ECLI:NL:GHAMS:2024:1076

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
200.333.307/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling voor contact tussen minderjarige en vader na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige], die in het verleden getuige is geweest van problematische situaties tussen haar ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de zorgregeling die door de rechtbank was vastgesteld, waarin de vader, verweerder, beperkte omgang met [minderjarige] had. De moeder vreesde voor de veiligheid van [minderjarige] in de omgang met de vader, die kampt met psychische problemen en niet-aangeboren hersenletsel. De vader heeft geen verweerschrift ingediend en gaf aan geen contact te willen afdwingen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om geen zorgregeling vast te stellen, maar het hof oordeelde dat het belangrijk is dat er ruimte is voor contact tussen [minderjarige] en de vader. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat [minderjarige] op zaterdagmiddag contact kan hebben met de vader, waarbij een derde, zoals de moskee, kan helpen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.333.307/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/704894/FA RK 21-4473
Beschikking van de meervoudige kamer van 2 april 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.H. Schmidt te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
voorheen advocaat mr. E. Sahin, thans zonder advocaat,
Als overige belanghebbende is deze zaak aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
In zijn adviserende rol is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 juli 2023 (hierna te noemen: de rechtbank), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 5 oktober 2023 in hoger beroep gekomen van een deel van voormelde beschikking van 7 juli 2023.
2.2
De vader heeft geen verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 27 februari 2024, met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 1 maart 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- de raad, vertegenwoordigd door N. Jansen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders) zijn in 2001 getrouwd in [plaats B] , Turkije. Hun huwelijk is in 2022 ontbonden door echtscheiding.
3.2
De ouders hebben de Nederlandse en de Turkse nationaliteit.
3.3
De vader en de moeder zijn de ouders van – voor zover hier van belang – [minderjarige] , geboren [in] 2018 te [plaats A] . De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] woont bij de moeder. Bij de bestreden beschikking is de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder bepaald.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, inhoudende dat [minderjarige] op zaterdag van 13:00 uur tot zondag 18:00 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader haar ophaalt bij de moskee en weer terugbrengt bij de moskee. [minderjarige] zal telkens twee weekenden achtereenvolgend bij de vader verblijven en vervolgens één weekend bij de moeder.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, een zorgregeling te bepalen waarbij [minderjarige] iedere zaterdagmiddag bij de vader verblijft - de eerste paar keer van 13:00 uur tot 15:00 uur en daarna vanaf 13:00 uur tot 18:00 uur -, waarbij de vader [minderjarige] ophaalt en terugbrengt bij de moskee, mits de vader daadwerkelijk aanwezig is bij deze omgangsmomenten en aanvankelijk ook onder begeleiding van een derde.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dient de rechter in geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag, zoals in de onderhavige zaak aan de orde, een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
De standpunten
5.2
De moeder is het niet eens met de zorgregeling die de rechtbank heeft vastgesteld. De moeder is bang voor de vader, zij heeft geen vertrouwen in hem en de ouders kunnen niet met elkaar praten. De vader heeft ernstige psychische problemen en [minderjarige] is getuige geweest van woede-uitbarstingen, scheldpartijen en fysiek geweld van de vader. De vader heeft nooit echt voor [minderjarige] gezorgd en hij doet niet zijn best om het contact met [minderjarige] te onderhouden.
5.3
De vader heeft op de zitting verteld dat het voor hem ophoudt wanneer zijn dochter geen contact met hem wil. Zij laat dit zien door te gaan huilen en wil niet met hem mee gaan. Ook zijn moeder, de oma van [minderjarige] , lukt het niet om haar mee te krijgen. Hij wil zijn dochter niet dwingen tot omgang en wat hem betreft hoeft er ook geen zorgregeling te worden vastgesteld. Hij heeft er vertrouwen in dat [minderjarige] , wanneer zij ouder is, hem wel wil zien.
