ECLI:NL:GHAMS:2024:1121

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
23-000341-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor snelheidsovertreding met motorfiets

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor een snelheidsovertreding. De verdachte, die op 29 januari 2021 te Amsterdam met een motorfiets een snelheid van 93 kilometer per uur reed, overschreed de toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur. De verdediging betwistte de betrouwbaarheid van de bevindingen en verklaringen van de verbalisant, die als getuige ter zitting niet alle details kon herinneren. Het hof oordeelde echter dat de bevindingen van de verbalisant betrouwbaar waren, ondanks de twijfels die door de verdediging werden geuit. Het hof nam in overweging dat de verbalisant in zijn proces-verbaal en aanvullend proces-verbaal specifiek had aangegeven waar de meting had plaatsgevonden en dat hij een correcte meting had gedaan. De verdediging voerde aan dat de verbalisant niet geloofwaardig was, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan en bevestigde de eerdere veroordeling tot een geldboete van 570 euro, te vervangen door 11 dagen hechtenis. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte strafbaar verklaarde voor de overtreding van artikel 20 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Uitspraak

proces-verbaal terechtzitting
GERECHTSHOF AMSTERDAM
datum arrest 5 april 2024
parketnummer 23-000341-22
datum vonnis eerste aanleg 27 januari 2022
parketnummer 96-148809-21
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op
5 april 2024.
Tegenwoordig:
mr. N.A. Schimmel raadsheer,
en R.S. Toornvliet en Y. Amama griffiers.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.D.J. Teengs Gerritsen, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op vragen van de raadsheer te zijn:
[verdachte]
geboren [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. N.R. Coffi, advocaat te Amersfoort.
De raadsheer vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
Het hof – thans anders samengesteld – hervat met instemming van de partijen het onderzoek ter terechtzitting in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing van het onderzoek ter terechtzitting op 8 november 2023.
Desgevraagd geeft de verdachte te kennen alles al gezegd te hebben en dat hij geen aanvullende verklaring wenst af te leggen.
De advocaat-generaal en de raadsman geven te kennen geen vragen te hebben en geen behoefte hebben aan het nader voorhouden van stukken.
De advocaat-generaal rekwireert tot een bewezenverklaring omdat hij van mening is dat het verhaal van de verbalisant gevolgd kan worden en dat de verklaring die de verbalisant als getuige heeft afgelegd op 8 november 2023 voldoende duidelijk is. De advocaat-generaal leest de vordering voor en legt die aan het hof over. Hij vordert een geldboete ten bedrage van 570 euro, te vervangen door 11 dagen hechtenis.
De raadsman voert het woord tot verdediging. Hij doet dit aan de hand van pleitnotities, die door raadsman aan het hof worden overgelegd en waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt. In aanvulling op zijn pleitnota voert hij aan:
Er zijn losse eindjes in dit dossier. Zo verklaart de verbalisant pas eerst tijdens het verhoor op de vorige zitting dat hij op de linker busbaan stond. Ik kreeg niet de indruk dat de verbalisant zich dit actief kon herinneren. Hij herkent mijn cliënt niet, hij weet niet of het donker of licht was en hij weet niet precies waar mijn cliënt daadwerkelijk is aangehouden. Bovendien kan afgevraagd worden of de verbalisant de meting wel kon doen en kon vaststellen dat mijn cliënt in afstand op hem uitliep, omdat mijn cliënt op de motor klein is en maar één achterlicht heeft. Deze zaken zijn van belang voor de waarneming.
Als de verbalisant daadwerkelijk op de linker busbaan stond, had hij naast mijn cliënt gestaan. Het is niet logisch dat iemand zo hard zou gaan rijden met een verbalisant naast zich.
De vraag in deze zaak is of we de agent wel kunnen geloven. Ik denk dat de verbalisant het verkeerd heeft gezien en zijn verklaring en proces-verbaal niet betrouwbaar is. Het betreft een summier proces-verbaal en als hij als getuige wordt gehoord, kan hij zich niet veel meer herinneren. Mijn cliënt stelt zich bovendien op het standpunt dat er ook een vrouwelijke verbalisant ter plaatse was, maar ook dit kan de verbalisant niet herinneren. Dit zijn alles aanwijzingen dat het proces-verbaal en de verklaring van de verbalisant niet betrouwbaar zijn. Alles bij elkaar is de verbalisant niet geloofwaardig. Ik verzoek het hof mijn cliënt vrij te spreken. Het gaat mijn cliënt niet om het geld, maar op het rechtsgevoel. Als u tot een bewezenverklaring komt, betekent dit dat er ook een deuk komt in mijn rechtsgevoel.
De advocaat-generaal en de raadsman voeren onderscheidenlijk het woord in repliek en dupliek.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen.
De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 29 januari 2021 te Amsterdam, binnen de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (motorfiets) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Europaboulevard, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 93 kilometer per uur, in elk geval de aldaar voor motorvoertuigen toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat gelet op de omstandigheden van het geval de verklaring en het proces-verbaal van de verbalisant niet betrouwbaar zijn. De raadsman heeft onder meer als omstandigheid aangehaald dat de verdachte op een motorfiets reed en een motorfiets klein is, maar één achterlicht heeft waardoor het moeilijk is om te beoordelen hoeveel uitloop er is en ook dat de verbalisant zich niet alles meer weet te herinneren.
Het hof overweegt als volgt:
Het hof acht de bevindingen en de verklaring van de verbalisant betrouwbaar. Dat de verbalisant als getuige ter zitting niet meer precies details kan herinneren over dat het licht of donker was en waar de verdachte feitelijk is staande gehouden, doet aan vorenstaande niets af. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de verbalisant in zijn proces-verbaal en aanvullend proces-verbaal specifiek heeft aangegeven over hoeveel meter de meting heeft plaatsgevonden, waar hij zelf stond ten opzichte van de verdachte en zijn verklaring dat hij zeker weet dat hij een correcte meting heeft gedaan. Ook heeft de verbalisant gerelateerd dat hij een eerste meting heeft gedaan, maar die afstand te kort was en daarom een tweede meting is gestart. Dat de verbalisant de meting niet goed heeft kunnen doen omdat hij onvoldoende zicht zou hebben gehad omdat een motor klein is en maar één achterlicht heeft, is dan ook niet aannemelijk geworden. Voor die stelling bevat het dossier immers geen aanknopingspunten, behoudens de ontkenning van de verdachte. Ook overigens is niet gebleken dat de verklaring van de verbalisant niet betrouwbaar zou zijn. Uiteindelijk staat tegenover de op ambtseed opgemaakte verklaring van de verbalisant en zijn onder ede afgelegde verklaring ter terechtzitting niet meer dan dat de verdediging hem niet gelooft. Dat is onvoldoende om te twijfelen aan deze verklaringen.
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen en het hof komt tot een wettige en overtuigende bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij op 29 januari 2021 te Amsterdam, binnen de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (motorfiets) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Europaboulevard, heeft gereden met een snelheid van 93 kilometer per uur.

