ECLI:NL:GHAMS:2024:1019

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
23-002209-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs voor poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. De verdachte was aangeklaagd voor poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde 1] en bedreiging van [benadeelde 2] op 1 mei 2020 te Hoorn. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis, waarin de verdachte was vrijgesproken. Tijdens de zitting op 19 maart 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verklaringen van de verdachte, haar raadsman, de advocaat van de benadeelde partijen en een van de slachtoffers.

De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde 1] met een scherp voorwerp en bedreiging van [benadeelde 2]. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de betrokkenen en getuigen sterk uiteenliepen en op sommige punten tegenstrijdig waren. Hierdoor was er onvoldoende objectief bewijs om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij de feiten had begaan, en sprak haar vrij.

De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hadden vorderingen tot schadevergoeding ingediend, maar nu de verdachte werd vrijgesproken, konden zij in hun vorderingen niet worden ontvangen. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding, waarbij iedere partij zijn eigen kosten diende te dragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002209-21
datum uitspraak: 2 april 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 26 juli 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-321770-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
domicilie kiezende op het kantooradres van haar advocaat: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 maart 2024.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, haar raadsman, de advocaat van de benadeelde partijen en één van de slachtoffers naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
zij, op of omstreeks 01 mei 2020 te Hoorn aan [benadeelde 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(een snede in de (linker)pols, althans blijvend(e) en ontsierend(e) litteken(s)), heeft toegebracht, door die
[benadeelde 1] opzettelijk met een stuk (gebroken) glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
te steken/snijden;
1. subsidiair
zij, op of omstreeks 01 mei 2020 te Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die
[benadeelde 1] een of meermalen met een stuk (gebroken) glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. meer subsidiair
zij, op of omstreeks 01 mei 2020 te Hoorn [benadeelde 1] heeft mishandeld door die [benadeelde 1] een of meermalen met een stuk (gebroken) glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de pols te steken/snijden;
2.
zij, op of omstreeks 01 mei 2020 te Hoorn [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een glas kapot te slaan en dit op die [benadeelde 2] te richten en/of daarmee een stekende beweging in zijn richting te maken en die [benadeelde 2] dreigend de woorden: "je houdt maar beter afstand of ik steek je hiermee" toe te voegen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis en tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

Op grond van de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat op 1 mei 2020 te Hoorn een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en de aangevers [benadeelde 1] en haar zoon [benadeelde 2]. Aangeefster [benadeelde 1] heeft daarbij letsel opgelopen. Omtrent het incident zijn de aangevers, de verdachte en diverse getuigen gehoord door de politie. Het hof is gebleken dat de afgelegde – soms aanzienlijk – uiteenlopen en op sommige punten ronduit tegenstrijdig zijn. Hierdoor en bij gebrek aan ander (objectief) bewijsmateriaal biedt het dossier onvoldoende basis voor de overtuiging dat de verdachte de aan haar ten laste gelegde handelingen heeft begaan. Derhalve acht het hof, met de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.

Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]

De benadeelde partijen hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met vorderingen tot schadevergoeding en hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd
Nu de verdachte wordt vrijgesproken ter zake van de feiten waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kunnen de benadeelde partijen in de vorderingen niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. P. Greve en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 april 2024.
mr. P. Greve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.