ECLI:NL:GHAMS:2024:100

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
200.329.533/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de beschikking inzake het mentorschap en bewindvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bestreden beschikking van de kantonrechter van 13 april 2023. De zaak betreft een verzoek tot ontslag van de mentor, [mentor], door de bewindvoerder, [bewindvoerder], en de begeleider, [begeleider]. De kantonrechter had eerder het verzoek om ontslag van de mentor afgewezen, wat door de verzoekers in hoger beroep werd bestreden. De verzoekers stelden dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van de mentor, onder andere vanwege het niet betalen van zorggelden en een verstoorde verhouding tussen de mentor en de betrokkene. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor deze gewichtige redenen. Het hof concludeerde dat de belangen van de betrokkene op een professionele manier door de mentor worden behartigd en dat de communicatieproblemen niet voldoende zijn om het ontslag te rechtvaardigen. De verzoeken van de bewindvoerder zijn dan ook afgewezen en de beschikking van de kantonrechter is bekrachtigd. De kostenveroordelingen van beide partijen zijn eveneens afgewezen, gezien de aard van de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.329.533/01
zaaknummer rechtbank: 10321618 EB VERZ 23-1270
beschikking van de meervoudige kamer van 16 januari 2024 inzake
[bewindvoerder ] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene ] ,
gevestigd te [plaats A] ,
hierna te noemen: [bewindvoerder ] ,
en
[begeleider] , begeleider van [betrokkene ] ,
gevestigd te [plaats B] ,
hierna te noemen: [begeleider] ,
verzoeksters in hoger beroep,
advocaat: mr. J.S. Vlieger te Amsterdam.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [mentor] h.o.d.n. De Persoonlijke Aanpak, in haar hoedanigheid van mentor van [betrokkene ] , (hierna te noemen: [mentor] ),
- [betrokkene ] , (hierna te noemen: de betrokkene).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 13 april 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
[bewindvoerder ] en [begeleider] zijn op 12 juli 2023 in hoger beroep gekomen van genoemde beschikking van 13 april 2023. Zij hebben bij bericht van 10 augustus 2023 een beschikking van de kantonrechter van 21 juli 2022 en een beschikking van de kantonrechter van 19 januari 2023 overgelegd.
2.2
[mentor] heeft op 20 september 2023 een schriftelijke reactie op het beroepschrift van [bewindvoerder ] en [begeleider] ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts ingekomen een bericht van de zijde van [mentor] van 20 september 2023 met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 20 november 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- [bewindvoerder ] en [begeleider] , bijgestaan door hun advocaat;
- [mentor] , vergezeld door een collega;
- de betrokkene, bijgestaan door M.M.S.J. van Kaam, tolk in de Engelse taal.

