ECLI:NL:GHAMS:2024:1111

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
23-001002-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen invoer van cocaïne, vervoer hennep en vuurwapenbezit met uitgebreide strafmaatoverweging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 maart 2020. De verdachte, geboren in 1975, was aangeklaagd voor het medeplegen van de invoer van cocaïne, het vervoer van hennep en het bezit van een vuurwapen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 september 2019 in Nederland, samen met anderen, opzettelijk cocaïne heeft ingevoerd en vervoerd, en op 16 september 2019 hennep en cocaïne aanwezig heeft gehad. Daarnaast had de verdachte een vuurwapen van categorie III in zijn bezit. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor het deel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op MDMA, omdat de rechtbank de verdachte hiervoor had vrijgesproken. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 42 maanden geëist, waarvan 15 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de strafmaat heroverwogen en uiteindelijk een gevangenisstraf van 40 maanden opgelegd, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook vastgesteld dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een aanpassing van de straf. Het hof heeft de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen bevolen en de teruggave van andere in beslag genomen goederen aan de verdachte gelast.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001002-20
datum uitspraak: 23 april 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 maart 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-730043-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit, voor zover aan de verdachte ten laste is gelegd dat hij een hoeveelheid MDMA aanwezig heeft gehad. Naar het oordeel van het hof is het aanwezig hebben van een hoeveelheid MDMA ‘impliciet cumulatief’ (los naast elkaar) tenlastegelegd.
Verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank en heeft het hoger beroep niet beperkt. Dit betekent dat het hoger beroep ook is gericht tegen de beslissingen van de rechtbank om verdachte vrij te spreken van het aanwezig hebben van MDMA. Op grond van artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, kan de verdachte tegen deze vrijspraak echter geen hoger beroep instellen. Het hof zal de verdachte dan ook niet‑ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde aanwezig hebben van een hoeveelheid MDMA.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover inhoudelijk in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 september 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet en/of heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 9 liter vloeistof bevattende 6,66 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 16 september 2019 te Alkmaar en/of te Heerhugowaard, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 20,1 gram cocaïne (goednummer 5808020), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 16 september 2019 te Alkmaar en/of te Heerhugowaard, althans in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad,
  • (ongeveer) 20 zakken hennep en/of één zak hennepgruis met daarin in totaal een hoeveelheid van ongeveer 23,66 kilogram hennep en/of hennepgruis en/of
  • 4 koffers met in totaal een hoeveelheid van (ongeveer) 29,14 kilogram hennep,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid;
4.
hij op of omstreeks 16 september 2019 te Alkmaar, althans in Nederland, een (vuur) wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten: een (vuur)wapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, geweer of revolver van het merk Crvena Zastava, type 99, kaliber 9mm PARA, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal – voor zover inhoudelijk nog aan de orde – worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 september 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 9 liter vloeistof bevattende 6,66 kilogram cocaïne;
2.
hij op 16 september 2019 te Alkmaar, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 20,1 gram (goednummer 5808020) van een materiaal bevattende cocaïne;
3.
hij op 16 september 2019 te Nederland, opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad;
- 20 zakken hennep en één zak hennepgruis met daarin in totaal ongeveer 23,66 kilogram van een materiaal bevattende hennep en hennepgruis en
- 4 koffers met in totaal ongeveer 29,14 kilogram hennep;
4.
hij op 16 september 2019 te Alkmaar, een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Crvena Zastava, type 99, kaliber 9mm PARA, voorhanden heeft gehad.
Het bewezenverklaarde – waarover geen standpunt naar voren is gebracht – is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder het stellen van bijzonder voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft verzocht in de strafoplegging rekening te houden met de beperkte rol van de verdachte in het tenlastegelegde, zijn proceshouding, de psychische gesteldheid van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich deels samen met anderen en deels alleen schuldig gemaakt aan verschillende drugsfeiten, onder andere de invoer van cocaïne en het vervoeren van hennep. De verdachte heeft met zijn medeverdachten dozen met levende tropische vissen van Colombia naar Nederland laten komen. In een aantal van deze dozen zat vloeibare cocaïne. Een aantal dagen later is de verdachte in een busje aangetroffen terwijl hij een grote hoeveelheid hennep aan het vervoeren was en had hij cocaïne aanwezig.
