ECLI:NL:GHAMS:2024:102

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
200.330.214/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag en omgangsregeling in familiezaken met minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de beëindiging van het gezag van de moeder over haar drie minderjarige kinderen. De moeder had in hoger beroep de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Holland aangevochten, waarin haar gezag was beëindigd en de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers tot voogd was benoemd. Het hof oordeelde dat aan de gronden voor gezagsbeëindiging was voldaan, gezien de onveilige en onrustige thuissituatie waarin de kinderen zich bevonden en de onvoldoende opvoedvaardigheden van de moeder. De moeder had in het verleden hulpverlening afgewezen en was moeilijk te begeleiden, wat leidde tot zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Het hof benadrukte dat de kinderen stabiliteit en duidelijkheid nodig hebben en dat de beëindiging van het gezag noodzakelijk was om hun opgroeiperspectief in het huidige pleeggezin te waarborgen. Daarnaast werd het verzoek van de moeder om haar omgangsregeling met de kinderen uit te breiden afgewezen, omdat zij eerst moet aantonen dat zij de gemaakte afspraken kan nakomen. Het hof bekrachtigde de bestreden beschikking en wees het verzoek van de moeder af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.330.214/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/334984 / FA RK 22-5981
Beschikking van de meervoudige kamer van 16 januari 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
verblijvende op een bij het hof bekende locatie,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.K. de Blieck-Willemsen te Vaassen,
en
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );
- de minderjarige [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] );
- de minderjarige [kind 3] (hierna te noemen: [kind 3] );
- de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, gevestigd te [plaats] (hierna te noemen: de GI);
- de familie van Leeuwen (hierna te noemen: de pleegouders).

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, (hierna: de rechtbank) van 7 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 25 juli 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van 7 juni 2023.
2.2
Bij het hof is verder het volgende stuk binnengekomen:
- een bericht van de moeder van 17 augustus 2023, met als bijlage productie 4.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 30 november 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door M. Eijpe;
- een vertegenwoordiger van de GI.
De pleegouders zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4
[kind 1] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hier geen gebruik van gemaakt.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) affectieve relatie van de moeder met [de vader] (hierna te noemen: de vader) zijn geboren:
- [kind 1] , [in] 2012 te [plaats B] ;
- [kind 2] , [in] 2015 te [plaats C] , en
- [kind 3] , [in] 2017 te [plaats] .
De vader heeft [kind 1] en [kind 2] erkend. Tot de bestreden beschikking was de moeder belast met het gezag over [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] (hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen).
Tevens is de moeder ouder van:
- [kind 4] (hierna te noemen: [kind 4] ), geboren [in] 2007 te [plaats] .
Het gezag van de moeder over [kind 4] is bij beschikking van 13 oktober 2022 door de rechtbank beëindigd, met benoeming van de GI tot voogd, welke beschikking op 30 mei 2023 door dit hof is bekrachtigd. [kind 4] woont in een netwerkpleeggezin.
3.2
[kind 1] heeft vanaf 25 juli 2012 met tussenpozen onder toezicht van aanvankelijk Bureau Jeugdzorg Noord-Holland en thans de GI gestaan. [kind 2] en (de op dat moment nog ongeboren) [kind 3] hebben vanaf 6 november 2017 met tussenpozen onder toezicht van de GI gestaan. Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank (hierna: de kinderrechter) van 14 november 2019 is voor [kind 4] en de kinderen opnieuw de ondertoezichtstelling uitgesproken, die nadien steeds is verlengd, voor het laatst tot 14 november 2023.
3.3
De kinderrechter heeft bij beschikking van 22 september 2020 een machtiging verleend tot (spoed-)uithuisplaatsing van de kinderen in een gezinshuis, welke machtiging nadien is verlengd en tot 7 december 2020 heeft voortgeduurd. De kinderrechter heeft bij beschikking van 4 december 2020 een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de kinderen in een geheim pleeggezin met ingang van 7 december 2020, welke machtiging daarna telkens is verlengd, voor het laatst tot 14 november 2023.
3.4
De kinderen wonen sinds december 2020 bij de pleegouders.
