ECLI:NL:GHAMS:2024:1017

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
23-001143-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met verbreking van stroom en opzettelijk aanwezig hebben van hennep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van diefstal van elektriciteit en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De tenlastelegging omvatte diefstal van stroom van Liander in de periode van 5 augustus 2021 tot en met 16 mei 2022, en het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep op 16 mei 2022. De verdachte had bezwaar gemaakt tegen de rechtmatigheid van het binnentreden door de verbalisanten, maar het hof oordeelde dat er geen sprake was van een onherstelbaar vormverzuim. De verdachte werd schuldig bevonden aan beide feiten, maar de bewezenverklaring van de hoeveelheid hennep werd beperkt tot meer dan dertig gram. De politierechter had eerder een taakstraf van 150 uren opgelegd, maar het hof besloot tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof overwoog dat de verdachte door zijn handelen bijdroeg aan de instandhouding van de illegale hennepmarkt en de benadeling van de energiemaatschappij. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en diverse artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001143-23 (straf)
datum uitspraak: 2 april 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 4 april 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-161240-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 05 augustus 2021 tot en met 16 mei 2022 te Enkhuizen (telkens) een hoeveelheid/heden stroom, in elk geval enig goed, dat/die (telkens) geheel of ten dele aan Liander, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat/die weg te nemen stroom (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 16 mei 2022 te Enkhuizen, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7822 gram henneptoppen en/of 232 gram gedroogde henneptoppen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank.

Bespreking verweer ten aanzien van feit 2

De raadsman heeft zich ter zitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat bij de bewezenverklaring van het onder feit 2 tenlastegelegde dient te worden uitgegaan van ‘een hoeveelheid materiaal bevattende hennep en 232 gram gedroogde henneptoppen’. Hiertoe heeft hij - kort gezegd - aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat de gewogen hoeveelheid van 7.822 gram ziet op (natte) henneptakken met henneptoppen.
Het hof overweegt als volgt.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte, naast de 232 gram gedroogde henneptoppen, 7.822 gram henneptoppen aanwezig heeft gehad. Zoals door de raadsman gesteld blijkt uit het dossier immers dat de hennep die in ruimte A is aangetroffen niet uitsluitend henneptoppen betrof, maar 7.822 gram henneptakken mét henneptoppen. Bovendien hing de hennep nog te drogen, waardoor de hennep ook nog eens zwaarder was dan gedroogde hennep. Het hof merkt overigens op dat dit gegeven aan een eventuele bewezenverklaring van die hoeveelheid niet in de weg behoeft te staan en dat dit in de strafmaat kan worden betrokken. Het hof zal evenwel de bewezenverklaring beperken tot ‘een hoeveelheid van meer dan dertig gram’.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 5 augustus 2021 tot en met 16 mei 2022 te Enkhuizen een hoeveelheid stroom die aan Liander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen stroom onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
2.
hij op 16 mei 2022 te Enkhuizen opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter is opgelegd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat strafkorting dient plaats te vinden omdat de verdachte geen - althans niet vrijwillig - toestemming heeft gegeven aan de verbalisanten voor het betreden van de tweede etage van zijn loods. Nu op dat moment ook overigens geen sprake was van een redelijk vermoeden dat in die loods een hennepkwekerij aanwezig was en de verbalisanten niet beschikten over een machtiging tot binnentreden, is volgens de raadsman sprake van een onherstelbaar vormverzuim dat compensatie in de strafmaat behoeft. Tevens heeft de raadsman het hof verzocht bij de strafmaat rekening te houden met het feit dat de verdachte een zogeheten
first offenderis, dat de aangetroffen hoeveelheid hennep goeddeels natte hennep betrof en dat de verdachte zijn loods zes maanden heeft moeten sluiten, met alle finaciële gevolgen van dien. Gelet op al het voorgaande en onder verwijzing naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), heeft de raadsman bepleit een geldboete op te leggen, eventueel gecombineerd met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep en aan diefstal van elektriciteit. Het gebruik van hennep heeft schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid. Daarnaast worden met het kweken van hennep grote illegale winsten behaald en gaat dat niet zelden gepaard met andere, ernstige vormen van criminaliteit. De verdachte heeft door zijn handelswijze een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een markt voor softdrugs. Tevens heeft hij door de illegale afname van elektriciteit de energiemaatschappij benadeeld.
Ten aanzien van de stelling van de verdediging dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim ten gevolge van de onrechtmatige binnentreding overweegt het hof als volgt. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 16 mei 2022 blijkt dat de verbalisanten, ter plaatse gekomen na meldingen van omwonenden, de verdachte buiten de loods hebben gevraagd of zij in de loods mochten kijken, dat hij vervolgens schoorvoetend uit de bestelauto kwam en met de verbalisanten naar de loods liep en de toegangsdeur, naast de roldeur, met een sleutel opende, waarop verbalisanten met de verdachte naar binnen gingen. Vervolgens hebben de verbalisanten de verdachte een aantal keren gevraagd of zij ook de bovenetage in de loods mochten bekijken. Toen de verdachte (herhaaldelijk) aangaf dat hij dat liever niet had, hebben de verbalisanten de verdachte uitgelegd dat zij de wettelijke mogelijkheid hebben de (hulp)officier van justitie te verzoeken om afgifte van een machtiging tot binnentreden. Daaropvolgend is de verdachte alsnog de verbalisanten voorgegaan op de trap naar de bovenetage en heeft hij op de bovenetage de toegangsdeur daar geopend voor de verbalisanten.
Gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken is het hof van oordeel dat de verbalisanten niet onrechtmatig zijn binnengetreden in de loods dan wel de bovenetage van de loods. Dat de verdachte stelt dat hij zijn toestemming niet vrijwillig heeft verleend, doet hieraan niet af nu de verbalisanten de verdachte slechts hebben gewezen op hun wettelijke mogelijkheden en bevoegdheden en niet anderszins is gebleken dat sprake is geweest van enige dwang. De verbalisanten hebben aldus de bovenetage in de loods met toestemming van de verdachte betreden. Al met al acht het hof hetgeen de raadsman heeft aangevoerd onvoldoende om het handelen van de verbalisanten aan te merken als onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof verwerpt het verweer.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS. Het hof begrijpt uit de toelichting bij het oriëntatiepunt dat ziet op overtreding van artikel 3 onder C van de Opiumwet (het opzettelijk aanwezig hebben van hennep) dat dat oriëntatiepunt niet van toepassing is op het aanwezig hebben van hennep in het kader van een hennepkwekerij. In het laatstgenoemde geval dient de rechter volgens de toelichting het oriëntatiepunt horend bij overtreding van artikel 3 onder B van de Opiumwet (hennepkwekerijen). Uit het dossier blijkt dat bij de verdachte 87 potten met stengels van hennepplanten zijn aangetroffen. Kijkend naar de oriëntatiepunten van artikel 3 onder B van de Opiumwet is bij die hoeveelheid in beginsel een gelboete van € 1.000,00 passend. Naast het opzettelijk aanwezig hebben van hennep in een kwekerij heeft de verdachte zich echter ook schuldig gemaakt aan diefstal met verbreking. Alles afwegende acht het hof een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. R.D. van Heffen en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 april 2024.
mr. P. Greve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.