ECLI:NL:GHAMS:2024:1153

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
200.310.587/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling agentuurrelatie en schadevergoeding wegens gebrekkige webshop

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een geschil tussen Lion Fleurex B.V. en Gasa Group Holland B.V. De zaak betreft de afwikkeling van een agentuurrelatie en de toewijzing van een vordering tot schadevergoeding wegens onbetaald gelaten provisie en schending van de zorgplicht door Gasa Group. Lion Fleurex, rechtsopvolgster van Flore Services S.a.r.l., heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter van 3 januari 2022, waarin de vordering van Flore werd afgewezen. De kern van het geschil draait om de invoering van een nieuwe webshop door Gasa Group, die volgens Lion Fleurex heeft geleid tot een aanzienlijke omzetdaling en daarmee schade. Het hof heeft vastgesteld dat Gasa Group haar zorgplicht heeft geschonden door de gebrekkige werking van de webshop, wat heeft geleid tot een daling van de omzet van Lion Fleurex. Het hof heeft de vordering van Lion Fleurex tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 350.000, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft Gasa Group veroordeeld in de proceskosten. De overige vorderingen van Lion Fleurex zijn afgewezen, en het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd voor zover in conventie gewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.310.587/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 9123901 CV EXPL 21-5088
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 februari 2024
inzake
LION FLEUREX B.V., rechtsopvolgster onder bijzondere titel van de vennootschap naar buitenlands recht Flore Services S.a.r.l.,
gevestigd te Sassenheim,
appellante,
advocaat: mr. I.N.A. Denninger te Haarlem,
tegen
GASA GROUP HOLLAND B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.J.B. van Deurzen te den Haag.

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna Lion Fleurex genoemd en geïntimeerde Gasa Group.
Flore Services S.a.r.l. (hierna Flore) is bij dagvaarding van 1 april 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam hierna: de kantonrechter, van 3 januari 2022, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Flore als eiseres in conventie tevens verweerster in reconventie en Gasa Group als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie.
Op 28 september 2022 heeft een mondelinge behandeling na aanbrengen plaatsgehad. Na afloop van de mondelinge behandeling is de zaak verwezen naar de rol voor voort-procederen.
Flore en Gasa hebben daarna respectievelijk de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens wijziging van eis, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Bij exploot van 14 april 2023 hebben Flore en Lion Fleurex een akte van cessie van 2 juni 2022 aan Gasa Group doen betekenen, waarin zij verklaren dat Flore de in die akte bedoelde vordering aan Lion Fleurex overdraagt, met aanzegging dat vanwege de overdracht de procedure op de rol van 25 april 2023 zal worden geschorst en terstond door Lion Fleurex zal worden hervat.
Bij antwoord-akte van 23 mei 2023 heeft Gasa Group zich tegen de overneming van het geding door Lion Fleurex verzet.
Ter zitting van 15 november 2023 heeft Gasa Group haar verzet laten varen. Vervolgens hebben partijen hun standpunten doen toelichten, Lion Fleurex door mr. Derringer voornoemd en Gasa Group door mr. Van Deurzen voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Lion Fleurex heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis - het hof begrijpt: voor zover in conventie gewezen - vernietigt en uitvoerbaar bij voorraad de in hoger beroep gewijzigde vorderingen toewijst, met veroordeling van Gasa Group tot betaling, binnen veertien dagen na het arrest, van de kosten in beide instanties met nakosten.
Gasa Groep heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis met, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Lion Fleurex in de kosten van beide instanties.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs aangeboden.

2.Feiten

2.1.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1, 1.1 tot en met 1.13, de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.2.
Tussen Flore als agent en Gasa Groep als principaal heeft vanaf 5 november 2014 tot 27 september 2022 een agentuurovereenkomst bestaan. Ter uitvoering daarvan heeft Flore bemiddeld bij de totstandkoming van orders (ten behoeve van winkels waaronder ook eigen winkels en (grote) supermarktketens) in Frankrijk voor de levering door Gasa van planten en snijbloemen. Voor deze bemiddeling diende Gasa Groep aan Flore een provisie te betalen van 4,25% over de door Flore gerealiseerde verkoopomzet, vermeerderd met een vergoeding van maximaal 9,75% over de verkoopomzet voor door Flore geleverde nazorg bij de afnemers/klanten en van € 37,50 per trolley voor transportdiensten.
