ECLI:NL:GHAMS:2024:1050
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming uit medeplegen van oplichting met bevestiging van vonnis
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 5 april 2019. De zaak betreft een vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in eerste aanleg was veroordeeld voor medeplegen van oplichting. De rechtbank had de betrokkene de verplichting opgelegd om een bedrag van € 4.428,23 te betalen aan de Staat. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de betrokkene een bedrag van € 6.358,91 zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Tijdens de zittingen in hoger beroep op 21 maart en 4 april 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman en de betrokkene in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene opnieuw is veroordeeld voor medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar heeft tevens de duur van de gijzeling vastgesteld die ten hoogste kan worden gevorderd op 88 dagen.
De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, met de rechters L.F. Roseval, R.D. van Heffen en M. Lolkema. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 april 2024, waarbij de griffier mr. C. van der Laan aanwezig was. De rechters Van Heffen en Roseval waren buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.