ECLI:NL:GHAMS:2024:1052

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
23-001549-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en oplichting van het CBR door heimelijke registratie van theorie-examenvragen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder vrijgesproken van diefstal van theorie-examenvragen van het CBR en van oplichting door deze vragen heimelijk te registreren. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte ontvankelijk verklaard, maar heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard voor zover het hoger beroep gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. De tenlastelegging omvatte zowel diefstal als oplichting, waarbij de verdachte en medeverdachten ervan beschuldigd werden het CBR te hebben bewogen tot de afgifte van theoriediploma's door middel van valse voorwendselen en heimelijke registratie van examenvragen. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van zowel diefstal als oplichting. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat het hof niet kon vaststellen dat de verdachte de kandidaten die via een bepaalde website aan theorie-examens deelnamen, voorafgaand aan of tijdens het examen vragen of antwoorden had verschaft. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen bewijs was dat het CBR door de handelwijze van de verdachten was bewogen tot de afgifte van theoriediploma's aan kandidaten die niet over de vereiste kennis beschikten. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en de verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001549-21
datum uitspraak: 18 april 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Den Haag gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer 09-837032-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 maart 2024 en 4 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Den Haag vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte – voor zover in hoger beroep nog inhoudelijk aan de orde – ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 januari 2013 tot en met 4 februari 2014 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere examenvra(a)g(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het CBR (Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
1. subsidiair
hij in de periode van 16 september 2013 tot en met 4 februari 2014 te 's-Gravenhage en/of Rijswijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het CBR heeft bewogen tot de afgifte van een of meer theoriediploma(s)/theorieexamen(s) van het CBR, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid: aan een of meer (vooralsnog) onbekend gebleven perso(o)n(en) die zich had/hadden ingeschreven/aangemeld bij [website] de vragen en/of de antwoorden voor die theorieexamens voorafgaand aan dat examen, dan wel tijdens dat examen verschaft (al dan niet door gebruik te maken van listige kunstgrepen, te weten gebruikmaking van opname-apparatuur), waardoor het CBR werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat het onder 1 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit.

Vrijspraak

Uit tapgesprekken in een ander strafrechtelijk onderzoek is de verdenking gerezen dat de verdachte [medeverdachte 1] illegale rijbewijzen kon leveren. Daarop is een nieuw strafrechtelijk onderzoek, genaamd Sheldon gestart. Naar aanleiding van de onderzoeks- en opsporingshandelingen in dat nieuwe onderzoek is de verdenking veranderd; [medeverdachte 1] werd er daarna van verdacht zich, samen met zijn broer [verdachte] en zijn zus [medeverdachte 2], beiden medeverdachten, schuldig te hebben gemaakt aan de diefstal van theorie-examenvragen en/of -antwoorden of van theorie-examens of -diploma’s, toebehorende aan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR). Dit zou hebben plaatsgevonden in de periode van 16 september 2013 tot en met 4 februari 2014.
De (meer)subsidiaire verdenking was, en is, dat de verdachten en zijn mededaders samen het CBR hebben opgelicht of daaraan medeplichtigheid zijn geweest. Door theorie-examenvragen en/of -antwoorden heimelijk te registreren – door een van hen ([verdachte]) of een ander in totaal tientallen malen aan dergelijke CBR-theorie-examens te laten deelnemen, daarbij al dan niet gebruik makend van audiovisuele opname-apparatuur – zou het CBR ertoe zijn bewogen theoriediploma’s af te geven aan personen die feitelijk niet over de vereiste kennis en inzichten beschikten om voor het theorie-examen te zijn geslaagd.
feit 1 primair: diefstal
Met de advocaat-generaal en de verdediging en evenals de rechtbank, acht het hof de onder 1 primair tenlastegelegde diefstal niet bewezen. Kortheidshalve verwijst het hof voor de overwegingen daartoe naar het vonnis van de rechtbank. De verdachte zal (net als zijn medeverdachten) van dit onder 1 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
feit 1 subsidiair en 1 meer subsidiair
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde (het medeplegen van oplichting), overweegt het hof als volgt, waarbij het de broers [medeverdachte 1] en [verdachte] en hun zus [medeverdachte 2] zal aanduiden als ‘de verdachten’, of met hun respectieve voornamen. Voor zover hierna woorden of passages uit de tenlasteleggingen gecursiveerd zijn weergegeven, is dat omdat het hof daarop in de verdere overwegingen in het bijzonder terugkomt.