2.3.
Gasa Groep bood haar producten aan op een webshop waarop langs elektronische weg bestellingen bij haar konden worden geplaatst.
2.4.
Op 28 november 2019 heeft Gasa een nieuw boekhoudsysteem (Navision) in gebruik genomen en een nieuwe webshop gelanceerd, waarin dit nieuwe systeem geïntegreerd was.
2.5.
Bij e-mail van 1 december 2019 heeft Flore bij Gasa geklaagd over foutmeldingen bij het plaatsen van orders in de nieuwe webshop. Bij e-mail van 2 december 2019 heeft zij aan Gasa bericht:
“In de maand december moet mijn omzet ‘gasa’ uitkomen tussen de 500 en 800000€
De merchandisers in frankrijk doen hun werk om bestellingen op te halen en hebben hiervoor een salarisstrook met een belangrijk gedeelte bonus over omzet.
De afgelopen jaren was de deadline 1 decembre om alle ‘’voor’ bestellingen geregistreerd te hebben in het bestelsysteem
Op 22 september van dit jaar lag de kerstfolder zowel qua assortiment als prijslijst klaar; op 19 november kregen we de folder beschikbaar voor de klanten!!
Op 2 december kunnen we niet bestellen
(…)
Voor deze week vertrek ligt er voor ongeveer 100000€ kerstbestellingen te wachten voor vertrek: niemand weet wat de mogelijkheden zijn om de bestellingen te realiseren in frankrijk
De klanten hebben planten nodig voor vooral de zondagen die ze open zijn;
De merchandisers worden in hun portemonnee geraakt en mijn budget voor deze agentactiviteit, waar de maand december erg belangrijk is raakt volkomen uit evenwicht
Niemand geeft me antwoord en iedereen stuurt me naar jou door
Wat is de planning?
2.6.
In de weken daarna heeft Flore nog herhaalde malen per e-mail bij Gasa geklaagd over problemen met de nieuwe webshop.
2.7.
Bij brief van 16 januari 2020 heeft Flore aanspraak gemaakt op schadevergoeding in verband met de problemen met de nieuwe webshop en deze begroot op - om te beginnen - € 47.787 aan omzetderving over de maand december 2019.
2.8.
Bij e-mail van 23 januari 2020 heeft Gasa aansprakelijkheid voor schade als gevolg van de invoering van de nieuwe webshop afgewezen.
2.9.
Bij interne e-mail van 28 januari 2020 heeft Gasa het bericht rondgestuurd dat de invoering van het nieuwe boekhoudsysteem (het hof begrijpt: de nieuwe webshop in combinatie met Navision) de nodige problemen had opgeleverd en dat zij doende was de laatste kinderziektes eruit te halen.
2.10.
Bij brief van de toenmalige advocaat van Flore van 24 februari 2020 is Gasa aansprakelijk gesteld voor de schade van Flore als gevolg van de nieuwe webshop en uitgenodigd om in onderhandeling te treden over vergoeding van de schade onder aanzegging van rechtsmaatregelen. Gasa is daar niet op ingegaan.
2.11.
De considerans van de akte van cessie van 2 juni 2022 houdt in als omschrijving van de overgedragen vordering:
“A. Flore Services heeft een (betwiste) vordering op (…) Gasa Group Holland B.V. (…) ter zake schadevergoeding en verschuldigde provisie uit hoofde van een agentuurovereenkomst, althans een beloning als bedoeld in artikel 7:435 BW (hierna te noemen de ‘Vordering’). (…)
B. Bij vonnis van 3 januari 2022 heeft de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam de Vordering afgewezen. Bij dagvaarding van 1 april 2022 heeft Flore Services hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis, welke procedure thans aanhangig is bij het gerechtshof Amsterdam, zaaknummer 200.310.587/01, hierna te noemen de ‘Procedure’;
(…)”
2.12.