3.5
De kinderen zien de moeder eenmaal per maand, gedurende 45 minuten, begeleid door Actief en Advies.
3.6
De kinderen zien [kind 4] ongeveer één keer per maand/zes weken voor een paar uur. Dit regelen de pleegouders van de kinderen en [kind 4] onderling. De kinderen hebben momenteel geen contact met de vader.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is, op verzoek van de raad, het gezag van de moeder over de kinderen beëindigd en de GI tot voogd over de kinderen benoemd.
Tevens is het verzoek van de moeder om – kort gezegd - haar omgangsregeling met de kinderen uit te breiden, afgewezen.
4.2
De moeder verzoekt primair het inleidende verzoek van de raad strekkende tot beëindiging van het gezag van de moeder over de kinderen, alsnog af te wijzen.
Subsidiair verzoekt de moeder te bepalen dat een (opbouwende) omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen wordt vastgesteld die het hof juist acht, dan wel te bepalen dat de GI onderzoek doet naar de mogelijkheden tot uitbreiding van de huidige omgangsregeling. Eén en ander zo nodig onder verbetering en aanvulling van de gronden, met veroordeling van de raad in de kosten van deze procedure in beide instanties, waaronder de eigen bijdrage van de advocaat.
4.3
De raad heeft ter zitting in hoger beroep verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

De standpunten van partijen
5.1
Volgens de moeder heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de kinderen in hun ontwikkeling worden bedreigd en het gezag van de moeder over de kinderen beëindigd dient te worden. Zij voert daartoe aan dat het op dit moment goed gaat met haar en dat zij het verleden achter zich heeft gelaten. Zij woont sinds kort in een gezinshuis, heeft een fulltime baan als restaurantmanager en het gaat goed met haar gezondheid. Ook heeft zij een fijne relatie met haar huidige partner en er is geen sprake (meer) van huiselijk geweld. De vader is al ruim viereneenhalf jaar niet meer betrokken bij de kinderen. Verder doet de moeder er alles aan om haar leven op de rit te krijgen. Zij komt de afspraken omtrent de omgangsregeling na en heeft goed contact met de GI. De moeder heeft meermaals aangegeven open te staan voor hulpverlening. Zij is thans bezig met een, zelf aangevraagd, onderzoek bij de praktijkondersteuner van de huisarts (POH). De POH heeft haar aangeraden traumabehandeling te volgen in de vorm van EMDR en zij staat hiervoor op de wachtlijst. Voorts heeft de moeder haar zorgen geuit over de veiligheid van de kinderen bij de pleegouders. Uit het rapport van de raad is gebleken dat reeds bekend was dat de pleegouders de kinderen soms slaan en hier onvoldoende op is ingegrepen. Op dit moment wordt er hulpverlening ingezet in het pleeggezin, dit had echter ingezet moeten worden bij de moeder ten tijde van de uithuisplaatsing van de kinderen. Ook zien de kinderen er volgens de moeder onverzorgd uit en ook Actief en Advies signaleerde dit. Verder heeft zij, in de periode voordat haar gezag werd beëindigd, overal toestemming voor gegeven, zoals het aanvragen van ID-kaarten voor de kinderen en vakanties.
Daarnaast wenst de moeder meer, en onbegeleide, omgang met de kinderen zodat zij hen een dagje mee kan nemen om iets leuks te doen. De moeder heeft het gevoel dat, doordat zij op een recente afspraak te laat is gekomen, zij daarop meteen wordt afgerekend. De GI heeft echter onlangs nog aangegeven dat de moeder de laatste tijd de afspraken omtrent de omgang beter nakomt. Door de omgang te verminderen naar eenmaal per maand voor 45 minuten zal de moeder vervreemden van de kinderen en zal hun band verloren gaan. Zij wenst daarom dat er onderzoek gedaan wordt naar de mogelijkheden voor uitbreiding van de omgang. Tot slot lijkt het alsof de raad de zaak afraffelt. Er missen namelijk stukken in het dossier, zoals het voogdijplan, aldus de moeder.
