ECLI:NL:GHAMS:2024:1099

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
200.328.203/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris en ontvankelijkheid hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft klaagster hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat, maar heeft zij het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het hoger beroep van klaagster, die in Spanje woont en stelt dat zij de nota voor het griffierecht niet heeft ontvangen. Het hof heeft vastgesteld dat de termijn voor betaling van het griffierecht is verlopen en dat het risico van niet-betaling bij klaagster ligt. Ondanks de argumenten van klaagster dat zij de nota niet heeft ontvangen, oordeelt het hof dat dit haar niet ontheft van de verplichting tot betaling. Het hof verklaart het hoger beroep van klaagster niet-ontvankelijk, omdat zij geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De beslissing is openbaar uitgesproken op 30 april 2024.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.328.203/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/413145 / KL RK 22-164
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 30 april 2024
inzake
[appellante],
wonend te [woonplaats], Spanje,
appellante,
gemachtigde: mr. G. de Hoogd, advocaat te Oranjestad, Aruba
tegen
mr. [geïntimeerde],
oud-notaris te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. V.J.N. van Oijen, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna klaagster en oud-notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

Klaagster is in hoger beroep gekomen van een beslissing van de kamer voor het notariaat, maar had het verschuldigde griffierecht ten tijde van de mondelinge behandeling (nog) niet voldaan. Op grond van artikel 99 lid 9 in verbinding met artikel 107 lid 3 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) wordt een appellant nietontvankelijk verklaard als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald. Klaagster werpt op dat zij had verwacht de nota griffierecht op haar e-mailadres te ontvangen. Het hof moet de vraag beantwoorden of klaagster ontvankelijk is in haar hoger beroep.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klaagster heeft op 8 juni 2023 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 10 mei 2023 (ECLI:NL:TNORARL:2023:27).
2.2.
Op 12 juni 2023 is aan klaagster op haar huisadres een nota gezonden met de mededeling (i) dat voor de behandeling van het beroepschrift griffierecht is verschuldigd, (ii) dat het bedrag van € 50,- aan griffierecht uiterlijk 28 dagen na dagtekening van de nota moet worden betaald en (iii) dat als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, het beroepschrift in beginsel niet inhoudelijk in behandeling wordt genomen.
2.3.
Op 11 juli 2023 is aan klaagster op haar huisadres een herinneringsbrief gezonden, waarbij een termijn van veertien dagen is gegeven om het verschuldigde bedrag alsnog over te maken op het in die brief genoemde bankrekeningnummer. In deze brief is nogmaals gewezen op het risico van een niet-ontvankelijkheidverklaring indien het bedrag van € 50,- aan griffierecht niet binnen de gestelde termijn is overgemaakt.
2.4.
Op 22 augustus 2023 is door het hof een e-mailbericht naar klaagster gestuurd met drie bijlagen. In deze e-mail is verwezen naar de op 12 juni 2023 verstuurde nota en de op 11 juli 2023 verstuurde herinneringsnota. Kopieën van deze nota’s waren bijgevoegd, evenals een brief waarin het hof heeft geconstateerd dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was overgemaakt. In deze brief is gewezen op het risico van niet-ontvankelijkverklaring indien het genoemde bedrag niet binnen de gestelde termijn is overgemaakt en is klaagster in de gelegenheid gesteld om zich voor 19 september 2023 schriftelijk uit te laten over de reden voor het niet voldoen of niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht.
2.5.
Van de kant van klaagster is op 18 september 2023 een e-mail naar het hof gestuurd. In deze e-mail staat, voor zover van belang:

Namens cliente mevrouw [klaagster] maak ik uitdrukkelijk bezwaar tegen het uitspreken van een eventuele niet-ontvankelijkheid.
Zowel de nota als de herinnering – kennelijk per gewone post verstuurd – hebben clienteniet bereikt.
Wat wel is binnengekomen (voor het eerst), is onderstaande e-mail van 22 augustus jl. met de drie bijlagen.
Vreemd is dat U cliente wel per e-mail weet te bereiken voor een aankondiging niet-ontvankelijkheid, maar niet terzake van het sturen van een nota en een herinnering.
Dit, terwijl cliente in het buitenland woont en gewone post naar Spanje niet of nauwelijks werkt.
Namens cliente verzoek ik U dan ook de aangekondigde niet-ontvankelijkheid niet uit te spreken, en de zaak alsnog voor te dragen voor inhoudelijke behandeling.
Uiteraard is en blijft cliente bereid tot betaling van het griffierecht ad. Afl. 50 en cliente zal dit bedrag alsnog voldoen na een door U nieuwe – per e-mail – te stellen nadere termijn.
2.6.
De zaak is voor zover het betreft de ontvankelijkheid van klaagster in hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof op 7 maart 2024. Klaagster is, vergezeld door haar gemachtigde, per videoverbinding verschenen. De gemachtigde van de oud-notaris is eveneens verschenen. Allen hebben het woord gevoerd.

3.De ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.1.
Het beroepschrift van klaagster is op donderdag 8 juni 2023 bij het hof ingediend. Op grond van artikel 99 lid 2 en lid 3 in combinatie met artikel 107 lid 3 Wna is klaagster verplicht om, binnen vier weken na de dag van verzending van de nota, het griffierecht van € 50,- te voldoen. Op 12 juni 2023 is de eerste brief over de verschuldigdheid van het griffierecht gestuurd. Dit betekent dat de termijn is gaan lopen op dinsdag 13 juni 2023 en is geëindigd op maandag 10 juli 2023. Het hof stelt vast dat ten tijde van de openbare zitting op 7 maart 2024 het verschuldigde griffierecht nog steeds niet was betaald.
3.2.
Het risico dat het griffierecht na het verstrijken van de wettelijke termijn wordt betaald ligt bij de appellant, in dit geval klaagster. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan op dit uitgangspunt een uitzondering worden gemaakt. Het is aan klaagster om bijzondere omstandigheden aan te voeren op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
3.3.
In de e-mail van 18 september 2023 heeft de gemachtigde van klaagster aangevoerd dat klaagster de nota en de herinneringsbrief nooit per post heeft ontvangen. Het niet ontvangen van de nota ontheft klaagster echter niet van de verplichting het griffierecht te voldoen. Dit geldt temeer nu klaagster werd bijgestaan door een advocaat. Het had voorts op de weg van klaagster en haar advocaat gelegen om zo snel mogelijk na ontvangst van de nota en de herinneringsnota alsnog tot betaling van het griffierecht over te gaan. Dat zij dit niet hebben gedaan komt voor rekening en risico van klaagster. Het hof is daarom van oordeel dat klaagster geen omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan de niet-betaling van het griffierecht verschoonbaar is. Het hoger beroep van klaagster zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.Beslissing

Het hof:
- verklaart het hoger beroep van klaagster niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, J.C.W. Rang en S.V. Viveen en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024 door de rolraadsheer.