ECLI:NL:GHAMS:2024:1043

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
200.332.089/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek ontslag bewindvoerder en bekrachtiging van de bestreden beschikking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van betrokkene om ontslag van Fidinda CBM B.V. als bewindvoerder. Betrokkene, geboren in 1962 in Suriname, is onder bewind gesteld vanwege verkwisting en problematische schulden. In 2015 werd het bewind ingesteld, en in 2020 werd de grond van het bewind gewijzigd naar aanleiding van de geestelijke of lichamelijke toestand van betrokkene. In juni 2023 heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld met Fidinda als mentor. Betrokkene is in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de kantonrechter die zijn verzoek om ontslag van Fidinda afwees en zijn neef als opvolgend bewindvoerder wilde benoemen.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag van Fidinda. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij geen vertrouwen heeft in Fidinda en dat hij zijn neef als bewindvoerder wil, die kosteloos zou willen werken. Het hof oordeelt echter dat de langdurige relatie tussen betrokkene en Fidinda, die sinds 2015 de financiële belangen behartigt, niet wijst op een gebrek aan samenwerking of ongeschiktheid van Fidinda. De betrokkenheid van een professionele bewindvoerder is van groot belang, vooral gezien de juridische en financiële belangen die spelen in de zaak van betrokkene, waaronder een schadevergoeding in een strafzaak. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking bekrachtigd en het verzoek van betrokkene afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.332.089/01
zaaknummer rechtbank: 10029828 BM VERZ 22-2383 NVDM
beschikking van de meervoudige kamer van 2 april 2024 in de zaak van
[betrokkene] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.T. Bakker te Driebergen-Rijsenburg.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn voorts aangemerkt:
- [de broer] (hierna te noemen: de broer);
- Fidinda CBM B.V., gevestigd te Gorinchem (hierna te noemen: Fidinda).
Als informant is aangemerkt:
- [neef] (hierna te noemen: (neef) [neef] ).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter) van 7 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Betrokkene is op 6 september 2023 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van betrokkene van 14 september 2023, met een bijlage;
- een brief van betrokkene van 27 oktober 2023;
- een e-mailbericht van Fidinda van 12 februari 2024, met een bijlage.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 15 februari 2024 plaatsgevonden, gelijktijdig met de behandeling van het hoger beroep ten aanzien van het mentorschap over betrokkene (zaaknummer 200.331.920/01). Hierbij waren aanwezig:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- [bewindvoerder 1] , en [bewindvoerder 2] , de bewindvoerder, namens Fidinda;
- neef [neef] .
De broer is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1962 te [plaats B] , Suriname.
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter van 17 april 2015 is een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van betrokkene wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden. Bij beschikking van de kantonrechter van 19 februari 2020 is de grond van het uitgesproken bewind gewijzigd in een bewind op grond van de geestelijke of lichamelijke toestand van betrokkene.
3.3
Bij beschikking van 7 juni 2023 heeft de kantonrechter ten behoeve van betrokkene een mentorschap ingesteld, met benoeming van Fidinda tot mentor. Betrokkene is ook van deze uitspraak in hoger beroep gegaan (zaaknummer 200.331.920/01). Het hof zal vandaag ook in die zaak uitspraak doen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van betrokkene afgewezen om Fidinda te ontslaan uit de functie van bewindvoerder, en [neef] te benoemen tot opvolgend bewindvoerder.
4.2
Betrokkene verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, zijn inleidend verzoek alsnog toe te wijzen.
4.3
Fidinda verzoekt het door betrokkene ingestelde hoger beroep af te wijzen, en de bestreden beschikking te bekrachtigen
.