5.2
De raad heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de kinderen duidelijkheid nodig hebben over hun perspectief. Zij wonen nu ruim drie jaar in het huidige pleeggezin en er wordt niet naar een terugplaatsing bij de moeder gewerkt. Het gaat op dit moment goed met de kinderen in het pleeggezin. De kinderen krijgen de zorg die zij nodig hebben, zijn stabiel en hebben rust. Het jaarlijks verlengen van een machtiging tot uithuisplaatsing is belastend en schadelijk voor hen. In het verleden gaf de moeder geen toestemming voor bepaalde zaken en dit maakt dat de gezagsbeëindiging noodzakelijk is. Bovendien accepteert de moeder de plaatsing van de kinderen in het pleeggezin niet en de kinderen voelen dit aan. Verder heeft de moeder in het verleden hulpverlening afgewezen. De moeder ziet haar eigen aandeel in de huidige situatie niet in en daarom was het tijdens de ondertoezichtstelling niet mogelijk om de situatie te verbeteren. Het gaat nu beter met haar, maar dat is onvoldoende om deze beschadigde kinderen op te kunnen voeden. Dit vergt namelijk veel opvoedvaardigheden van een ouder.
Het onderzoek door de raad is eind mei 2022 tijdelijk onderbroken vanwege signalen van onveiligheid bij de pleegouders. Hier speelde overbelasting van de pleegouders een rol bij. Er is daarom hulpverlening voor de pleegouders ingezet, zoals een traject om traumasensitief op te voeden. Ook gaan de kinderen eens per maand voor een weekend naar verschillende gezinshuizen.
Een gezagsbeëindiging betekent niet dat de rol van de moeder in het leven van de kinderen onbelangrijk is. De kinderen zien de moeder graag. Het is echter van belang dat de moeder haar afspraken nakomt. De hersteltijd van de kinderen na de omgangsmomenten is lang en het is belangrijk dat de kinderen kunnen toekomen aan hun ontwikkelingstaken. De raad hoopt dat, nu het beter gaat met de moeder, zij de omgangsmomenten beter kan invullen. Tot slot acht de raad het belangrijk dat de moeder door de GI betrokken blijft worden bij belangrijke beslissingen omtrent de kinderen en de GI haar op de hoogte blijft houden van het reilen en zeilen binnen het pleeggezin.
5.3
De GI heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat het op dit moment goed gaat met de kinderen en zij het goed doen op school. De beëindiging van het gezag van de moeder geeft de kinderen duidelijkheid en zij weten dat zij in het pleeggezin zullen opgroeien. De vorm van de pleegzorg is veranderd, het pleeggezin is namelijk een gezinshuis geworden. De pleegvader is gestopt met werken zodat hij volledig beschikbaar is voor de kinderen. Ook is een vaste gedragsdeskundige verbonden aan het gezinshuis. Er heerst nu meer rust in het pleeggezin, maar er komen bij de kinderen regelmatig herinneringen uit het verleden naar boven. Zo hebben de kinderen last van trauma’s omdat zij bij hun ouders huiselijk geweld hebben meegemaakt.
De GI heeft na het stilleggen van het onderzoek door de raad in mei 2022 met Timon Pleegzorg een veiligheidsplan opgesteld en dit aan de raad overgelegd. Uit de monitoring van de GI blijken geen signalen van onveiligheid bij de pleegouders. De kinderen hebben wel onderling veel strijd en vliegen elkaar regelmatig in de haren. De GI betwist dat de kinderen er onverzorgd uitzien en ook de pleegzorgwerker heeft daar geen zorgen over. Verder kan de moeder de plaatsing van de kinderen in het pleeggezin niet accepteren en het nakomen van afspraken is moeilijk voor haar. De GI wil pas kijken naar uitbreiding van de omgang wanneer de moeder voor een langere periode haar afspraken nakomt en de hulpverlening accepteert. Met de vader heeft de GI de afspraak gemaakt dat indien hij contact met de kinderen wil, hij de GI mailt. Dit heeft hij tot nu toe niet gedaan, aldus de GI.
