ECLI:NL:GHAMS:2024:1062

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
200.322.853/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en toewijzing vordering inzake precontractuele informatieverplichting door kinderdagverblijf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een geschil tussen KINDERDAGVERBLIJF [X] V.O.F. en [geïntimeerde]. De zaak betreft de precontractuele informatieverplichting van het kinderdagverblijf met betrekking tot het beleid inzake klachtenbehandeling, zoals vastgelegd in artikel 6:230l BW. Het hof heeft eerder op 19 december 2023 een tussenarrest gewezen, waarin het kinderdagverblijf in de gelegenheid werd gesteld om aan te tonen dat zij aan deze verplichting had voldaan. In het arrest van 23 april 2024 concludeert het hof dat het kinderdagverblijf inderdaad aan haar verplichtingen heeft voldaan. Het hof oordeelt dat de informatie over het klachtenbeleid op de website van het kinderdagverblijf beschikbaar was en dat de klanten tijdens de kennismaking en het ondertekenen van de overeenkomst adequaat zijn geïnformeerd. De vordering van het kinderdagverblijf wordt toegewezen, en het bestreden vonnis wordt vernietigd. De geïntimeerde wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.416,08, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.322.853/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 10124807 \ CV EXPL 22-4602
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 april 2024
inzake
KINDERDAGVERBLIJF [X] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. A.C.M. van der Voet te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna wederom [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

In deze zaak heeft het hof op 19 december 2023 een tussenarrest (hierna: het tussenarrest) gewezen. Voor het procesverloop tot die datum verwijst het hof naar het tussenarrest.
In het tussenarrest is de zaak naar de rol verwezen teneinde [appellante] in de gelegenheid te stellen een akte te nemen met het in rov. 2.9 opgegeven doel.
[appellante] heeft de bedoelde akte genomen en daarbij tevens producties gevoegd.
Vervolgens is arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1
Bij het tussenarrest heeft het hof [appellante] in de gelegenheid gesteld bij akte aan te geven of, en zo ja hoe, zij [geïntimeerde] voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst heeft geïnformeerd over het beleid inzake klachtenbehandeling.
2.2
[appellante] stelt bij akte dat tijdens de fysieke kennismaking op het kinderdagverblijf alsmede ten tijde van het ondertekenen van de overeenkomst tussen partijen op kantoor alle informatie, daaronder begrepen de informatie met betrekking tot het klachtenbeleid, aan de klanten wordt verstrekt en dat dit ook is geschied in het onderhavige geval met [geïntimeerde] . [geïntimeerde] is daarbij uitdrukkelijk verwezen naar de website van [appellante] en de specifieke vindplaats van de informatie omtrent de klachtenafhandeling. [geïntimeerde] is stap voor stap langs deze informatie geleid, aldus [appellante] . Voorts stelt [appellante] dat zij is aangesloten bij het Landelijk Klachtenloket voor Kinderopvang en dat een link naar dit klachtenloket is te vinden op haar website onder het tabje “Kinderdagverblijf” en vervolgens onder het tabje “Klachtenprocedure KDV”. Ten slotte merkt [appellante] op dat in artikel 14 van de door [geïntimeerde] ondertekende plaatsingsovereenkomst wordt verwezen naar de reglementen en huisregels van [appellante] met informatie over het klachtenbeleid waarbij tevens is aangegeven dat deze documenten ter inzage liggen op de locatie van [appellante] . [appellante] stelt zich op het standpunt dat zij hiermee ook ten aanzien van het beleid inzake klachtafhandeling heeft voldaan aan haar precontractuele informatieverplichting.
2.3
Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] met haar hierboven genoemde - niet weersproken - stellingen en de inhoud van de overgelegde producties voldaan aan haar precontractuele verplichting inzake het verstrekken van informatie met betrekking tot het beleid inzake klachtenbehandeling (artikel 6:230l, aanhef en onder d, BW). De stellingen worden ondersteund door de bij de akte gevoegde producties nu daaruit blijkt dat [appellante] op haar website aan klanten de mogelijkheid biedt gebruik te maken van een klachtenprocedure, dat [appellante] is aangesloten bij het Landelijk Klachtenloket voor Kinderopvang en dat via een link op de website van [appellante] klanten kunnen worden geleid naar de website van deze onafhankelijke klachtencommissie.
2.4
Gelet erop dat het hof bij het tussenarrest reeds heeft geoordeeld dat [appellante] aan haar overige precontractuele verplichtingen als bedoeld in artikel 6:230l BW heeft voldaan, leidt het voorgaande ertoe dat de grieven van [appellante] slagen. De vordering van [appellante] die verder niet is weersproken, is derhalve toewijsbaar. Dit betekent dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd en dat [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 2.416,08, te vermeerderen met wettelijke rente over
€ 2.401,52 vanaf 7 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening. Tevens zal [geïntimeerde] worden veroordeeld tot betaling van € 435,88 (inclusief btw) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten alsmede van de proceskosten in beide instanties.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis, en doet opnieuw recht:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellante] te betalen een bedrag van € 2.416,08, (tweeduizendvierhonderdzestien euro en acht cent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 2.401,52 met ingang van 7 juli 2022 tot aan de dag van volledige voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellante] te betalen een bedrag van € 435,88 (vierhonderdvijfendertig euro en achtentachtig cent);
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellante] begroot op € 616,74 aan verschotten en € 218,- voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 459,99 aan verschotten en € 1.287,- voor salaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Arnold, M.L.D. Akkaya en D.M.A. Bij de Vaate en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024.