Volgens de tenlastelegging en zoals de advocaat-generaal tijdens de terechtzitting in hoger beroep heeft bevestigd, dient de tenlastelegging te worden begrepen in die zin dat de verweten oplichting voor alle verdachten in de kern hierin zou hebben bestaan dat zij (gezamenlijk) aan kandidaten die bij het CBR theorie-examen zouden gaan doen, voorafgaand aan dat examen dan wel tijdens dat examen
devragen en/of
deantwoorden voor
dietheorie-examens hebben verschaft. Daarbij zou
al dan niet gebruik gemaakt zijn van listige kunstgrepen, te weten gebruikmaking van opnameapparatuur.Hierdoor zou het CBR zijn bewogen tot de afgifte van theoriediploma’s/
theorie-examensaan de desbetreffende kandidaten. Het oogmerk om zichzelf en/of een ander te bevoordelen is in de tenlastelegging voor geen der verdachten verder uitgewerkt. Uit de context, het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in beide feitelijke instanties valt af te leiden dat het openbaar ministerie bedoelt dat de betreffende kandidaten bevoordeeld zijn of moesten worden (oogmerk) doordat zij, zonder over de vereiste kennis en inzicht te beschikken, het theoretische deel van hun rijexamen hebben behaald of konden behalen. Het betrof steeds kandidaten die, direct voorafgaand aan de theorie-examens, een betaalde cursus hadden gevolgd bij de onderneming ‘[website]’, waaraan de verdachten verbonden waren. In zoverre zouden de verdachten zelf ook bevoordeeld zijn.
De feiten
Het CBR neemt theorie-examens af – en deed dat in de tenlastegelegde periode ook – door de kandidaten beelden/dia’s te tonen van (verkeers)situaties, van (verkeers)tekens of van stukken tekst. Het examen kent sinds 2009 25 vragen ‘gevaarherkenning’ en 40 vragen ‘verkeerregels en -inzicht’. Bij elke vraag verschijnt een dia. De bij het beeld behorende vraag wordt soms hardop voorgelezen; de eventuele meerkeuze-antwoorden worden steeds bij de dia getoond. De kandidaten dienen hun antwoorden in te voeren op per kandidaat ter beschikking gestelde computerapparatuur. Correcte antwoorden worden niet genoemd of getoond, niet direct nadat de vragen door kandidaten zijn beantwoord en evenmin aan het einde van het gehele examen. Wel wordt op dat laatste moment bekend gemaakt welke kandidaten (onder nummer) het examen al dan niet hebben gehaald. Aan het begin van elk examen wordt medegedeeld dat het maken van opnamen van het examen verboden is.
Van algemene bekendheid is verder dat vele theorie-oefenexamens in omloop zijn, en destijds waren, uitgebracht door organisaties zoals de ANWB en LeerTHeorie.nl. Deze oefenexamens hadden en hebben uiteraard een vergelijkbaar of identiek
formatals de door het CBR afgenomen theorie-examens.
Het dossier, meer specifiek de aangifte namens het CBR, bevat geen indicaties dat het CBR niet of nooit dezelfde vraag of serie vragen stelt tijdens de tientallen, zo niet honderden theorie-examens die maandelijks bij de meer dan 50 verschillende vestigingen van het CBR in Nederland worden afgenomen.
Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep is op verzoek van de verdachten door het openbaar ministerie een overzicht overgelegd van de slagingspercentages van kandidaten die via [website] het theorie-examen van het CBR hebben afgelegd, ten opzichte van andere deelnemende kandidaten. Uit het overzicht volgt dat het slagingspercentage via [website] in de onderzochte periode (2012/2013) zes procentpunten hoger was dan het gemiddelde van alle andere deelnemers (ongeveer 56 tegenover 50 %).