De beoordeling
De beëindiging van het gezag
5.4
Op grond van het bepaalde in artikel 1:266 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.5
Het hof overweegt als volgt. Met de moeder is het hof van oordeel dat het de raad en de GI had gesierd voorafgaand aan de mondelinge behandeling meer schriftelijke informatie te verstrekken. Zo heeft de raad ervoor gekozen geen verweerschrift in te dienen, hoewel tijdens het onderzoek van de raad gebleken was dat er zorgen bestonden over het pleeggezin. Ook het voogdijplan van de GI ontbreekt. Ter zitting hebben de raad en de GI echter alsnog de door het hof gevraagde informatie mondeling gegeven. Dat maakt dat het hof zich voldoende voorgelicht acht om te beslissen.
5.6
Voor het hof is duidelijk dat de moeder veel van de kinderen houdt en zij graag zelf voor hen wil zorgen. Haar wens om het gezag te willen houden is dan ook invoelbaar. Een gezagsbeëindigende maatregel is voor een ouder een ingrijpende maatregel en dit brengt met zich mee dat daartoe noodzaak moet bestaan met het oog op de belangen van de kinderen. Dit betekent onder meer dat indien het doel met een lichtere maatregel kan worden bereikt, deze verkozen dient te worden boven de zwaardere maatregel. Daarnaast dient de inmenging in het gezinsleven die het gevolg is van de maatregel, in een redelijke verhouding te staan tot het doel dat met de maatregel wordt nagestreefd. Het hebben van gezag over de kinderen is een fundamenteel onderdeel van het familie-en gezinsleven van de moeder en het hof neemt dit dan ook in ogenschouw.
5.7
Uit de stukken in het dossier en op de zitting is gebleken dat de kinderen zijn opgegroeid in een onrustige en onveilige thuissituatie waarin zij werden blootgesteld aan spanningen en huiselijk geweld. Zo zijn er tussen 2008 en 2020 achttien politiemeldingen gedaan van huiselijk geweld. Het heeft de kinderen ontbroken aan stabiliteit en basiszorg en dit heeft zijn weerslag gehad op de kinderen. Ten tijde van de uithuisplaatsing in 2020 waren er dan ook grote zorgen over de kinderen. [kind 1] kon zich passief agressief opstellen, toonde aangepast gedrag en was gewend om verantwoordelijkheid te dragen voor haar zusjes. [kind 2] had een slecht onderhouden gebit waardoor zij onder narcose vijf tanden moest laten trekken en acht gaatjes laten vullen. Ook vroeg zij op een negatieve manier aandacht en toonde snel jaloezie. [kind 3] gebruikte grove scheldwoorden die ongebruikelijk zijn voor een kind, laat staan voor een net driejarige peuter. Ook was de dynamiek tussen de kinderen intensief.
Het hof is gebleken dat ten tijde van en na de uithuisplaatsing van de kinderen in 2020 aan de moeder veel hulpverlening is geboden om de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen weg te nemen. Zij bleek echter onvoldoende in staat hiervan te profiteren en zij was moeilijk te begeleiden. Zo wilde de moeder onvoldoende meewerken aan hulpverlening vanuit stichting SIG, een organisatie voor ondersteuning aan mensen met een verstandelijke en/of autistische beperking. Het SIG was van september 2020 tot april 2021 betrokken om de moeder handvatten te geven om haar leven weer op orde te krijgen. De moeder verscheen meermalen niet op afspraken en leek geen inzicht te ontwikkelen in hoe zij dit kon veranderen, waardoor het SIG de hulpverlening heeft gestopt. In februari 2021 is Family Supporters ingezet om onderzoek te doen naar de opvoedvaardigheden van de moeder, maar zij is niet op de oproepingen voor een intakegesprek ingegaan. De moeder gaf aan geen hulp nodig te hebben. Voorts is de moeder in maart 2021 via haar huisarts aangemeld bij PsyQ, waar zij vijfmaal is geweest, maar niet alle afspraken is nagekomen.