Op 14 september 2023 is Flore in staat van faillissement verklaard.

3.Beoordeling

3.1
Gasa heeft ter zitting in hoger beroep haar verzet tegen overneming van het geding door Lion Fleurex weliswaar laten varen, maar heeft gepersisteerd bij haar standpunt dat onduidelijk is wat door Flore aan Lion Fleurex is overgedragen, met conclusie dat niets is overgedragen. Het hof deelt dat standpunt en die conclusie niet. De vordering is in voldoende mate door de akte bepaald (artikel 3:94 jo. artikel 3:84 lid 2 BW). Verder is wat is overgedragen een kwestie van uitleg van de cessieakte, waarbij het erom gaat wat partijen bij de akte hebben bedoeld over te dragen, zoals redelijkerwijs uit hun verklaringen en gedragingen over en weer kan worden opgemaakt. In de akte van cessie hebben zij daartoe verwezen naar de agentuurrelatie tussen Flore en Gasa en naar de vordering waarop in het bestreden vonnis is beslist en naar de vordering in dit hoger beroep. Niet valt in te zien wat daarmee anders kan zijn bedoeld dan de overdracht van de vordering ter finale afwikkeling van de agentuurrelatie tussen Flore en Gasa. In het licht van artikel 130 jo. 353 lid 1 Rv dient daaronder redelijkerwijs ook een - weliswaar na de akte van cessie maar - tijdig ingediende eiswijziging te worden verstaan. Het hof zal daarom recht doen op de door Flore ingestelde vordering zoals door haar gewijzigd in hoger beroep. Gesteld noch is gebleken dat Gasa door die uitleg in een rechtens beschermd belang is geschaad.
3.2.
Daarmee liggen ter beoordeling door het hof voor aan vorderingen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
(I)
Primair: te verklaren voor recht dat Gasa aan Lion Fleurex verschuldigd is de provisie in verband met alle door (of ten behoeve van) klanten van Flore geplaatste orders - of deze nu zijn uitgevoerd of geannuleerd of niet - sinds 28 november 2019 tot en met de dag van dagvaarding en dat Gasa deze provisie aan haar dient te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ingaande telkens 30 dagen na iedere maand waarop de order betrekking heeft tot de dag der algehele voldoening;
Subsidiair: te verklaren voor recht dat Gasa aan Lion Fleurex verschuldigd is een beloning als bedoeld in artikel 7:435 BW ten aanzien van de geplaatste orders die Gasa vanaf 28 november 2019 geheel of gedeeltelijk heeft geweigerd of geannuleerd, en Gasa te veroordelen die beloning aan haar te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ingaande telkens 30 dagen na iedere maand waarop de order betrekking heeft tot de dag der algehele voldoening
(II) Gasa te bevelen een volledige en gespecificeerde opgave te doen als bedoeld in artikel 7:433 BW op zodanige wijze dat Lion Fleurex haar rechten op provisie/beloning/schadevergoeding kan controleren en begroten, alsmede Gasa te veroordelen tot verstrekking van alle beschikbare gegevens over de sinds 28 november 2019 geplaatste orders die - om systeemtechnische of andere redenen - door Gasa niet (of niet volledig) zijn geaccepteerd en/of uitgevoerd (waaronder o.a. de ‘denied’ orders) en daarbij toe te lichten wat de reden was van de niet (volledige) uitvoering;
(III) te verklaren voor recht dat Gasa toerekenbaar tekort is geschoten doordat Flore en haar klanten niet of niet goed orders hebben kunnen plaatsen sinds 28 november 2019, en Gasa te veroordelen tot vergoeding aan Lion Fleurex van de daardoor door Flore geleden schade, te begroten door het hof, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW per datum van de inleidende dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
(IV) Gasa te veroordelen tot betaling aan Lion Fleurex van boetes van in totaal € 102.500, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW per datum van de memorie van grieven tot de dag van algehele voldoening;
(V) Gasa te veroordelen tot vergoeding aan Lion Fleurex van het bedrag aan buitengerechtelijke kosten dat - gelet op hetgeen overigens wordt toegewezen - voortvloeit uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
(VI) Gasa te veroordelen in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na het arrest.