5.De motivering van de beslissing

Algemeen
5.1
Betrokkene vraagt om ontslag van Fidinda als bewindvoerder. Op grond van artikel 1:448 lid 1 aanhef onder sub e en lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) geldt dat de bewindvoerder (onder meer) wegens gewichtige redenen kan worden ontslagen. In deze zaak heeft het hof te beoordelen of van dergelijke gewichtige redenen sprake is.
Standpunten partijen
5.2
Betrokkene stelt dat van gewichtige redenen sprake is. Die zijn volgens hem daarin gelegen dat hij een andere bewindvoerder wil, en dat de rechter voor de persoon van de bewindvoerder op grond van artikel 1:435 lid 3 BW de uitdrukkelijke voorkeur van betrokkene dient te volgen. Betrokkene wil niet langer Fidinda als bewindvoerder, maar zijn neef [neef] . Hij vertrouwt zijn neef, en zijn neef is in staat om zijn financiële belangen behoorlijk te behartigen. [neef] wil dat kosteloos doen, terwijl betrokkene nu voor de bewindvoering dient te betalen. Betrokkene heeft niet veel geld, en wil zich deze kosten besparen. Daarnaast heeft hij geen vertrouwen in Fidinda. Alle communicatie met Fidinda gaat via [X] , de ambulant begeleider van betrokkene. Van een samenwerking tussen Fidinda en betrokkene is dus ook geen sprake.
5.3
Neef [neef] onderschrijft het standpunt van betrokkene. [neef] is goed in staat de financiële belangen van betrokkene te behartigen, en is bereid kosteloos als bewindvoerder te fungeren. [neef] heeft een vertrouwensband met betrokkene, en het is de uitdrukkelijke voorkeur van betrokkene dat hij tot bewindvoerder wordt benoemd. [neef] vindt dat die voorkeur gevolgd dient te worden.
5.2
Fidinda wil bewindvoerder van betrokkene blijven. Betrokkene is niet in staat om zelf zijn financiële belangen te behartigen. De bewindvoerder vindt dat er geen redenen zijn voor haar ontslag. Fidinda is al jaren bewindvoerder van betrokkene, en heeft dat tot op heden altijd goed gedaan. De samenwerking met betrokkene heeft ook altijd goed gelopen. Er zijn wat Fidinda betreft dan ook geen gewichtige redenen om haar als bewindvoerder te ontslaan.
Oordeel van het hof
5.3
Bij zijn beoordeling stelt het hof voorop dat de bewindvoerder niet zelf om haar ontslag heeft verzocht, en dat zij (nog steeds) voldoet aan de wettelijke vereisten om bewindvoerder te zijn. Aldus kan de bewindvoerder alleen worden ontslagen als sprake is van gewichtige redenen. Pas als sprake is van gewichtige redenen, dient de rechter bij de keuze voor een opvolgend bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van betrokkene te volgen, tenzij gegronde redenen zich daartegen verzetten. Dat betrokkene thans wil dat zijn neef [neef] tot bewindvoerder wordt benoemd, is (dus) geen gewichtige reden die ertoe leidt dat aan de huidige bewindvoerder ontslag moet worden verleend.
Betrokkene heeft verder gesteld dat hij niet tevreden is over de bewindvoerder, en dat er van samenwerking geen sprake is. Vaststaat echter dat Fidinda al sinds 2015 bewindvoerder van betrokkene is. Niet gesteld of gebleken is dat de bewindvoerder in die 9 jaar de financiële belangen van betrokkene onvoldoende of op onjuiste wijze heeft behartigd. Evenmin is gebleken dat er in die 9 jaar geen samenwerking tussen de bewindvoerder en betrokkene mogelijk is geweest. Dat veel van de communicatie over de financiën via de ambulant begeleider van betrokkene plaatsvindt ( [X] ), is onvoldoende om te concluderen dat de samenwerking niet goed loopt of niet (meer) mogelijk is. De betrokkenheid van [X] verstevigt juist de positie van betrokkene; Fidinda draagt zorg voor de financiële belangen van betrokkene, waarbij [X] als professioneel hulpverlener de vertaalslag naar betrokkene kan maken, en op zijn beurt ook weer de wensen van betrokkene aan Fidinda kan overbrengen.
De enkele reden dat aan de huidige bewindvoering kosten zijn verbonden, en neef [neef] kosteloos als bewindvoerder zou willen fungeren, is evenmin van voldoende gewicht om Fidinda als bewindvoerder te ontslaan. Aan bewindvoering is immers inherent dat daarvoor kosten in rekening gebracht (kunnen) worden. Bovendien is het hof van oordeel dat een professionele bewindvoerder voor betrokkene meerwaarde heeft. In dat verband is van belang dat de ambulant begeleider van betrokkene heeft aangegeven dat het voor betrokkene van groot belang is dat de continuïteit in de ondersteuning is gewaarborgd. Middels professionele bewindvoering is die continuïteit gewaarborgd. Daarnaast acht het hof van belang dat betrokkene via een advocaat een schadevergoeding heeft gevorderd in de strafzaak tegen degene die hem in 2021 zwaar heeft mishandeld. In eerste aanleg is die vordering tot een bedrag van € 150.000,- toegewezen, maar de verdachte heeft hoger beroep ingesteld. De bewindvoerder heeft contact met de advocaat van betrokkene. De komende tijd zullen er nog verschillende (juridische) beslissingen genomen moeten worden, die de positie van betrokkene ingrijpend kunnen beïnvloeden. Daarmee zijn grote financiële belangen gemoeid. Ook om die reden acht het hof het van belang dat er een professioneel bewindvoerder betrokken blijft.
Conclusie
5.5
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de grieven van betrokkene worden afgewezen, Dat betekent dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. J.F. Miedema en mr. T.M. Subelack, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier en is op 2 april 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.