ECLI:NL:GHAMS:2024:1146

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
200.317.109/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schadevergoeding wegens niet voldoen schip aan overeenkomst; schuldeisersverzuim; artikelen 6:58 en 6:63 BW

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot schadevergoeding van [appellante] tegen VMG Yachtbuilders B.V. [appellante] had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin haar vordering was afgewezen. De zaak betreft een overeenkomst voor de bouw van een jacht, waarbij [appellante] stelt dat het schip bij oplevering niet voldeed aan de overeenkomst. De rechtbank had vastgesteld dat er een overeenkomst was gesloten voor de bouw van een jacht voor een bedrag van € 1.800.000 exclusief btw. Na oplevering op 29 mei 2019 zijn er verschillende gebreken geconstateerd, en [appellante] heeft VMG Yachtbuilders verzocht om deze gebreken te verhelpen. VMG Yachtbuilders heeft echter geweigerd om de gebreken te verhelpen, wat leidde tot de vordering van [appellante] tot schadevergoeding.

Het hof heeft geoordeeld dat [appellante] in schuldeisersverzuim is geraakt door de medewerkers van VMG Yachtbuilders van boord te sturen terwijl zij bezig waren met herstelwerkzaamheden. Dit verzuim heeft geleid tot de conclusie dat VMG Yachtbuilders niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de kosten van herstel door een derde. Het hof heeft de vordering van [appellante] afgewezen, met uitzondering van de vordering tot medewerking aan de afgifte van een CE-certificaat, die als ingetrokken kan worden beschouwd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank voor het overige bekrachtigd en [appellante] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.317.109/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/703183 / HA ZA 21-553
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 februari 2024
inzake
[appellante],
wonend te [woonplaats] , Spanje ,
appellante,
advocaat: mr. Ph.W.M. ter Burg te Den Haag,
tegen
VMG YACHTBUILDERS B.V.,
gevestigd te Enkhuizen ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. P. Thole te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en VMG Yachtbuilders genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 20 juli 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 april 2022, voor zover onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellante] als eiseres en VMG Yachtbuilders als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 10 november 2023 doen bepleiten, [appellante] door mr. Ter Burg voornoemd en VMG Yachtbuilders door mr. Thole voornoemd, ieder aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest bepaald.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - VMG Yachtbuilders zal veroordelen tot betaling van primair € 210.024,70 inclusief btw, subsidiair € 123.522,85 inclusief btw, beide bedragen te vermeerderen met rente met ingang van de datum van het in deze te wijzen arrest, en voorts om de benodigde informatie aan te leveren voor afgifte van een CE certificaat en daartoe - met medewerking van [appellante] - de vereiste foto’s van het jacht te maken, de
manualste completeren en alle overige daartoe benodigde informatie te vergaren op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 per dag dat VMG Yachtbuilders daarmee in gebreke blijft, met veroordeling van VMG Yachtbuilders in de kosten van beide instanties, met rente en nakosten.
VMG Yachtbuilders heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en veroordeling van [appellante] in de kosten van (het hof begrijpt) het hoger beroep.
VMG Yachtbuilders heeft in hoger beroep bewijs aangeboden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1. tot en met 2.29. de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof tot uitgangspunt. Kort samengevat en voor zover in hoger beroep van belang, gaat het daarbij om de volgende feiten.