Bewijsmiddelen

De in de bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt, dat het ten laste gelegde en bewezen geachte feit door verdachte is begaan.
1. Proces-verbaal overtreding van 10 maart 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van
verbalisant voornoemd:
Datum : 29 januari 2021
Locatie : Europaboulevard te Amsterdam, binnen als zodanig aangeduide
bebouwde kom
Voertuig : motorfiets.
Gecorrigeerde snelheid : 93 km per uur
Toegestane snelheid : 50 kilometer per uur
Goedkeuring kalibratie boordsnelheidsmeter geldig tot 17 februari 2021.
Personalia verdachte
Naam : [verdachte]
Geboren : [geboortedag]-1993 te [geboorteplaats]
2. Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022001202-2 van 3 januari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van
verbalisant voornoemd:
Op 29 januari 2021 heb ik de verdachte bekeurd voor een snelheidsovertreding. Voor mij zag ik een motorfiets rijden, welke opviel door zijn hoge snelheid. Ik heb een snelheidsmeting kunnen doen maar deze meting was erg kort. Derhalve koos ik ervoor om op de Europaboulevard opnieuw de snelheid te gaan meten. Ik ben gaan voorsorteren voor linksaf via de trambaan, terwijl verdachte op de hoofdrijbaan stond voor linksaf.
Ik reed mee met de verdachte over de trambaan. Vol gas. Binnen een korte tijd reed ik 100
km/uur op de boordsnelheidsmeter. Hij reed bij mij weg. Verdachte heeft harder gereden dan ik. Ik weet alleen zeker dat ik gedurende enkele honderden meters 100 km/uur constant heb gereden afgelezen op de boordsnelheidsmeter. Ik weet daarbij ook zeker dat de verdachte op mij uit liep. De tussenafstand werd zichtbaar groter. Deze was aanvankelijk ongeveer 30 meter. Dus ik weet 100% zeker dat ik een correcte meting met uitloop heb gedaan op de
verdachte.
Een snelheidsmeting op de teller van rond de 100 kilometer per uur geeft een geijkte snelheid van 93 kilometer per uur.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 20, aanhef en onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ter zake het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete ten bedrage van 570 euro, te vervangen door 11 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als de kantonrechter heeft opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en gelet de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een motorfiets met een hoge snelheid (43 kilometer per uur hoger dan ter plaatse wettelijk was toegestaan) op de openbare weg gereden binnen de bebouwde kom. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen zichzelf potentieel in gevaar gebracht, maar ook een mogelijk gevaar voor de verkeersveiligheid veroorzaakt.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden bedrag passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 20 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 570,00 (vijfhonderdzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
11 (elf) dagen hechtenis.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 8 februari 2021 onder CJIB-nummer [nummer].
De raadsheer geeft aan verdachte kennis dat hij binnen 14 dagen beroep in cassatie kan instellen tegen dit arrest en maakt hem opmerkzaam op zijn recht om ter terechtzitting van dat recht afstand te doen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffiers is vastgesteld en door de raadsheer en griffier Toornvliet is ondertekend.