ECLI:NL:GHAMS:2024:1037

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
200.331.920/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een mentor voor een meerderjarige met geestelijke en lichamelijke beperkingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een mentor voor betrokkene, die door een zware mishandeling in 2021 in een kwetsbare positie verkeert. Betrokkene, geboren in 1962 in Suriname, heeft een geschiedenis van geestelijke en lichamelijke problemen, waaronder ernstige letsels door de mishandeling, waardoor hij afhankelijk is van anderen voor zijn dagelijkse zorg en het nemen van belangrijke beslissingen. De kantonrechter had eerder op 7 juni 2023 een mentorschap ingesteld ten behoeve van betrokkene, met Fidinda CBM B.V. als benoemde mentor. Betrokkene ging in hoger beroep tegen deze beschikking, met het verzoek om het mentorschap te beëindigen en zijn neef als mentor te benoemen. Het hof heeft de argumenten van betrokkene en zijn neef, die stelden dat hij in staat is om zijn belangen zelf te behartigen met de hulp van zijn familie, tegen de noodzaak van professioneel mentorschap afgewogen. Het hof concludeert dat de situatie van betrokkene, inclusief zijn medische toestand en de noodzaak voor continuïteit in zorg, een professionele mentor vereist. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en de grieven van betrokkene afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.331.920/01
zaakrechtbank: 10144230 MB VERZ 22-701 NVDM
beschikking van de meervoudige kamer van 2 april 2024 in de zaak van
[betrokkene] ,
wonende te [plaats A ] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.T. Bakker te Driebergen-Rijsenburg.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn voorts aangemerkt:
- [de broer] (hierna te noemen: de broer);
- Fidinda CBM B.V., gevestigd te Gorinchem (hierna te noemen: Fidinda).
Als informant is aangemerkt:
- [neef] (hierna te noemen: (neef) [neef] ).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter) van 7 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Betrokkene is op 6 september 2023 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van betrokkene van 14 september 2023, met een bijlage;
- een brief van betrokkene van 27 oktober 2023;
- een e-mailbericht van Fidinda van 12 februari 2024, met een bijlage.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 15 februari 2024 plaatsgevonden, gelijktijdig met de behandeling van het hoger beroep ten aanzien van het bewind over betrokkene (zaaknummer 200.332.089/01). Hierbij waren aanwezig:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- [bewindvoerder 1] , en [bewindvoerder 2] , de bewindvoerder, namens Fidinda;
- neef [neef] .
De broer is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1962 te [plaats B ] , Suriname.
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter van 17 april 2015 is een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van betrokkene wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden. Bij beschikking van de kantonrechter van 19 februari 2020 is de grond van het uitgesproken bewind gewijzigd in een bewind op grond van de geestelijke of lichamelijke toestand van betrokkene.
3.3
Bij beschikking van 7 juni 2023 heeft de kantonrechter het verzoek van betrokkene afgewezen om Fidinda te ontslaan als bewindvoerder, en [neef] tot bewindvoerder te benoemen. Betrokkene is ook van deze uitspraak in hoger beroep gegaan (zaaknummer 200.332.089/01). Het hof zal vandaag ook in die zaak uitspraak doen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter op verzoek van Fidinda een mentorschap ingesteld ten behoeve van betrokkene met de benoeming van Fidinda als mentor.
4.2
Betrokkene verzoekt primair de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog het inleidend verzoek tot mentorschap af te wijzen. Subsidiair verzoekt betrokkene zijn neef [neef] als mentor te benoemen.
4.3
Fidinda heeft het hof verzocht het hoger beroep van betrokkene af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Algemeen
5.1
Op grond van artikel 1:450 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen, indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. In dit geval moet het hof beoordelen of op juiste gronden een mentorschap is ingesteld en – als het hof van oordeel is dat dit het geval is – beoordelen wie de mentor dient te zijn.
Standpunten belanghebbenden
5.2
Betrokkene stelt dat geen gronden voor mentorschap (hebben) bestaan. Er is bij hem geen sprake van een zodanige geestelijke of lichamelijke toestand dat hij niet in staat zou zijn om zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen. Voor zover er zorgen zouden zijn over het feit of betrokkene wel voldoende hulp en zorg krijgt in zijn dagelijks leven, worden deze weggenomen doordat zijn familie hem op alle gebieden helpt. Er is dus geen noodzaak voor mentorschap, en het is ook niet wenselijk. Een mentorschap zal alleen maar onnodige kosten met zich meebrengen. Zou het hof van oordeel zijn dat het wel noodzakelijk is om een mentorschap in te stellen, dan wil betrokkene dat zijn neef [neef] tot mentor wordt benoemd. Betrokkene heeft geen vertrouwen in Fidinda, en Fidinda moet dan ook niet als mentor worden benoemd. [neef] helpt betrokkene ook al, en heeft daarom ook ervaring op dit gebied.
