Uitspraak
5 april 2024.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 april 2024 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep. De verdachte was in eerste aanleg op 20 januari 2022 bij verstek veroordeeld door de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De inleidende dagvaarding was op 9 december 2021 in persoon uitgereikt. Volgens de wet had de verdachte binnen 14 dagen na de uitspraak, dus voor 3 februari 2022, hoger beroep moeten instellen. Echter, de verdachte heeft pas op 10 februari 2023 hoger beroep ingesteld, wat meer dan een jaar na de wettelijke termijn is. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar maken. De raadsheer heeft de verdachte vermaand en het onderzoek gesloten, waarna het hof terstond mondeling arrest heeft gewezen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en hem geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen 14 dagen beroep in cassatie in te stellen tegen dit arrest.