Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Op basis hiervan heb ik de suggestie gedaan dat [appellant]buiten Alfam gaat zoeken naar een andere uitdaging, binnen of buiten ABN AMRO. Daarbij heb ik hem alle hulp aangeboden.”
3.Beoordeling
ik wil dit gesprek voeren om helder te maken dat onze dialogen nu en in de komende periode gericht zijn om er voor te zorgen dat jij naar ons beider inzicht goed functioneert”. [appellant] heeft vervolgens niet weersproken dat [naam 1] hem dat in het betreffende gesprek heeft gezegd. [appellant] heeft ook niet weersproken dat hij tegen [naam 1] heeft gezegd, nadat die de door [appellant] genoemde gebeurtenissen had gemeld: “
Dank voor dit concrete voorbeeld [naam 1] . Daar kan ik wat mee”. [naam 1] heeft verklaard: “
In september 2022 was een vertrek misschien niet nodig geweest als [appellant] goed in de spiegel had willen kijken. MT collega’s, Compliance en ook ik hadden in dat geval, onder voorwaarden, wellicht wel verder willen gaan. Maar als iemand niet geholpen wil worden en meer en meer het conflict aangaat dan is dat niet langer mogelijk.”.ABN AMRO heeft aangevoerd dat uit deze mededelingen blijkt dat [naam 1] er juist niet op uit was dat [appellant] moest vertrekken, maar daarentegen streefde naar verbetering van de communicatie met [appellant] en van het functioneren van [appellant] . Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] dat nadien niet meer voldoende gemotiveerd weersproken.
het doelbewust verstoren van de arbeidsverhouding, zowel tussen [appellant] en ABN AMRO als werkgever, alsmede tussen [appellant] en de overige MT-leden” is dan ook niet juist: [naam 1] had [appellant] al ruim voor het verslechteren van de verhouding met de andere MT-leden aangesproken op diens functioneren, en de verstandhouding met die MT-leden begon al te verslechteren op een moment dat [naam 1] (nog) niet uit was op het vertrek van [appellant] .
de enige was die iets tegen [naam 1] durft te zeggen”, maar [naam 4] betwist nadrukkelijk dat gezegd te hebben. [appellant] legt verklaringen over van collega’s, die zijn functioneren roemen, maar niemand bevestigt dat [naam 1] [appellant] bewust zou hebben weggepest. [appellant] doet daartoe ook geen concreet bewijsaanbod.
Waar ik tegenaan liep was de wijze waarop [appellant]uit kon vallen. Heftige reacties, die ik niet op feiten vond berusten.”
[appellant] was niet in staat te reflecteren op zijn eigen gedrag of verbeterpunten” en “
Toen [naam 1] bij Alfam vertrok in december, had ik verwacht dat [appellant] dit zou zien als nieuwe kans, immers de persoon die de oorzaak was van de omstandigheden, vertrok. Tot mijn verbazing gebeurde dit niet. Niet lang daarna meldde hij zich ziek.”
De voorbeelden schetsen vooral een beeld van de bijzonder principiële en eigenwijze houding die [appellant] kon innemen. Een houding die samenwerking soms heel uitdagend kan maken. In groepsverband kon [appellant] vaak bijzonder emotioneel reageren op de feedback die hij kreeg. Hij leek zich aangevallen te voelen, onbegrepen te voelen en alleen te staan. Dat laatste klopte in zekere mate, daar zijn standpunten nogal eens afweken van die van de groep.”
Op 17 oktober 2022 heb ik een ontbijtsessie georganiseerd van 8u-9u om de samenwerking te bespreken, met als voorbeeld de meeting van 29 september. Hierbij waren aanwezig mevr. [naam 5] , dhr. [naam 8] , dhr. [naam 1] en ikzelf. Tijdens deze sessie heb ik mijzelf uitgesproken over de feitelijke onjuistheden van dhr. [appellant] en dat mijn vertrouwen in de samenwerking daardoor was verdwenen. Ik heb tijdens deze meetring helaas geen enkele toenadering of begrip van dhr. [appellant] ervaren. Het vertrouwen was voor mij niet hersteld.”. Uit deze verklaringen blijkt het hof niet van een door [naam 1] gecreëerde verstoorde verstandhouding tussen [appellant] enerzijds en de collega-MT-leden anderzijds. Deze dragende stelling van [appellant] is dan ook niet komen vast te staan.
Het MT was een warm bad voor mij”maar ook dat binnen Operations Alfam medewerkers mochten uiten waar ze het wel en niet mee eens waren, maar binnen de rest van Alfam niet echt en zij vervolgt met:
“Voor mij ook geen plezierige omgeving. Er heerste binnen ALFAM een angstcultuur, die ontstond bij het grote MT. Als er medewerkers waren die hun mond openden, werden ze door de directeur op het matje geroepen. Ik zelf heb zowel een gesprek met HR als met de directeur ALFAM gehad, waarin ik heb aangegeven dat ik al 25 jaar bij ABN werk, maar dat ik nog nooit zoiets heb meegemaakt.” .
Het is dus niet zo dat wij hebben geconstateerd dat er sprake was van een gevoel van ‘onveiligheid, ongelijkwaardigheid en een gebrek aan transparantie’ binnen het MT. Deze emoties hadden niet de overhand en het is ook niet ongebruikelijk dat deze emoties terugkomen in zo’n inventarisatie (wij zien dit regelmatig bij MTs). Daarnaast gaan de uitkomsten van de “scan” over het hele MT (dus ook over [appellant] zelf) en niet over [naam 1] specifiek”. Ten aanzien van de door hen opgeschreven passage “
Fear is a factor in how this group operates or is managed” verklaren de teamcoaches: “
Dit betekent niet dat angst van bovenaf wordt opgelegd of wordt gecreëerd of dat het de overhand heeft binnen een organisatie. Zo hebben wij de uitkomst ook niet geïnterpreteerd of besproken”.
zijn eigen belangen veilig te stellen” en dat het MT, dat in meerderheid voor Amersfoort had “
gestemd” onder “
druk en manipulatie van [naam 1]” voor Utrecht koos. [appellant] heeft niet weersproken dat het voorgenomen besluit tot verhuizing van Bunnik naar Amersfoort, Utrecht dan wel Diemen, tijdens de langdurige ziekte van [naam 1] aan de Onderdelencommissie (medezeggenschapsorgaan, toevoeging hof) is voorgelegd, en dat de Onderdelencommissie heeft ingestemd met verhuizing naar Utrecht. Blijkens de bij het voorgenomen besluit gegeven toelichting was het belangrijkste argument hierbij (zowel Utrecht als Amersfoort hadden voor- en nadelen) dat Utrecht dichter bij Bunnik lag dan Amersfoort, dus dat de extra reisafstand voor de Alfam-medewerkers daarmee beperkter zou blijven. [appellant] heeft ook niet weersproken dat [naam 1] als CEO van Alfam uiteindelijk verantwoordelijk was voor het besluit tot verhuizing, en dat dit niet een eindverantwoordelijkheid van het MT was. Daarmee is de gegrondheid van de beschuldigingen die [appellant] aan [naam 1] ter zake maakte, op geen enkele manier komen vast te staan.