5.3
Neef [neef] onderschrijft het standpunt en de verzoeken van betrokkene, en heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat betrokkene zich goed kan redden met hulp van zijn hechte Surinaamse familie. Daar behoort [neef] zelf ook toe. Een mentorschap is ook volgens [neef] (dus) niet nodig. Zou het hof daar anders over oordelen, dan is [neef] bereid om als mentor te fungeren.
5.4
Fidinda heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat een mentorschap noodzakelijk is voor betrokkene. Sinds de zware mishandeling van betrokkene tijdens een overval in februari 2021 is zijn toch al broze gezondheid – mede door zijn diabetes - sterk achteruitgegaan. Er moeten in de toekomst nog veel beslissingen genomen worden voor betrokkene op het gebied van zorg en huisvesting, welke beslissingen hij zelf niet kan nemen en waarvan hij de gevolgen niet kan overzien. Ook zijn familie kan hem daarbij niet voldoende helpen, zo is recentelijk nog gebleken. Om die reden acht Fidinda het noodzakelijk dat er een professionele mentor wordt benoemd.
Oordeel van het hof
5.5
Betrokkene is op 12 februari 2021 slachtoffer geworden van een overval en zware mishandeling. Deze vond plaats op zijn werkplek, de fietsenstalling van het NS-station te [plaats A ] . Daar werd hij de volgende dag aangetroffen door een collega. Uit het medisch verslag van dr. Veneman, internist-intensivist, van 19 juni 2022 blijkt dat het hierdoor ontstane letsel zeer ernstig, en zelfs levensbedreigend was. In zijn verklaring geeft dr. Veneman aan dat betrokkene door de mishandeling van een zelfstandig functionerend persoon is veranderd in iemand die volledig afhankelijk is geworden van derden. Betrokkene heeft een reeks van ernstige lichamelijke problemen, waaronder uitvalsverschijnselen van de rechter lichaamshelft, visusstoornissen, en geheugen- en concentratieproblemen. De afhankelijkheid van betrokkene geldt onder meer voor het voeren van zijn administratie, (andere) regeltaken, doktersbezoeken, diabetesregulatie et cetera. Volgens dr. Veneman is dagelijkse thuiszorg noodzakelijk voor hulp in de huishouding en persoonlijke verzorging. Betrokkene is sinds de mishandeling niet meer in staat om te werken. Het is volgens de verklaring van dr. Veneman twijfelachtig of betrokkene met hulp zelfstandig kan blijven wonen. De kans bestaat dat dit niet meer haalbaar is.
Ook volgens de ambulant begeleider van betrokkene, [X] , zal betrokkene ondersteuning nodig (blijven) hebben bij het maken van grote beslissingen in zijn leven. Hij is afhankelijk van andere mensen om zaken voor hem te regelen en zijn belangen te behartigen. Een mentor speelt hierbij een belangrijke rol, want die kan zorgen voor kwaliteit en continuïteit.
5.6
Het hof begrijpt de wens van betrokkene om zelfstandig, al dan niet met hulp van zijn familie, zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard waar te nemen. Het hof is echter van oordeel dat hij daar, gegeven zijn hiervoor geschetste (medische) situatie, niet duurzaam toe in staat is. De directe aanleiding voor het aanvragen van een mentorschap was een in 2022 verwaarloosde blaasontsteking van betrokkene. Daardoor kon hij niet meer lopen en staan van de pijn, en moest hij tijdelijk in een zorginstelling opgenomen worden. Betrokkene had zijn broer gebeld, maar die was niet in staat om te helpen. Daardoor duurde het (te) lang voordat er hulp kwam. Sinds Fidinda is benoemd als mentor zijn er al meerdere situaties geweest die zonder tussenkomst van de mentor niet goed zouden zijn verlopen. Zo wilde betrokkene vorig jaar op vakantie/familiebezoek naar Suriname met zijn broer. Na groen licht van de artsen, wilde de familie van betrokkene tickets boeken en gaan. Er moesten echter nog allerlei zaken geregeld worden, zoals het opschorten van de thuiszorg in Nederland, en het regelen van thuiszorg in Suriname. Daarnaast is betrokkene diabetespatiënt. Daarom moesten er ook medicatie en zorg op dat gebied worden geregeld, ook voor de vlucht naar en van Suriname. De mentor is veel tijd kwijt geweest om deze zaken goed voor betrokkene te regelen. Niet betwist is dat betrokkene en zijn familie dit niet hebben gedaan, en bij het plannen van de reis naar Suriname hier ook niet aan hebben gedacht. Bovendien heeft Fidinda onbetwist aangevoerd dat de mentor veel moeite heeft gedaan om ervoor te zorgen dat betrokkene na zijn verblijf in Suriname niet op de wachtlijst voor thuiszorg terecht zou komen (wat thuiszorg graag wilde), maar dat die zorg gecontinueerd zou worden. Zonder tussenkomst van de mentor was ook dit niet goed gegaan.
