ECLI:NL:GHAMS:2024:103

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
200.332.921/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep in familierechtelijke zaak met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, hebben de ouders van een minderjarige, geboren in 2022, hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die op 28 juni 2023 was uitgesproken. De ouders waren gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over hun kind, dat onder toezicht was gesteld van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI). De GI had op 4 november 2022 een verzoek ingediend voor vervangende toestemming voor deelname van de minderjarige aan het Rijksvaccinatieprogramma, waar de ouders toestemming voor hadden geweigerd.

De ouders hebben op 29 september 2023 hoger beroep ingesteld, maar het hof oordeelde dat dit te laat was. De beroepstermijn, die drie maanden na de uitspraak van de kinderrechter eindigde op 28 september 2023, was overschreden. Het hof benadrukte dat rechtsmiddelentermijnen van openbare orde zijn en dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was aangetoond. Hierdoor verklaarde het hof de ouders niet-ontvankelijk in hun hoger beroep.

De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters, en de uitspraak vond plaats op 16 januari 2024. De ouders waren aanwezig bij de mondelinge behandeling, bijgestaan door hun advocaat, terwijl de GI en de Raad voor de Kinderbescherming ook vertegenwoordigd waren. De pleegouders waren niet aanwezig tijdens de zitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.332.921/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/339460 / JU RK / 23-709
Beschikking van de meervoudige kamer van 16 januari 2024 in de zaak van

1.[de moeder] ,

en

2.[de vader] ,

beiden wonende te [plaats A] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de ouders,
advocaat: mr. A.W. Hoogland te Den Helder,
en
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] , geboren [in] 2022 te [plaats A] ,
- de pleegouders van [minderjarige] .
In de procedure had een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kinderrechter), van 28 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De ouders zijn op 29 september 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De GI heeft op 3 november 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is daarnaast nog het volgende ingekomen:
- een bericht van 12 oktober 2023 van de zijde van de ouders met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 20 december 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat,
- de GI, vertegenwoordigd door de jeugdzorgwerker,
- de raad, vertegenwoordigd door V.A.S. Regout.
De pleegouders zijn niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De ouders zijn [in] 2022 met elkaar gehuwd en sindsdien gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
3.2
Bij de beschikking van 4 november 2022 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI. Daarna is hij onder toezicht gesteld, welke maatregel daarna is verlengd, voor het laatst tot 23 januari 2024.
3.3
Tevens heeft de kinderrechter bij de beschikking van 4 november 2022 een (spoed)machtiging uithuisplaatsing verleend. Deze machtiging is daarna verlengd, voor het laatst tot 23 januari 2024.
3.4
De ouders hebben toestemming geweigerd om [minderjarige] deel te laten nemen aan het Rijksvaccinatieprogramma.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is op verzoek van de GI vervangende toestemming verleend aan de GI voor deelname van [minderjarige] aan het Rijksvaccinatieprogramma.
4.2
De ouders verzoeken vernietiging van de bestreden beschikking, dan wel een beslissing te nemen die het hof in goede justitie vermeent te behoren.
4.3
De GI verzoekt het door de ouders ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Artikel 806 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) regelt voor zaken van personen- en familierecht de beroepstermijn en de aanvang daarvan. Op grond van het eerste lid, aanhef en onder a, van dat artikel kan van een beschikking door de degene aan wie een afschrift is verstrekt hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de uitspraak. Tot degenen aan wie de griffier een afschrift van de beschikking zendt, behoren op grond van artikel 805 lid 1 Rv, naast de verzoeker in eerste aanleg, de verschenen belanghebbenden en de niet verschenen belanghebbenden aan wie een afschrift van het verzoekschrift is verzonden. De ouders waren aanwezig op de zitting bij de kinderrechter. Dit betekent dat zij in de procedure zijn verschenen als bedoeld in artikel 271 Rv. Aangezien de beschikking is uitgesproken op 28 juni 2023, liep de beroepstermijn voor de ouders af op 28 september 2023. Blijkens de registratie bij de griffie van het hof hebben de ouders niet eerder dan op 29 september 2023 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 28 juni 2023. Het hoger beroep is derhalve niet binnen de daarvoor geldende beroepstermijn ingesteld.
5.2
Volgens vaste rechtspraak zijn rechtsmiddelentermijnen van openbare orde en moeten deze door de rechter ambtshalve worden toegepast. In de onderhavige zaak is gesteld noch gebleken dat zich hier een geval voordoet, waarin een uitzondering kan worden gemaakt op de strikte handhaving van de beroepstermijn. Er is alleen daarom al geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. De ouders zijn niet-ontvankelijk in hun hoger beroep.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart de ouders niet-ontvankelijk in hun hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. Sturhoofd, mr. M.T. Hoogland en mr. G.W. Brands-Bottema, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 16 januari 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.