5.4
De raad heeft het hof ter zitting geadviseerd geen zorgregeling te bepalen. Het niet-aangeboren hersenletsel van de vader speelt een grote rol in zijn functioneren. De raad vindt het zorgelijk dat er op dit moment geen contact is tussen [minderjarige] en de vader, maar het is de vraag of van de vader iets gevraagd kan worden wat hij misschien wel niet kan nakomen. De moeder zou [minderjarige] kunnen vertellen over het letsel van de vader, zodat zij het gedrag van de vader beter leert begrijpen en een beeld kan vormen van haar vader, aldus de raad.
De beoordeling
5.5
Op basis van de stukken en van wat is verteld op zitting is gebleken dat de vader kampt met persoonlijke problematiek als gevolg van niet-aangeboren hersenletsel. Uit neuropsychologisch onderzoek is naar voren gekomen dat de vader op een laag intelligentieniveau functioneert, snel is overprikkeld en dat zijn algemene begripsniveau laag is. De ouders kunnen niet goed met elkaar praten of overleggen. Zij geven elkaar de schuld dat er niet wordt gecommuniceerd of dat er misverstanden ontstaan. [minderjarige] heeft de vader sinds al geruime tijd niet meer gezien en zij heeft ook niet op andere wijze contact gehad met de vader. Beide ouders hebben op zitting verteld dat [minderjarige] niet naar de vader toe wil. De vader vindt dat de moeder hem zwart maakt tegenover [minderjarige] . Volgens de moeder is [minderjarige] angstig voor de vader en heeft zij een paar keer gezegd dat zij niet meer naar de vader toe wil. Op dit moment wordt geen uitvoering gegeven aan de zorgregeling die door de rechtbank is vastgesteld. De vader heeft op zitting verteld dat hij geen mogelijkheden ziet voor contact met [minderjarige] . De moeder staat in principe wel open voor contact tussen [minderjarige] en de vader, maar zij wil niet dat [minderjarige] bij de vader blijft slapen.
Het hof is van oordeel dat het – in beginsel – in het belang van een minderjarig kind is dat er (onbelast) contact is met beide ouders. Het hof ziet, net zoals de vader en de raad, op dit moment geen concrete mogelijkheden om het contact tussen de vader en [minderjarige] op gang te brengen. Dat neemt niet weg dat het hof het wel belangrijk vindt dat er ruimte en kaders worden geboden om te onderzoeken of er contact tussen [minderjarige] en de vader mogelijk is. Daarom zal het hof een zorgregeling vaststellen waarbij [minderjarige] en de vader de mogelijkheid hebben om op zaterdagmiddag contact met elkaar hebben. Dit hoeft niet gelijk te betekenen dat [minderjarige] met de vader mee naar huis gaat, maar dit kan ook bijvoorbeeld een gesprekje zijn bij de moskee. De moskee zou hier misschien behulpzaam bij kunnen zijn. De regeling is meer bedoeld als een kader voor contact tussen [minderjarige] en de vader als dat contact toevallig zo uit komt als zij elkaar bij de moskee tegen komen, niet als een verplicht contact.
5.6
Het niet hebben van contact met beide ouders is meestal schadelijk voor de identiteitsontwikkeling van een kind en kan ook op latere leeftijd klachten veroorzaken. Het hof hoopt dat deze zorgregeling voor rust zorgt en dat [minderjarige] , als zij ouder is, de ruimte en behoefte voelt om contact met de vader te zoeken. Van de moeder wordt verwacht dat zij [minderjarige] hierbij zal helpen. Het hof vindt het, net zoals de raad, belangrijk dat de moeder een vorm van psycho-educatie biedt aan [minderjarige] . Dit kan [minderjarige] helpen om de problematiek van haar vader en de oorzaak daarvan beter te snappen en ook waarom hij soms boos is. Zo kan zij een beter beeld vormen over haar vader en de situatie.
5.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 juli 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat [minderjarige] op zaterdagmiddag contact kan hebben met de vader, waarbij een derde, zoals de moskee, behulpzaam kan zijn;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M.C. Louwinger-Rijk, J.M van Baardewijk en A.E. Oderkerk, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Prins als griffier en is op 2 april 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.