan zij met behulp van de scanner de echtheid heeft gecontroleerd en waarmee zij de identiteit van de cliënt heeft vastgesteld. ICS heeft er belang bij dit afschrift zelf te maken door het afschrift tegelijkertijd met het scannen en het controleren van het identiteitsbewijs op echtheid te maken en op te slaan, omdat daarmee gewaarborgd is dat het afschrift dat ICS bewaart daadwerkelijk het afschrift is van het identiteitsbewijs dat ICS heeft gebruikt voor de identificatie en verificatie. Van ICS kan niet worden verlangd dat zij, zoals [appellanten] voorstelt, een door [appellanten] gewaarmerkt afschrift van het identiteitsbewijs accepteert. ICS zou dan een extra (handmatige) controle moeten uitvoeren om vast te stellen of dit daadwerkelijk een afschrift is van het identiteitsbewijs dat [appellanten] heeft getoond voor de identificatie en verificatie. Dit laat ruimte voor fouten, die kunnen worden voorkomen door het maken van een afschrift bij het scannen van het identiteitsbewijs. De door ICS gebruikte methode kan daarom worden beschouwd als noodzakelijk in de zin van artikel 6 lid 1 onder c AVG om te voldoen aan haar verplichting tot het bewaren van bewijsstukken met betrekking tot het uitgevoerde cliëntenonderzoek op grond van de Wwft. ICS dient er wel voor te zorgen dat zij dit afschrift van het identiteitsbewijs veilig opslaat (EBA Richtsnoeren voor het gebruik van oplossingen voor de acceptatie van cliënten op afstand overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Richtlijn (EU) 2015/849, par. 26). ICS heeft toegelicht dat het afschrift veilig wordt opgeslagen door het aanbrengen van een watermerk en dat [appellanten] dit kan controleren door gebruik te maken van zijn inzagerecht onder de AVG. [appellanten] heeft dit onvoldoende gemotiveerd bestreden. Zijn suggestie dat het door ICS aangebrachte watermerk met software mogelijk kan worden verwijderd, acht het hof in dit verband niet voldoende. Bovendien geldt dat ook voor een waarmerk dat [appellanten] zelf zou aanbrengen op een kopie van het identiteitsbewijs.
5.8.
Uit de door [appellanten] aangehaalde passages van de website van de AP volgt, mede gelet op de door ICS aangehaalde passages (zie 3.14), niet zonder meer dat [appellanten] kan volstaan met het aanleveren van een door hem gewaarmerkt afschrift van het identiteitsbewijs van [appellant 2] ten behoeve van de opslag en bewaring door ICS. Bovendien kan wat [appellanten] aanvoert met betrekking tot de AP niet afdoen aan de rechtmatigheid van de identificatie- en verificatieprocedure jegens [appellanten] zoals uit voorgaande beoordeling volgt. Hetzelfde geldt voor het feit dat ICS, volgens het besluit van de AP van 18 december 2023, voorafgaand aan haar identificatie- en verificatieproces heeft nagelaten een gegevensbeschermingseffectbeoordeling in de zin van artikel 35 AVG uit te voeren.
5.9.
Gelet op het voorgaande voldoet ICS met het door haar geboden alternatief waarbij een medewerker van het door ICS ingeschakelde bedrijf AMP bij de klant langs komt om hem te identificeren, aan de relevante bepalingen van de Wwft en AVG. Daarmee falen de grieven, zodat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Het algemene bewijsaanbod van [appellanten] heeft geen betrekking op stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel zullen leiden. [appellanten] is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof begroot deze kosten als volgt:
- griffierecht € 783,-
- salaris advocaat
€ 2.428,-(tarief II, 2 punten)
Totaal € 3.211,-

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van ICS vastgesteld op € 3.211,- en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan en betekening van dit arrest plaatsvindt, en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.C.H. Broesterhuizen, S.C.H. Molin en Y. Steeg-Tijms en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024.