3.De feiten

3.1
De betrokkene is geboren [in] 1973.
3.2
Bij beschikking van 7 juni 2013 heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan de betrokkene onder bewind gesteld als gevolg van haar lichamelijke en/of geestelijke toestand en [X] h.o.d.n. Rappórt [plaats A] , als bewindvoerder benoemd.
3.3
Bij beschikking van 21 juli 2022 heeft de kantonrechter ten behoeve van de betrokkene een mentorschap ingesteld als gevolg van haar lichamelijke/geestelijke toestand, met benoeming van [mentor] h.o.d.n. De Persoonlijke Aanpak tot mentor.
3.4
Bij beschikking van 19 januari 2023 heeft de kantonrechter [X] h.o.d.n. Rappórt [plaats A] met ingang van 1 februari 2023 ontslagen uit de functie van bewindvoerder en [bewindvoerder ] h.o.d.n. [bewindvoerder ] & [Y] Bewindvoeringen met ingang van 1 februari 2023 tot opvolgend bewindvoerder benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het gezamenlijk verzoek van [bewindvoerder ] en [begeleider] om [mentor] te ontslaan uit de functie van mentor en [bewindvoerder ] te benoemen tot opvolgend mentor, afgewezen.
4.2
[bewindvoerder ] en [begeleider] verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidende verzoek tot ontslag van [mentor] als mentor toe te wijzen en [bewindvoerder ] te benoemen tot mentor. Tevens verzoeken zij [mentor] in de kosten van beide instanties te veroordelen.
4.3
[mentor] heeft een schriftelijke reactie ingediend en vraagt het hof daarbij om [bewindvoerder ] in de kosten van beide instanties te veroordelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Mr. Vlieger heeft ter zitting het hoger beroep, voor zover dat is ingediend namens [begeleider] , ingetrokken. Het hof zal daarom slechts het hoger beroep beoordelen voor zover dat is ingediend door [bewindvoerder ] .
Het wettelijk kader
5.2
Op grond van artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de mentor door de rechter ontslag worden verleend met ingang van een door deze te bepalen dag, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
De standpunten van partijen
5.3
[bewindvoerder ] stelt dat [mentor] wegens gewichtige redenen dient te worden ontslagen. In de eerste plaats omdat zij de zorggelden weigert te betalen aan [begeleider] (de zorgverlener van de betrokkene) via het portaal van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB). De zorggelden worden al geruime tijd niet meer betaald vanuit het persoonsgebonden budget (hierna: PGB), hetgeen tot gevolg heeft dat de zorg van de betrokkene al enige tijd gefrustreerd wordt. Daardoor is sprake van een ernstig verstoorde verhouding tussen de betrokkene en [mentor] . Als tweede grond voor het ontslag voert [bewindvoerder ] aan dat er sprake is van een ernstig verstoorde verhouding, omdat [mentor] haar eigen naam bij het portaal van de SVB heeft laten registreren door middel van misleiding en zij de privacy van de betrokkene niet respecteert. De betrokkene en [begeleider] scharen zich achter het standpunt van [bewindvoerder ] .
5.4
[mentor] voert aan dat de facturen die betrekking hebben op de zorg niet betaald worden omdat de facturen van [Z] , waarvoor [begeleider] werkt, niet door de zorgverlener via het portaal, noch via de post zijn aangeboden aan [mentor] , maar aan [bewindvoerder ] . [bewindvoerder ] en de zorgaanbieder [Z] hebben hiermee niet de juiste procedure voor het aanleveren van facturen en het uitbetalen van zorggelden gevolgd. [bewindvoerder ] heeft buiten medeweten van [mentor] vanaf het moment dat zij benoemd is als bewindvoerder de facturen zelf aangeboden bij de SVB. De bewindvoerder had de facturen moeten doorsturen aan [mentor] , die als budgetbeheerder voor de zorggelden bij het SVB geregistreerd staat, en de zorgverlener moeten wijzen op de juiste procedure. [mentor] betwist dat er sprake is geweest van misleiding. Zij stelt dat zij [in] 2023 bij de betrokkene langs is geweest met als doel om nogmaals uit te leggen dat de betrokkene mee dient te werken aan een controle van de zorg die zij ontvangt via haar PGB. Nadat zij te horen kreeg dat zij de betrokkene niet meer mocht lastigvallen is [mentor] vertrokken.
De beoordeling
5.5
Het hof overweegt als volgt. Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling door beide partijen is verklaard is het hof van oordeel dat onvoldoende gebleken is van gewichtige redenen om [mentor] als mentor te ontslaan. Hoewel vast is komen te staan dat sprake is van een moeizame verstandhouding tussen de betrokkene en [bewindvoerder ] enerzijds en [mentor] anderzijds, is het hof van oordeel dat deze situatie met name is ontstaan door het feit dat de zorgverlener de facturen niet bij [mentor] , die voor de zorggelden de budgetbeheerder is, heeft ingediend, maar bij [bewindvoerder ] . [bewindvoerder ] meent ten onrechte dat alles wat over geld gaat tot het takenpakket van de bewindvoerder behoort. Nog voordat [bewindvoerder ] tot bewindvoerder werd benoemd, was het PGB door de mentor aangevraagd en is de mentor als budgetbeheerder voor de zorggelden bij het SVB als zodanig geregistreerd. De financiering van de zorg behoort dan ook tot het takenpakket van de mentor. Ter zitting in hoger beroep is tevens gebleken dat de zorgverlener, nadat [mentor] de eerste factuur van de zorgverlener van 2022 afgewezen had vanwege de hoogte daarvan, geen facturen meer heeft ingediend bij [mentor] . Dat [mentor] de urgentie van het bij haar indienen van de facturen heeft aangekaart blijkt onder meer uit de stukken die zij in het geding heeft gebracht. Zij heeft in een e-mail van 7 januari 2023 aan de zorgverlener en [Z] aangegeven dat zij (nog steeds) zat te wachten op de declaraties van oktober, november en december 2022 en zij heeft de regels van de SVB bijgevoegd bij de e-mail. Daarnaast heeft [mentor] [Z] op 21 februari 2023 een e-mail gestuurd met het verzoek de facturen via het PGB-portaal aan te bieden voor accordering. Het hof is dan ook van oordeel dat op dit moment de belangen van de betrokkene op een professionele manier door [mentor] worden behartigd en dat niet is gebleken dat zij daarin tekortschiet. Hetgeen [bewindvoerder ] naar voren heeft gebracht, is onvoldoende om te concluderen dat sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW die het ontslag van [mentor] als mentor rechtvaardigen. Het gestelde gebrek aan communicatie is daartoe onvoldoende. Gelet op vorenstaande zal het hof de verzoeken van [bewindvoerder ] afwijzen.
5.6
Het hof ziet gelet op de aard van de procedure geen aanleiding [bewindvoerder ] of [mentor] in de kosten van beide instanties te veroordelen, zoals zij over en weer hebben verzocht.
5.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. M. Fiege, in tegenwoordigheid van mr. I.L.I. Bossert als griffier en is op 16 januari 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.