3.3.
Aan de vorderingen I tot en met III is - hier kort samengevat - ten grondslag gelegd dat de door Flore gerealiseerde omzet - en daarmee haar provisie - vanaf 28 november 2019 aanzienlijk is gedaald en dat die omzetdaling het gevolg is van een overhaaste invoering door Gasa van de nieuwe webshop, omdat de oude niet werd ondersteund door Navision, zodat Gasa voor die omzetdaling jegens (thans) Lion Fleurex aansprakelijk is.
3.4.
De kantonrechter heeft de bij de inleidende dagvaarding op diezelfde grondslag ingestelde vorderingen afgewezen op de grond dat onvoldoende is onderbouwd dat de omzetdaling van Flore is terug te voeren op de invoering van de nieuwe webshop. Daarbij is in het midden gelaten of Gasa van de invoering van de nieuwe webshop een verwijt treft. De grieven van Lion Fleurex keren zich tegen de afwijzing van de vorderingen door de kantonrechter. Zij lenen zich voor een gezamenlijke behandeling aan de hand van de vorderingen.
vorderingen I en II
3.5.
De vorderingen onder I strekken - primair en subsidiair in samenhang bezien - tot betaling alsnog van provisie over - althans een beloning als bedoeld in artikel 7:435 lid BW ten aanzien van - vanaf 28 november 2019 geplaatste orders die niet (volledig) zijn uitgevoerd, zulks ten titel van nakoming alsnog c.q. schadevergoeding wegens niet-nakoming door Gasa.
3.6.
Ingevolge artikel 7:431 lid 1 aanhef en onder a BW heeft de handelsagent recht op provisie voor de overeenkomsten die tijdens de duur van de agentuurovereenkomst door zijn tussenkomst tot stand zijn gekomen. Artikel 7:432 lid 1 BW bepaalt dat indien - zoals kennelijk hier het geval - de rol van de agent zich heeft beperkt tot bemiddeling bij de totstandkoming van de overeenkomst, de order die hij aan zijn principaal heeft doen toekomen voor wat betreft het recht op provisie krachtens artikel 7:426 BW geacht wordt te zijn aanvaard, tenzij de principaal de handelsagent binnen de daartoe bepaalde termijn, althans die van een maand, meedeelt dat hij de order weigert of een voorbehoud maakt. Artikel 7:426 lid 1 BW houdt in dat de tussenpersoon recht heeft op loon, zodra door zijn bemiddeling de overeenkomst tussen de opdrachtgever en de derde tot stand is gekomen. Artikel 7:426 lid 2 BW bepaalt dat, indien - zoals hier het geval - het recht op loon afhankelijk is gesteld van de uitvoering van de bemiddelde overeenkomst en deze overeenkomst niet wordt uitgevoerd, de opdrachtgever het loon ook verschuldigd is, tenzij de niet-uitvoering niet aan hem kan worden toegerekend; die bepaling is van dwingend recht (artikel 7:445 BW). Op grond van artikel 7:433 lid 1 BW, bezien in verband met artikel 3.8 van de agentuurovereenkomst, was Gasa verplicht om maandelijks aan Flore opgave te doen van de over die maand(en) verschuldigde provisie.
3.7.
