Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
“(…) Uit het rapport van het Labor Mönchengladbach te Mönchengladbach blijkt dat er in uw bloed stoffen zijn aangetroffen die aangewezen zijn in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Echter de concentratie daarvan overschrijdt niet de daarvoor vastgestelde grenswaarde. (…).”
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
grief 8in principaal appel bestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat GVB in redelijkheid niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW. Deze grief slaagt. Het hof komt op grond van hetgeen met betrekking tot de g-grond over en weer is aangevoerd tot het oordeel dat GVB niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een zodanig
ernstigen
duurzaamverstoorde arbeidsverhouding dat van GVB in redelijkheid niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. Daartoe is het volgende redengevend. Uit de gedingstukken kan niet worden opgemaakt dat de incidenten die zich tot het najaar 2021 rondom (de persoon en het functioneren van) [appellant] hebben voorgedaan van wezenlijk belang zijn voor de door GVB aangedragen g-grond. [appellant] verrichtte immers zijn werkzaamheden als buschauffeur naar behoren zonder dat daarbij sprake was van noemenswaardige klachten van passagiers en collega’s. Voor zover de incidenten tot het najaar 2021 daartoe aanleiding gaven, heeft GVB daartegen opgetreden onder meer door middel van het geven van een officiële waarschuwing en het opleggen van loonstop. Daarbij komt dat in het inleidend verzoek strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk staat vermeld dat het feit dat [appellant] op 31 oktober 2022 - nadat hij (buiten zijn schuld) betrokken raakte bij een aanrijding - positief testte op het gebruik van drugs de directe aanleiding is geweest voor het besluit van GVB om ontbinding van de arbeidsovereenkomst na te streven.
ernstig en duurzaamverstoorde arbeidsverhouding met GVB hebben geleid. Het gaat daarbij om het in discussie gaan over de noodzaak van het invullen van een schadeformulier nadat een motor tegen zijn bus was aangereden en het niet correct naleven van de regels bij ziekte waarvoor [appellant] overigens een waarschuwing heeft gekregen. Het hof onderkent dat [appellant] fout heeft gehandeld door op maandag 10 oktober 2022 toch op de bus te rijden ondanks de instructie van zijn leidinggevende [naam] om dat na te laten vanwege het feit dat [appellant] had aangegeven dat hij zijn rijbewijs en geneeskundige verklaring kwijt was, maar [appellant] heeft - zoals GVB zelf heeft aangevoerd - in het gesprek van 20 oktober 2022 ervan blijk gegeven in te zien dat hij niet correct had gehandeld en dat hij en [naam] op 1 november 2022 verder zouden praten. Dat dit incident reeds toen blijk gaf van een verstoorde arbeidsrelatie tussen partijen, is gelet hierop niet aannemelijk geworden. Integendeel, partijen waren op dat moment nog
‘on speaking terms’met elkaar waarbij [appellant] had aangegeven dat hij het niet eens was met de waarschuwing die hij op 17 januari 2022 had ontvangen wegens - kort gezegd - het niet naleven van de regels bij ziekte en in het geplande gesprek van 1 november 2022 zijn kant van het verhaal zou doen. Ook uit het hiervoor in rov. 3.14 weergegeven Whatsapp bericht van 29 september 2022 te 13.44 uur blijkt dat de communicatie tussen [appellant] en zijn leidinggevende [naam] op dat moment goed verliep. Het gesprek van 1 november 2022 heeft overigens niet plaatsgevonden vanwege het hiervoor genoemde incident van 31 oktober 2022 waarbij [appellant] betrokken is geraakt bij een aanrijding.