ECLI:NL:GHAMS:2024:1002

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
23-003318-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor schipper wegens niet haaks kruisen van verkeersscheidingsstelsel op de Noordzee

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De verdachte, een schipper van een onder Nederlandse vlag varend zeilschip, was beschuldigd van het niet haaks kruisen van een verkeersscheidingsstelsel op de Noordzee op 10 juli 2022. De tenlastelegging betrof een overtreding van Voorschrift 10 (c) van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter, die de verdachte eerder had vrijgesproken.

Tijdens de zittingen op 15 februari en 14 maart 2024 heeft de advocaat-generaal betoogd dat de verdachte de overtreding wettig en overtuigend had begaan en heeft hij een geldboete van € 200,00 geëist. De verdachte heeft echter verklaard dat hij onder de gegeven omstandigheden zoveel mogelijk haaks heeft gekruist en heeft bewijsstukken overgelegd ter ondersteuning van zijn stelling. Het hof heeft de argumenten van de verdachte in overweging genomen, waaronder de omstandigheden van de zeiltocht en de veiligheid op zee.

Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde overtreding. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. De beslissing is genomen op basis van de feiten en omstandigheden die zijn gepresenteerd, waarbij het hof de interpretatie van de relevante internationale regelgeving in acht heeft genomen. De uitspraak benadrukt het belang van de specifieke omstandigheden waaronder de verdachte handelde en de noodzaak om de veiligheid op zee te waarborgen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003318-22
datum uitspraak: 14 maart 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 2 december 2022 in de strafzaak onder parketnummer
81-249071-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 februari en 14 maart 2024.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
dat hij op of omstreeks 10 juli 2022, als schipper van het onder Nederlandse vlag varend zeilschip, genaamd [naam], daarmee varende op de Noordzee, in of door de westgaande verkeersbaan van het verkeersscheidingsstelsel “Terschelling-Duitse Bocht”, het tot de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, behorende Voorschrift 10 (c) heeft overtreden, immers heeft dat schip toen het kruisen van deze verkeersbaan niet gedaan met een voorliggende koers die zoveel mogelijk een rechte hoek ten opzichte van de algemene richting van de verkeersstroom benaderde als uitvoerbaar was, doordat het schip op een zodanige wijze bovengenoemde verkeersbaan kruiste, dat de hoek tussen de voorliggende koers en de algemene richting van de verkeersstroom 133 graden, in elk geval niet zoveel mogelijk 90 graden, was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de kantonrechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde overtreding wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het haaks kruisen van een verkeersscheidingsstelsel in het belang is van de veiligheid op zee en dat het schuin oversteken - dus niet in een hoek van 90 graden - gevaren met zich brengt omdat het verkeersscheidingsstelsel in dat geval niet zo snel als mogelijk wordt verlaten. Ingeval de verdachte het verkeersscheidingsstelsel niet haaks kon kruisen, had de verdachte de hulpmotor moeten bijzetten en de zeilen moeten strijken. Ook had hij verder kunnen varen zodat hij op een later moment
wel haaks kon kruisen of anders helemaal niet oversteken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 200,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Aan de verdachte is kortgezegd tenlastegelegd dat hij met zijn zeilboot de [naam] niet zoveel als mogelijk haaks heeft gekruist op een verkeersscheidingsstelsel (ook wel
traffic separation schemes).
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep onder meer verklaard dat hij met zijn zeilboot onder de gegeven omstandigheden zoveel als mogelijk haaks heeft gekruist. Hij heeft stukken overgelegd die zijn stelling onderbouwen. De verdachte heeft ook verklaard dat, ingeval de zeilen zouden zijn gestreken en de (hulp)motor zou zijn bijgezet, de zeilboot zich langer in het verkeersscheidingsstel zou bevinden en bovendien, gezien de windrichting en de deining, de situatie aan boord een onhoudbare zou worden. Juist die omstandigheden - waar aldus de verdachte in eerste aanleg uitvoerig over is gesproken en die in de ogen van de verdachte door de advocaat-generaal andermaal worden genegeerd – maken dat er een veel onveiligere situatie zou zijn ontstaan dan door de handelwijze van de verdachte op de tenlastegelegde datum.
Het hof overweegt als volgt.
De originele tekst van Voorschrift 10 (c) van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972 (hierna ook: het Verdrag), is neergelegd in de
Convention on the International Regulations for Preventing Collisions at Sea, 1972.De Engels- en Franstalige versies zijn de authentieke versies van dit Verdrag.
Rule 10 (c). Traffic separation schemesvan het Verdrag luidt als volgt (onderstreping door het hof):
“A vessel shall, so far as practicable, avoid crossing traffic lanes but if obliged to do so shall cross on a headingas nearly as practicableat right angles to the general direction of traffic flow.”
In het
Verdrag inzake de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972,is diezelfde delictsomschrijving onder
Voorschrift 10. Verkeersscheidingsstelselsals volgt in het Nederlands vertaald (onderstreping door het hof):

Een schip dient voor zover uitvoerbaar het kruisen van verkeersbanen te vermijden doch, indien het daartoe verplicht is, dient het zulks te doen met een voorliggende koers diezoveel mogelijkeen rechte hoek ten opzichte van de algemene richting van de verkeersstroom benadert als uitvoerbaar is.”
Het hof is van oordeel dat
zoveel mogelijkniet gelijkstaat aan de definitie
as nearly as practicable.De zinsnede
as nearly as practicablelaat zich naar oordeel van het hof beter vertalen als
praktisch uitvoerbaar, wat een andere betekenis heeft dan
zoveel mogelijk.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de verdachte op de (hulp)motor had moeten varen en zijn zeilen had moeten strijken, maar de opvatting dat een zeilvaartuig om zo haaks als praktisch uitvoerbaar een verkeersscheidingsvlak over te steken de zeilen zou moeten strijken, vindt naar het oordeel van het hof geen steun in het recht.
Nu de verdachte met zijn schip vanuit Nederland (IJmuiden) onderweg was naar Denemarken (Thyboroen), diende de verdachte in elk geval enig verkeersscheidingsstelsel te kruisen. Verder heeft de verdachte, onweersproken door het openbaar ministerie en met stukken onderbouwd aangevoerd dat hij ‘onder zeil’ het verkeersscheidingsvlak in de gegeven omstandigheden (windrichting en -kracht, deining en eigenschappen van het vaartuig) zoveel als praktisch uitvoerbaar haaks heeft gekruist. Nu het dossier geen gegevens bevat die het hof leiden tot een andere conclusie spreekt het hof de verdachte daarom vrij van het tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 10 oktober 2022 onder CJIB-nummer
[nummer].
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. P. Greve en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 maart 2024.
mr. E. van Die is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]