2.2.
Tussen partijen is in januari 2018 een overeenkomst tot stand gekomen voor de bouw van een jacht door VMG Yachtbuilders in haar werf te [plaats 1] in opdracht en voor rekening van [appellante] voor een koop-/aanneemsom van € 1.800.000 exclusief btw. De overeenkomst houdt onder meer in:
“Clause 15
Warranty
1. Extent of warranty
(…)
(5) Where, because of the geographical distances involved, it would be impractical to return the Yacht to the Builder’s yard for repairs under this warranty, the Buyer may, after reasonable notice to the Builder, effect the necessary repairs at other available commercial facilities, and the Builder will reimburse the Buyer for these costs (…)”
2.3.
Op 29 mei 2019 is het schip opgeleverd nadat het door de kapitein in vaste dienst van [appellante] ( [naam 1] ) en [naam 2] van [bedrijf] B.V. (medegedaagde in eerste aanleg) was geïnspecteerd. Daarvan is een schriftelijke opleveringsverklaring opgemaakt die namens [appellante] door [naam 2] is ondertekend.
2.4.
Oorspronkelijk was de afspraak dat het schip na aflevering nog drie weken in [plaats 1] zou blijven om bij ingebruikneming opkomende storingen te kunnen verhelpen. [appellante] wilde echter zo snel mogelijk met het schip naar zijn thuishaven in [plaats 2] . Op 5 juni 2019 is het schip uit [plaats 1] vertrokken met aan boord (voor rekening van VMG Yachtbuilders) een technisch installateur.
2.5.
Op 3 juni 2019 heeft [naam 2] buiten aanwezigheid van partijen een lijst opgesteld met oplever- en garantiepunten. Op 28 juni 2019 heeft [naam 2] nieuwe garantiegebreken vastgesteld. Op 10 juli 2019 heeft VMG Yachtbuilders deze gebreken aan de eerder door Van der Meer opgemaakte lijst toegevoegd.
2.6.
Op 15 augustus 2019 zijn [naam 3] en [naam 4] (beiden statutair directeur van VMG Yachtbuilders) met twee medewerkers op kosten van VMG Yachtbuilders naar [plaats 2] gereisd om de punten op de lijst van 10 juli 2019 te verhelpen. Een onderaannemer van VMG Yachtbuilders (Jongkind Service Medemblik) is eveneens op kosten van VMG Yachtbuilders naar [plaats 2] gereisd.
2.7.
In de avond van 15 augustus 2019 heeft in de woning van [appellante] een gesprek plaatsgevonden tussen partijen. Partijen zijn toen met ruzie uit elkaar gegaan. In de ochtend van 16 augustus 2019 heeft [appellante] de toen aldaar aan het schip werkzame medewerkers van VMG Yachtbuilders van boord laten sturen en VMG Yachtbuilders de verdere toegang tot het jacht ontzegd.
2.8.
Op 17 augustus 2019 heeft [appellante] het schip buiten aanwezigheid van VMG Yachtbuilders laten onderzoeken door
naval architect[naam 5] . [naam 5] heeft op 7 oktober 2019 een rapport uitgebracht met een begroting van de kosten gemoeid met de punten van 10 juli 2019 en door hem geconstateerde aanvullende gebreken.
2.9.
Bij brief van 24 oktober 2019 heeft de Spaanse advocaat van [appellante] het rapport van [naam 5] aan VMG Yachtbuilders gestuurd met onder verwijzing naar artikel 15 lid 5 van de overeenkomst het verzoek om haar instemming met de in het rapport van [naam 5] begrote kosten om de werkzaamheden voor dat bedrag door een derde te kunnen laten uitvoeren.
2.10.
Op 10 december 2019 heeft VMG Yachtbuilders haar instemming geweigerd en zich bereid verklaard om de punten van 10 juli 2019 zelf te verhelpen in haar werf in [plaats 1] , of anders in Spanje op voorwaarde dat [appellante] de reis- en verblijfkosten voor haar rekening neemt. [appellante] is met die voorwaarde niet akkoord gegaan.
2.11.
In een tweede rapport van [naam 5] van 11 april 2021 zijn de kosten gemoeid met herstel van de punten van 10 juli 2019 en die van aanvullende gebreken begroot op respectievelijk € 102.085,00 exclusief btw en € 71.489,14 exclusief btw.