Cocaïne en hennep zijn stoffen die zeer schadelijk zijn voor de gezondheid van gebruikers daarvan en het gebruik ervan door de verslavende werking ook bezwarend voor de samenleving. Het gebruik van verdovende middelen en de handel daarin leiden regelmatig tot uiteenlopende vormen van buitengewoon gewelddadige criminaliteit. De zeer lucratieve handel hierin heeft bovendien een corrumperende werking op de samenleving die zeer zorgelijk is. Met de handel in verboden middelen worden immers grote winsten gemaakt, waardoor grote sommen (zwart) geld uiteindelijk terechtkomen in het regulier betalingsverkeer. De verdachte heeft aan die handel bijgedragen en had daarbij enkel eigen financieel gewin voor ogen. Daardoor is ook het lot van tropische vissen uit het oog verloren, en zijn er vissen die de gevaarlijke invoer niet hebben overleefd.
De verdachte en zijn medeverdachten zijn professioneel en in georganiseerd verband te werk gegaan, al hebben ze uiteindelijk achter het net gevist doordat zij zijn aangehouden op de dag van de uithaal. Er is op papier een bedrijf in het leven geroepen om de vloeibare cocaïne in een lading tropische vissen naar Nederland te halen. Er zijn (onderling) meerdere contactmomenten geweest om zaken door te spreken, zowel in aanloop naar, als gedurende de dag van de uithaal. Daarbij is onder meer gebruik gemaakt van speciaal voor dit doel aangeschafte telefoons en zijn er auto’s en een loods geregeld.
Verder heeft de verdachte een pistool in zijn bezit gehad. Vuurwapenbezit vormt een onaanvaardbaar gevaar vanwege de kans dat het vuurwapen wordt gebruikt, met alle mogelijke onomkeerbare gevolgen van dien. Verder zorgt vuurwapenbezit voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Het hof houdt rekening met straffen die meestal worden opgelegd voor soortgelijke feiten. Onder al deze omstandigheden is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur zonder meer passend, zeker omdat het om meerdere strafbare feiten gaat die erop wijzen dat de verdachte zich stevig in het criminele circuit bevond.
In strafmatigende zin houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit de e-mail van een reclasseringswerker van 3 april 2024, blijkt daarover het volgende. De verdachte heeft zich nadat hij uit voorlopige hechtenis kwam vrijwillig, langdurig, en zeer actief ingezet om te komen tot gedragsverandering. De mate van stabiliteit in zijn leven is toegenomen sinds het uitbrengen van het reclasseringsadvies van 30 december 2019. De verdachte heeft – met kennelijk goed gevolg – verschillende vormen van therapie en hulp gehad, is ingesteld op medicatie, heeft een opleiding gevolgd, is op eigen verzoek onder bewind gesteld en heeft zijn drugsgebruik (verslaving) weten te stoppen. De reclassering meent dat de kans op recidive is afgenomen door positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte en de behandelingen die hij heeft gevolgd.
Het hof ziet bevestiging van dit reclasseringsadvies in hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard. In de ruim viereneenhalf jaren sinds de delicten heeft de verdachte hard aan zichzelf gewerkt en zijn leven een heel andere wending gegeven. Het hof twijfelt niet aan de woorden van de verdachte dat hij grote stappen heeft gemaakt met de GGZ en de behandeling van zijn psychische klachten, en dat hij bezig met een studie om andere mensen met psychische klachten te helpen. Zijn vroegere criminele kenniskring heeft hij achter zich gelaten. Desondanks is het hof van oordeel dat de feiten dermate ernstig zijn dat een gevangenisstraf moet worden opgelegd die (aanmerkelijk) langer is dan de tijd die de verdachte in deze zaak al heeft vastgezeten. Wel zal het hof bepalen dat een aanzienlijk deel daarvan voorwaardelijk wordt opgelegd.
Gelet op het vorenstaande acht het hof het in beginsel passend en geboden om een gevangenisstraf van 45 maanden op te leggen, waarvan het 24 maanden (het maximaal mogelijke deel) voorwaardelijk zal opleggen. Daarmee wil het hof enerzijds de ernst van de feiten tot uitdrukking brengen, en anderzijds tot op zekere hoogte rekening houden met de stappen die de verdachte heeft gemaakt en het vrijwillige, intensieve toezicht waaraan hij zich heeft onderworpen, waarbij het voorwaardelijk deel ook dient om ervoor te zorgen dat de verdachte niet terugvalt in zijn criminele leven. Het hof ziet gelet op de inhoud van de hiervoor genoemde e-mail geen noodzaak (meer) om aan de proeftijd bijzondere voorwaarden te verbinden.
Het hof stelt ten slotte vast dat er in hoger beroep sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. De verdachte heeft namelijk op 8 april 2020 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 23 april 2024 – meer dan vier jaren later – arrest wijst. De verdachte heeft – op overtuigende wijze – naar voren gebracht dat hij de strafzaak al die tijd als een zwaard van Damocles boven zijn hoofd heeft voelen hangen, en dat dit hem en zijn gezin zwaar is gevallen. Gelet hierop zal het hof de overschrijding van meer dan twee jaar compenseren en een gevangenisstraf van 40 maanden opleggen, waarvan 24 maanden voorwaardelijk.

Beslag

Het bewezenverklaarde is begaan met behulp van de inbeslaggenomen en niet teruggegeven doos met simkaarthouder. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurdverklaard. De overige in beslag genomen en niet teruggegeven doos zullen worden teruggegeven aan de rechthebbenden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde voorhanden hebben van MDMA.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
24 (vierentwintig) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1
STK Doos AQUARIS 5807962 met simkaarthouder.
Gelast de
teruggaveaan T. Schneider van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten 1.00 STK Personenauto [kenteken] BMW 3ER REIHE 330d 2003 KI:Grijs 5807674.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten 1.00 STK Agenda 5808016 (met admi. in sealbag).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. R.P. den Otter en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 april 2024.
De griffier is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.