5.8
De kinderen wonen op dit moment drie jaar, sinds december 2020, bij de pleegouders. Zij zijn inmiddels gehecht aan de pleegouders. Deze hechting kwam echter niet direct na de plaatsing tot stand, omdat de kinderen intensieve zorg en begeleiding nodig hadden en hebben en dit veel vraagt van de pleegouders. De pleegouders hadden het aan het begin van de plaatsing van de kinderen moeilijk en zij gaven aan dat vooral de dynamiek tussen de kinderen intens was. De pleegouders ontvangen daarom opvoedbegeleiding en de kinderen gaan sinds twee jaar één weekend per maand naar een logeergezin om de pleegouders te ontlasten en de kinderen wat ruimte en rust te geven. [kind 2] en [kind 3] gaan naar hetzelfde logeergezin en [kind 1] gaat naar een ander logeergezin. Verder is door de GI, in samenspraak met de pleegouders en de betrokken hulpverlening, een veiligheidsplan gemaakt waarin de pleegouders handvatten worden geboden om met het gedrag van de kinderen om te gaan. Ook heeft de gezinsmanager regelmatig individuele gesprekken met de kinderen. Verder hebben de kinderen sessies gehad met de speltherapeut om de genoemde onderlinge negatieve dynamiek te doorbreken en na de zomervakantie van 2022 is Levvel Hecht ingezet. Voor [kind 2] is speltherapie ingezet omdat zij emotieregulatieproblemen liet zien. Verder gaat [kind 1] naar de KNO arts vanwege haar gehoorproblemen en [kind 2] naar de huisarts vanwege haar eczeem, ondanks dat – volgens de pleegouders – het lang duurde tot de moeder hier toestemming voor gaf.
Volgens de betrokken hulpverlening hebben de kinderen in het pleeggezin een groei doorgemaakt, komen zij meer tot rust en komt de huidige opvoedomgeving bij de pleegouders tegemoet aan wat de kinderen op lange termijn nodig hebben. Hierbij blijft het echter van belang, zoals de raad in zijn rapport aangeeft, dat er aandacht wordt besteed aan de traumaverwerking van de kinderen en blijvend geïnvesteerd wordt in de ontwikkeling van een veilige hechting.
5.9
De moeder stelt dat zij op dit moment haar leven op orde heeft en open staat voor hulpverlening. Het hof deelt echter met de GI de twijfel of de moeder haar leven daadwerkelijk op de rit heeft. Zo is zij in juli 2023 uit haar huis gezet waardoor zij dakloos raakte. Ook accepteerde zij de hulp van Vangnet en Advies niet, een organisatie voor mensen die zorgmijdend zijn. Tevens accepteerde zij de hulp niet van Families First, die tot februari 2023 voor- en na de omgangsmomenten de moeder ouderbegeleiding bood. Ook geeft de moeder aan thans afspraken te hebben bij de POH, maar de GI ontvangt hier, ondanks haar verzoek daartoe, geen verslagen van. Daardoor is het moeilijk zicht te krijgen op de actuele geestelijke toestand van de moeder.
5.1
Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat aan de gronden van de gezagsbeëindiging is voldaan. De aanvaardbare termijn waarbinnen de moeder in staat zou moeten zijn de opvoeding voor de kinderen te dragen is verstreken. Wat er ook zij van de gestelde positieve ontwikkelingen van de moeder, gebleken is dat het haar niet is gelukt, ondanks langdurige hulpverlening, de kinderen te bieden wat zij nodig hebben. Duidelijk is dat de moeder veel om haar kinderen geeft, maar dat zij moeilijk kan reflecteren op haar eigen handelen en op de negatieve gevolgen die dit heeft voor de kinderen en hun ontwikkeling. De kinderen wonen nu drie jaar in hetzelfde pleeggezin en naar omstandigheden gaat het daar goed met hen. De moeder heeft nog altijd moeite met de plaatsing van de kinderen in dat gezin en uit nog steeds zorgen over hun veiligheid in dat gezin. Deze zorgen worden niet gedeeld door de GI en de omgangsbegeleider van Actief en Advies en het hof heeft geen aanleiding om daaraan te twijfelen. Voor de kinderen is van belang dat zij duidelijkheid krijgen over hun perspectief en niet (jaarlijks) geconfronteerd gaan worden met verlenging van kinderbeschermingsmaatregelen en de daarmee gepaard gaande onzekerheid. De kinderen hebben duidelijkheid en rust nodig en het beëindigen van het gezag van de moeder draagt daar aan bij. Aan de gronden voor een gezagsbeëindiging is voldaan en deze maatregel is passend en noodzakelijk om het opgroeiperspectief van de kinderen in het huidige pleeggezin voor hen zeker te stellen. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
5.11
Ten overvloede overweegt het hof dat de beëindiging van het gezag van de moeder niet betekent dat de band tussen haar en de kinderen wordt verbroken of dat zij geen belangrijke rol meer in het leven van de kinderen heeft. Integendeel: zoals ook de GI ter zitting heeft aangegeven zijn de kinderen altijd blij om de moeder te zien en zij verheugen zich op de omgangmomenten met haar. Zoals ook thans al het geval is, zal de moeder deze rol blijven vervullen. Ook blijft zij het recht houden op informatie over de ontwikkeling van de kinderen. Positief is dan ook dat de samenwerking van de moeder met de GI is verbeterd. Daarnaast spreekt het hof de hoop uit dat zij de gestelde positieve ontwikkelingen in haar leven kan bestendigen.