3.Beoordeling

3.1
[appellante] heeft in hoger beroep haar vordering ter zake de punten van 10 juli 2019 in zoverre gewijzigd dat zij daarvoor nu ook betaling vordert in plaats van - zoals in eerste aanleg - dat VMG Yachtbuilders die punten in Spanje komt verhelpen op straffe van verbeurte van een dwangsom. Verder waren haar vorderingen ook in eerste aanleg zoals hiervoor onder het procesverloop weergegeven. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Tegen die afwijzing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] met haar grieven op.
3.2.
Grief 1klaagt over de afwijzing van de vordering tot veroordeling van VMG Yachtbuilders om - kort gezegd - het nodige te doen ter completering van de
manualsen voor de afgifte van het CE-certificaat. [appellante] heeft bij de grief geen belang omdat VMG Yachtbuilders zich ter zitting in hoger beroep bereid heeft verklaard dat nodige te doen, in dier voege dat zij zonder aansprakelijkheid voor daarmee gemoeide verdere kosten de daartoe benodigde instructies vanuit [plaats 1] kan en zal geven. Van de zijde van [appellante] is daarmee ingestemd, waarmee de vordering als ingetrokken kan worden beschouwd. In het dictum van dit arrest zal dienovereenkomstig worden verstaan.
3.3.
De
grieven 2 en 3strekken kort samengevat tot betoog dat [appellante] bevoegd is om de punten van 10 juli 2019 te laten herstellen door een derde. [appellante] grondt die bevoegdheid op het bepaalde in artikel 15 lid 5 van de overeenkomst. Zij stelt dat aan het
impracticalvereiste van dat beding is voldaan vanwege de geografische afstand [plaats 1] - [plaats 2] , versterkt door haar mentale afstand tot VMG Yachtbuilders na de ruzie van 15 augustus 2019.
3.4.
Het betoog faalt. Het beroep op artikel 15 lid 5 gaat niet op omdat VMG Yachtbuilders op eigen kosten naar [plaats 2] is afgereisd om de punten van 10 juli 2019 zelf te herstellen. Daarbij komt dat gesteld noch is gebleken dat aan het daar bedoelde
reasonable noticevereiste is voldaan; die
noticewas kennelijk (mede) bedoeld om VMG Yachtbuilders in de gelegenheid te stellen om het werk zelf op locatie te komen doen. Daarmee is de volgende vraag of VMG Yachtbuilders ter zake de punten van 10 juli 2019 in verzuim is geraakt wegens toerekenbaar tekortschieten, zodat zij - zoals waar de vordering in wezen toe strekt - gehouden is tot schadevergoeding, bestaande in de kosten van herstel door een derde. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. [appellante] heeft de medewerkers van VMG Yachtbuilders van boord gestuurd, terwijl zij doende waren met herstel. Daarmee is [appellante] op de voet van artikel 6:58 BW in schuldeisersverzuim geraakt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat niet is komen vast te staan dat [appellante] goede redenen had om de medewerkers van VMG Yachtbuilders van boord te sturen. De ruzie van de avond daarvoor kan die goede reden niet zijn bij gebreke van uitleg over het hoe en waarom, anders dan dat [appellante] een temperamentvolle vrouw is. Artikel 6:63 BW bepaalt dat ingeval van schuldeisersverzuim de schuldenaar (VMG Yachtbuilders) binnen de grenzen der redelijkheid recht heeft op vergoeding van de kosten als gevolg van het verzuim. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de reis- en verblijfkosten van een volgend bezoek aan [plaats 2] aan dat redelijkheidsvereiste voldoen. VMG Yachtbuilders heeft dus op goede grond aan haar volgende komst naar [plaats 2] de voorwaarde verbonden dat [appellante] de reis- en verblijfkosten voor haar rekening zou nemen. Met artikel 6:63 BW als grondslag voor die voorwaarde is bovendien aan de vereiste samenhang met het door [appellante] verlangde herstel voldaan. Door de weigering van [appellante] om aan die voorwaarde te voldoen, is VMG Yachtbuilders niet in verzuim kunnen geraken. Daarbij komt dat het aan een voor het intreden van verzuim vereiste ingebrekestelling, waarbij VMG Yachtbuilders een redelijke termijn voor de nakoming wordt gegund, ontbreekt.
3.5.
Gelet op het voorgaande kan VMG Yachtbuilders niet ertoe worden verplicht om de kosten van herstel door een derde aan [appellante] te voldoen, op grond van artikel 15 lid 5 van de overeenkomst noch op grond van toerekenbaar tekortschieten van VMG Yachtbuilders. In zoverre is haar vordering dus niet toewijsbaar. De grieven hebben geen succes.
3.6.
Grief 4ziet op de in de rapporten van [naam 5] vermelde aanvullende gebreken. De vordering strekt eveneens tot schadevergoeding wegens toerekenbaar tekortschieten. Ook hier geldt dat VMG Yachtbuilders in de gelegenheid had moeten worden gesteld om de gebreken - wat daar bij betwisting ook van zij - zelf te verhelpen. Dat is niet gebeurd, zodat de vordering op dit onderdeel evenmin toewijsbaar is.
3.7.
Met
grief 5komt [appellante] op tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg. De grief mist een zelfstandige toelichting en behoeft dus geen bespreking. Gelet op de uitkomst van dit hoger beroep is [appellante] in eerste aanleg terecht in de kosten veroordeeld.
3.8.
De slotsom is dat het vonnis moet worden vernietigd voor zover daarbij de met grief 1 besproken vordering is afgewezen. Ter zake die vordering zal worden verstaan zoals in het dictum weergegeven. Voor het overige falen de grieven en zal het vonnis worden bekrachtigd, met veroordeling van [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij de vordering van [appellante] ter zake de manuals en het CE-certificaat is afgewezen;
verstaat dat die vordering is ingetrokken en dat VMG Yachtbuilders vrijwillig haar medewerking zal verlenen aan completering van de
manualsen afgifte van het CE-certificaat, in dier voege dat zij zonder aansprakelijkheid voor daarmee gemoeide verdere kosten daartoe de benodigde instructies vanuit [plaats 1] zal geven;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van VMG Yachtbuilders begroot op € 5.689 aan verschotten en € 12.948 voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Arnold, M.L.D. Akkaya en D.M.A. Bij de Vaate en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024.