Gedurende het onderzoek is gebleken dat (een van) de verdachten of een ander, auditief of audiovisueel, een of meer theorie-examens van het CBR heeft/hebben opgenomen. Gebleken is verder dat [verdachte] 35 maal theorie-examen voor rijbewijs B (auto) heeft gedaan en zes keer voor rijbewijs A (motorfiets).
In de woning waar [verdachte] verbleef zijn twee ‘spy-brillen’ aangetroffen, waarmee audiovisuele opnamen kunnen worden gemaakt. In het restaurant van de vader van de verdachten is een factuur aangetroffen waaruit blijkt dat [verdachte] op 29 oktober 2013 een dergelijke bril heeft besteld en betaald en, vermoedelijk, geleverd heeft gekregen. Tapgespreken van 29 oktober 2013 tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] bevestigen deze gang van zaken.
Op een computer die werd gevonden in de slaapkamer van [medeverdachte 2] stonden drie bestanden met de extensie ‘AVI’. Het betrof (geluids)opnamen van twee afgenomen theorie-examens van het CBR. Op het bestand met de naam [bestandsnaam].AVI, later aan het dossier toegevoegd onder de naam ‘Bril 3’, is na ongeveer twee seconden kort een mannengezicht te zien dat door een verbalisant met zekerheid herkend werd als het gezicht van [verdachte].
Geen van deze opnamen bevat (de) beelden van de tijdens de theorie-examens getoonde vragen. Wel is daarop te horen dat bepaalde vragen gesproken worden gesteld en, soms, de meerkeuze-antwoorden waaruit de kandidaten moeten kiezen. De opnamen bevatten evenmin beelden of de juiste antwoorden op de gestelde vragen.
In de slaapkamer van [medeverdachte 2] zijn twee handbeschreven vellen papier gevonden waarop diverse vragen staan, gelijksoortig aan de vragen die tijdens CBR-theorie-examens worden gesteld. Vrijwel geen van deze vragen is voorzien van (meerkeuze) antwoorden.
Het voorgaande bevestigt het vermoeden dat (één van) de verdachten met apparatuur opnamen hebben gemaakt of hebben laten maken van een of meer theorie-examens, hetgeen vanzelfsprekend niet was toegestaan.
Naar het oordeel van het hof bevat het dossier echter geen bewijs dat de verdachten de kandidaten die door tussenkomst van [website] aan theorie-examens deelnamen, voorafgaand aan dat examen dan wel tijdens dat examen
devragen en
deantwoorden – laat staan de juiste antwoorden – voor
dietheorie-examens hebben verschaft. Ook de getuigenverklaring van getuige [getuige 1] levert dat bewijs niet, beschouwd tegen het licht van en in samenhang met de verklaringen van de getuigen [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4]. [getuige 2] heeft bovendien nog verklaard dat van de ongeveer twintig kandidaten met wie hij via [website] aan het theorie-examen deelnam, er maar een paar zijn geslaagd.
Het hof acht evenmin bewezen dat het CBR door de handelwijze van de verdachten bewogen is tot de afgifte van theoriediploma’s, anders gezegd van theoriecertificaten (bewijzen van geslaagd zijn) aan kandidaten die niet over de benodigde (minimale) kennis en inzichten beschikten. Dat de examens (ook) met succes zouden zijn afgelegd door personen die niet of nauwelijks de Nederlandse taal beheersen is niet komen vast te staan. Daarnaast is het (op verzoek van de verdediging) door de advocaat-generaal overgelegde overzicht met slagingspercentages geen bewijs voor het oplichten van het CBR zoals ten laste gelegd, nu slechts een totaal slagingspercentage voor alle kandidaten in heel Nederland, afgezet tegen kandidaten van [website], is genoemd, waardoor het verschil in slagingspercentages niet kan worden geduid. In elk geval bevat dit overzicht geen onderbouwing voor de (enkele) stelling in de aangifte namens het CBR, dat [website] een ongewoon hoog slagingspercentage had.
Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van hetgeen hem onder feit 1 subsidiair is ten laste gelegd.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. R.D. van Heffen en mr. L.F. Roseval,
in tegenwoordigheid van mr. C. van der Laan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 april 2024.
Mrs. Van Heffen en Roseval zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]