Gasa was dus gehouden om tijdig opgaaf te doen van alle door haar na bemiddeling door Flore ontvangen orders - ongeacht of die (volledig) waren uitgevoerd - en was in beginsel over al die orders provisie verschuldigd. Zij heeft ter afwering van verschuldigdheid van provisie over niet-uitgevoerde (delen van) orders geen beroep op overmacht gedaan. Daarmee is de onder I gevorderde betaling van provisie over vanaf 28 november 2019 niet-uitgevoerde (delen van) orders in beginsel toewijsbaar. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat Gasa op zich zelf niet heeft betwist dat vanaf 28 november 2019 niet alle orders (volledig) zijn uitgevoerd. De onder II gevorderde opgaaf is dus - ter begroting door Lion Fleurex van haar provisieaanspraken - in beginsel eveneens toewijsbaar. Gasa heeft ter zitting in hoger beroep echter te kennen gegeven dat zij niet aan de gevorderde opgaaf kan of wil voldoen. Daarmee is zij ter zake op de voet van artikel 6:83 aanhef en sub c BW in verzuim geraakt - voor zover zij dat niet al was wegens overschrijding van de in artikel 6:433 lid 1 BW bedoelde termijn - en wegens niet-nakoming aansprakelijk voor de daardoor door Flore geleden schade bestaande in ten onrechte niet betaalde provisie over vanaf 28 november 2019 niet-uitgevoerde (delen van) orders. Omdat aldus niet meer kan worden vastgesteld wat de (exacte) omvang is van de aan Flore toekomende provisie, kan de primaire vordering onder I niet worden toegewezen. Datzelfde geldt voor de subsidiaire vordering onder I, omdat de in artikel 7:435 lid 1 BW bedoelde situatie zich hier niet voordoet. De kwestie zal zich derhalve moeten oplossen in de vaststelling van de door Flore ter zake geleden schade. De omvang van die schade zal op de voet van artikel 6:97 BW worden geschat als onderdeel van en tezamen met de omvang van de andere schade waarvan onder III de vergoeding wordt gevorderd. In het licht daarvan heeft Flore bij toewijzing van de vordering onder II geen belang.
vordering III
3.8.
De vordering onder III strekt tot schadevergoeding. De vordering is gegrond op de stelling dat de invoering van de nieuwe webshop een toerekenbare tekortkoming oplevert. De vordering is opgebouwd uit de posten gederfde provisie, gederfde transportkosten en gederfde klantenvergoeding ex artikel 7:442 BW.
3.9.
Ingevolge artikel 7:430 BW was Gasa gehouden om Flore in staat te stellen om door haar bemiddeling overeenkomsten tussen Gasa en derden tot stand te brengen. Ter uitvoering daarvan maakte Gasa gebruik van een webshop waarin langs elektronische weg orders konden worden geplaatst. Kennelijk verliep dat zonder noemenswaardige problemen, totdat Gasa op 28 november 2019 met een nieuwe webshop kwam. Niet is in geschil dat de nieuwe webshop gebreken vertoonde; meer in het bijzonder heeft Gasa niet betwist dat er (het hof begrijpt met enige regelmaat) foutmeldingen waren als ten onrechte “
geen voorraad”en/of dat er geen foto’s en/of verkeerde prijzen op de website stonden. Dat zijn serieuze gebreken die naar hun aard aan een goed gebruik van de webshop in de weg staan. Gasa heeft het verweer gevoerd dat werknemer [naam 1] volledig was vrijgesteld om Flore bij het invoeren van orders in de webshop te assisteren en dat Flore ook regelmatig orders plaatste per mail/telefoon bij [naam 1], die de orders dan handmatig buiten de webshop om invoerde. Het hof ziet dat verweer eerder als een aanwijzing voor de ernst van de gebreken dan als een oplossing daarvan, temeer waar Flore daarmee - naar eigen zeggen van Gasa - zelfs meer omzet realiseerde dan via de webshop. Daarbij komt dat niet in geschil is dat er ook door Flore aangebrachte klanten waren die hun orders zelf met een eigen klantcode invoerden in de webshop; volgens Lion Fleurex betrof dat - het hof begrijpt tot 28 november 2019 -circa 50% van de orders. Gasa heeft dat percentage niet onderbouwd betwist, terwijl zij - zo mag worden aangenomen - over de desbetreffende gegevens (heeft) beschikt. Gesteld noch is gebleken dat deze klanten met hun orders ook bij [naam 1] terecht konden, dan wel van diens diensten gebruik hebben gemaakt.
3.10.
Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk dat Gasa door invoering van de nieuwe webshop op ingrijpende wijze afbreuk heeft gedaan aan de mogelijkheid van Flore om provisie te genereren. Gasa heeft dus door invoering van de nieuwe webshop haar zorgplicht van artikel 7:430 BW geschonden. Gasa heeft niet betwist dat de nieuwe webshop overhaast is ingevoerd omdat de bestaande webshop niet door Navision werd ondersteund. Gesteld noch gebleken is dat en waarom met de invoering van Navision niet kon worden gewacht totdat een daarmee compatibele (in de zin van: goed werkende) webshop daar proefondervindelijk klaar voor was. Bedoelde zorgplichtschending kan Gasa daarom worden toegerekend. Gegeven de aard van de tekortkoming is zij na 28 november 2019 op de voet van artikel 6:81 BW zonder ingebrekestelling doorlopend in verzuim geraakt. Uit het dossier kan worden afgeleid dat dit weken zo niet maanden heeft geduurd. Daarmee is aansprakelijkheid van Gasa voor de schade van Lion Fleurex door de nieuwe webshop wegens toerekenbaar tekortschieten gegeven.
3.11.
Voldoende aannemelijk is dat klanten na 28 november 2019 minder hebben besteld en/of naar de concurrent zijn overgestapt. Het is evident dat mededelingen over voorraad en prijzen redengevend zijn voor klanten om al dan niet orders te plaatsen. Gasa heeft bovendien bevestigd dat orders kunnen zijn geweigerd vanwege problemen met de nieuwe webshop. Daarmee is voldoende komen vast te staan dat Flore door de invoering van de nieuwe webshop schade heeft geleden. Nu de invoering van de nieuwe webshop als een toerekenbare tekortkoming is aangemerkt, is Gasa voor die schade aansprakelijk. De omvang van die aansprakelijkheid zal hierna op de voet van artikel 6:97 BW worden geschat.
3.12.
Het hof ziet in het door Gasa niet bestreden provisie-overzicht in de memorie van grieven onder 2.10 aanknopingspunten voor een schatting van de wegens het toerekenbaar tekort schieten door Flore gederfde provisie. Voor een schatting van de gederfde transportkosten en klantenvergoeding bevat het dossier geen aanknopingspunten, zodat die schadeposten niet voor toewijzing in aanmerking komen. Die posten worden buiten beschouwing gelaten.
3.13.
Bedoeld overzicht bevat de provisiecijfers in de jaren 2017 tot en met 2022. In de jaren 2018 en 2019 is de provisie ten opzichte van het voorgaande jaar weliswaar telkens gedaald, maar in 2020 is die ten opzichte van die in 2019 meer dan gehalveerd en dat heeft zich in de daarop volgende jaren 2021 en 2022 tot einde agentuurovereenkomst niet meer hersteld. Niet valt in te zien wat de reden van de provisiedaling na 2019 kan zijn geweest, anders dan de invoering van de nieuwe webshop. Weliswaar heeft Gasa andere redenen geopperd, maar daarvoor geldt dat die niet op de voet van artikel 7:432 lid 1 c.q. 7:426 lid 2 BW tijdig zijn ingeroepen, althans geen overmacht opleveren of niet aannemelijk zijn geworden. De provisiedaling van voor 2017 had - zo heeft Lion Fleurex onbetwist gesteld - ermee te maken dat Gasa niet aan de vraag naar snijbloemen kon voldoen, terwijl de provisie voor de verkoop van planten juist een stijgende lijn vertoonde. Verder bevat het dossier geen aanknopingspunten voor een oorzakelijk verband tussen de door Gasa ingeroepen juridische procedures waarin Flore’s bestuurder ([naam 2]) in Frankrijk verwikkeld was en/of - wat daar ook van zij - veranderingen in diens focus of de markt.
3.14.