5.7
De hierboven onder 5.5 en 5.6 weergegeven omstandigheden illustreren de kwetsbaarheid van betrokkene, en zijn grote behoefte aan zorg. Bovendien is duidelijk dat betrokkene zelf zijn situatie niet goed kan overzien, en niet voldoende in staat is om zijn niet-vermogensrechtelijke belangen duurzaam waar te nemen. Vanwege de ernst van de beperkingen van betrokkene volstaat het niet dat zijn familie hem wil helpen. Die hulp is op vrijwillige basis, en geeft dus geen garantie dat deze beschikbaar is op de momenten dat betrokkene die nodig heeft. Om die reden is het hof van oordeel dat de rechtbank terecht een mentorschap heeft ingesteld. Dat geldt te meer nu Fidinda onbetwist heeft aangevoerd dat er vanwege de medische situatie van betrokkene in de toekomst nog veel belangrijke beslissingen op zorg- en huisvestingsgebied genomen zullen moeten worden. Daarbij is het noodzakelijk dat betrokkene gerichte hulp krijgt. Begeleiding van een mentor is daarbij onontbeerlijk.
5.8
Wat betreft de persoon van de mentor, overweegt het hof het volgende. Uitgangspunt is dat de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene volgt, tenzij gegronde redenen zich hiertegen verzetten (artikel 1:452 lid 3 BW). Betrokkene heeft aangegeven dat als het hof van oordeel is dat een mentorschap moet worden ingesteld, hij wil dat zijn neef [neef] tot mentor wordt benoemd. Het hof is echter van oordeel dat er gegronde redenen bestaan die zich tegen benoeming van neef [neef] als mentor verzetten. Uit het voorgaande is immers gebleken dat betrokkene erg kwetsbaar is en veel zorg nodig heeft. Daarbij heeft hij behoefte aan continuïteit en deskundige zorg. Er dient overleg met zorg verlenende instanties te worden gevoerd over beslissingen inzake de (continuïteit van de) verzorging van betrokkene. Bovendien zal er in de nabije toekomst waarschijnlijk een beslissing moeten worden genomen over de woonsituatie van betrokkene. Bij dit alles is het van belang dat de te benoemen mentor voldoende zicht op de situatie van betrokkene heeft, en inzicht heeft in (de ernst van) zijn complexe situatie. Daarnaast is het van groot belang dat de te benoemen mentor weet welke hulp waar geregeld kan worden, welke voorzieningen er beschikbaar zijn, via welke weg daar het best een beroep op gedaan kan worden, en op welke wijze die hulp en voorzieningen kunnen worden gefinancierd. Dat vergt veel professionele kennis, die neef [neef] - hoe welwillend hij ook is - niet heeft.. Daarnaast is van belang dat de ambulant begeleider van betrokkene heeft aangegeven dat het voor betrokkenen van groot belang is dat de continuïteit in de ondersteuning van betrokkene is gewaarborgd. Middels professioneel mentorschap is die continuïteit zonder meer gewaarborgd. In zijn overwegingen neemt het hof verder nog mee dat de familie van betrokkene, waaronder [neef] , rondom het verblijf van betrokkene in Suriname onvoldoende zicht lijkt te hebben gehad op de ernst van de situatie van betrokkene. Zo heeft de familie bij het plannen van de reis naar Suriname zich onvoldoende gerealiseerd wat er in verband met de zorg voor betrokkene allemaal geregeld moest worden, waaronder voorzieningen voor zijn diabetes en thuiszorg. Weliswaar heeft de familie gesteld dat het de taak van de mentor was om dit allemaal te regelen, maar dat neemt niet weg dat de familie van betrokkene zich überhaupt niet gerealiseerd lijkt te hebben wat er allemaal aan zorg geregeld diende te worden. Als er een professionele mentor wordt benoemd, hoeft de familie van betrokkene zich daar ook niet meer mee bezig te houden. Uiteraard neemt dit niet weg dat zij wel feitelijk voor betrokkene kunnen blijven zorgen, zoals zij nu ook al doen, en er voor hem kunnen zijn.
Ervan uitgaande dat op voornoemde gronden een professioneel mentor benoemd dient te worden, ligt het voor de hand om Fidinda als mentor te benoemen. Fidinda is al geruime tijd als bewindvoerder betrokken, en is daardoor goed op de hoogte van de situatie van betrokkene. Daarbij heeft betrokkene weliswaar aangegeven geen vertrouwen in Fidinda meer te hebben, maar daarbij heeft hij niet gemotiveerd aangegeven waarom dat zo is. Bovendien is niet gebleken dat de door de kantonrechter benoemde mentor de afgelopen periode niet met betrokkene heeft kunnen samenwerken, of zijn belangen niet op juiste wijze heeft behartigd.
Alles afwegende is het hof dan ook van oordeel dat er in dit geval gegronde redenen bestaan om de voorkeur van betrokkene niet te volgen, en neef [neef] dus niet als mentor te benoemen.
Conclusie
5.9
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat de kantonrechter terecht een mentorschap ten aanzien van betrokkene heeft ingesteld, en dat de kantonrechter daarbij Fidinda terecht als mentor heeft benoemd. Dat betekent dat de grieven van betrokkene afgewezen worden, en dat de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd zal worden. Dat leidt derhalve tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. J.F. Miedema en mr. T.M. Subelack, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier en is op 2 april 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.