Omgang
5.12
De moeder verzoekt de omgangsregeling met de kinderen uit te breiden. Het hof overweegt daartoe als volgt. De moeder heeft op dit moment drie kwartier per maand begeleide omgang met de kinderen. De omgang wordt begeleid door Actief en Advies en vindt plaats in Amsterdam. In oktober 2021 heeft de GI besloten de omgang van drie kwartier elke veertien dagen terug te brengen naar de huidige omgangsregeling. De GI heeft dit besloten omdat de moeder vier van de vijftien omgangsmomenten niet kwam opdagen, zij diverse keren te laat kwam en het haar niet lukte op kantoor te komen als zij daarvoor werd uitgenodigd. Ook had zij moeite met het verdelen van de aandacht tussen de kinderen en het aansluiten bij hen. Het hof is gebleken dat de omgangsmomenten thans nog niet volledig naar behoren verlopen. Zo heeft de GI ter zitting in hoger beroep verklaard dat de moeder recent twee keer te laat is gekomen en in oktober 2023 niet is verschenen bij het omgangsmoment. Hierover heeft zij pas achteraf met de GI contact opgenomen. De kinderen waren hier verdrietig en kwaad over. Ook belt de moeder regelmatig tijdens de omgangsmomenten en zij kan volgens de GI moeilijk haar grenzen aangeven. Het hof is dan ook van oordeel dat de moeder eerst dient te laten zien dat zij de gemaakte afspraken kan nakomen en zij (op tijd) verschijnt bij de omgangsmomenten, voordat een uitbreiding van de omgang aan de orde kan zijn. Het hof wijst het subsidiaire verzoek van de moeder om de omgangsregeling uit te breiden, af.
5.13
De moeder verzoekt subsidiair tevens te bepalen dat de GI onderzoek doet naar de mogelijkheden tot uitbreiding van de huidige omgangsregeling. Ter zitting in hoger beroep heeft de advocaat van de moeder hieraan toegevoegd dat dit onderzoek ook door een andere organisatie, bijvoorbeeld het NIFP, gedaan kan worden. Voor zover de moeder daarmee een verzoek als bedoeld in artikel 810a, lid 2, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) doet, overweegt het hof dat dit artikel alleen ziet op kinderbeschermingsmaatregelen en niet op verzoeken tot omgang. Overigens is het hof van oordeel dat het belang van de kinderen zich verzet tegen het gelasten van het door de moeder verzochte onderzoek. De kinderen zijn bezig met verwerking van trauma’s en hechting aan hun pleegouders en krijgen daarvoor al intensieve hulpverlening. Inzet van nog meer deskundigen acht het hof strijdig met het belang van de kinderen. Bovendien wordt de omgang tussen de moeder en de kinderen al geobserveerd en gemonitord. Het hof heeft er vertrouwen in dat de omgang kan worden uitgebreid zodra de moeder structureel laat zien dat zij de afspraken nakomt en beter aansluit bij de kinderen. Het hof zal ook dit verzoek van de moeder daarom afwijzen.
5.14
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het openbaar register;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.V.T. de Bie, J.M. van Baardewijk en J.A. van Keulen, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh als griffier en is op 16 januari 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.