In de jaren 2018 en 2019 is de provisie ten opzichte van het voorgaande jaar gemiddeld (afgerond) € 40.000 gedaald. Als in de jaren daarna van eenzelfde daling wordt uitgegaan, was de provisie in 2020 (afgerond) € 310.000 geweest in plaats van € 149.322, in 2021 (afgerond) € 270.000 in plaats van € 138.669 en in 2022 tot einde dienstverband (3/4 x € 230.000 =) € 172.500 in plaats van € 25.316. Per saldo zou dat neerkomen op een omzetverlies over de jaren 2020 tot en met 2022 van € 439.193. Daarbij is echter geen rekening gehouden met een daling van de omzet als gevolg van het naderend einde van de agentuurovereenkomst waardoor klanten al eerder op zoek plegen te gaan en over te stappen naar een andere leverancier. Het hof ziet daarin aanleiding om laatstgenoemde bedrag in redelijkheid te matigen tot € 350.000. Dat de nieuwe webshop halverwege/medio 2020 (al) naar behoren functioneerde, is geen reden voor een andere uitkomst; daarbij wordt er met Lion Fleurex vanuit gegaan dat bij klanten geschonden vertrouwen niet meteen is hersteld en dat klanten die eenmaal zijn overgestapt naar de concurrent niet - indien ooit - meteen weer zijn teruggewonnen.
3.15.
Vordering III is dus tot een bedrag van € 350.000 toewijsbaar vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf de dag van de inleidende dagvaarding, 23 maart 2021.
vordering IV
3.16.
Vordering IV is gegrond op het verwijt dat Gasa in de periode 16 maart 2022 tot 27 september 2022 het exclusiviteitsbeding van artikel 4 van de agentuurovereenkomst heeft geschonden. Ter onderbouwing van de verweten schending is naar een productie HB1 (correspondentie tussen Flore en Gasa van 16 en 17 maart 2022) verwezen en een bewijsaanbod gedaan. In de processtukken zelf is echter de verweten schending niet of nauwelijks uitgewerkt. Omdat Lion Fleurex aldus ter zake onvoldoende heeft gesteld, kan aan bewijslevering op dit punt niet worden toegekomen. Tegenover de betwisting van Gasa is daarom de haar door Lion Fleurex verweten schending van het exclusiviteitsbeding niet komen vast te staan. Vordering IV is dus niet toewijsbaar.
vorderingen V en VI
3.17.
Gesteld noch is gebleken dat meer of andere werkzaamheden zijn verricht dan die waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 Rv een vergoeding plegen in te sluiten. Voor toewijzing van een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bestaat dan ook geen grond. Vordering VI zal als na te melden worden toegewezen, in aanmerking nemende dat Gasa in eerste aanleg en in hoger beroep als de in het ongelijk gestelde partij moet worden beschouwd.
tegenvordering Gasa
3.18.
Gasa heeft voor het - zich hier voordoende - geval dat enig bedrag aan Lion Fleurex zal worden toegewezen een beroep op verrekening gedaan met een vordering tot betaling van beweerdelijk door Flore verbeurde boetes wegens schending door Flore van het exclusiviteitsbeding van artikel 4 van de agentuurovereenkomst en een vordering wegens door Flore onbetaald gelaten facturen. Gasa heeft ter onderbouwing van de vordering verwezen naar producties. Daaruit valt echter zonder toelichting - die ontbreekt - de gegrondheid van de vorderingen niet op te maken. Het beroep op verrekening wordt daarom als niet onderbouwd gepasseerd.
slotsom
3.19.
De slotsom is dat het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen zal worden vernietigd. Vordering III van Lion Fleurex zal tot een bedrag van € 350.000 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover als eerder vermeld. Bij die uitkomst heeft Lion Fleurex bij de onder III eveneens gevorderde verklaring voor recht geen belang. De overige vorderingen zijn in het voorgaande evenmin toewijsbaar geoordeeld, behoudens de gevorderde kostenveroordeling ten laste van Gasa, die als na te melden zal worden toegewezen, alle veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in conventie gewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Gasa tot betaling aan Lion Fleurex van een bedrag van € 350.000, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de inleidende dagvaarding, 23 maart 2021, tot de dag van betaling;
veroordeelt Gasa in de kosten van de eerste aanleg in conventie, tot op heden aan de zijde van Lion Fleurex begroot op € 90,67 explootkosten, € 126 vastrecht en € 1.994 voor salaris en in de kosten van het hoger beroep tot op heden aan de zijde van Lion Fleurex begroot op € 103,33 explootkosten, € 783 vastrecht en € 12.948 voor salaris en op € 173 voor nasalaris, te vermeerderen met € 90 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, H.T. van der Meer en A.S. Arnold en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024.