Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank
2.De procedure in hoger beroep
3.De feiten
Artikel 7.1 - Kosten van [minderjarige 1]
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie. De vader, verzoeker in hoger beroep, had verzocht om een lagere bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kind, [minderjarige 1], geboren in 2011. De vader stelde dat zijn financiële situatie was veranderd door de geboorte van een tweede kind, [minderjarige 2], en dat de moeder inmiddels meer was gaan verdienen. De moeder, verweerster in hoger beroep, betwistte dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft vastgesteld dat de kinderalimentatie oorspronkelijk was vastgesteld op basis van de situatie waarin [minderjarige 1] het enige kind van de vader was. Nu de vader ook onderhoudsplichtig is voor [minderjarige 2], is de draagkracht van de vader verdeeld over beide kinderen. Het hof heeft de draagkracht van de vader berekend op € 3.024,- per maand, na aftrek van de bijdrage voor [minderjarige 2]. De moeder's draagkracht werd vastgesteld op € 794,- per maand.
Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders en de behoefte van [minderjarige 1], heeft het hof besloten dat de vader vanaf 22 februari 2023 een kinderalimentatie van € 465,- per maand moet betalen. Het hof heeft ook geoordeeld dat er geen terugbetalingsverplichting voor de moeder is, omdat zij de ontvangen alimentatie al heeft besteed aan de kosten voor [minderjarige 1]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.