In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van een klager tegen een gerechtsdeurwaarder. De klager was eerder door de rechtbank Den Haag veroordeeld tot betaling van een vordering van T-Mobile Netherlands B.V. Na deze veroordeling zijn de goederen van de klager onder bewind gesteld. De bewindvoerder heeft de gerechtsdeurwaarder geïnformeerd over de onderbewindstelling en verzocht verdere rechtsmaatregelen op te schorten. Desondanks heeft de gerechtsdeurwaarder bankbeslag gelegd op de rekening van de klager zonder overleg met de bewindvoerder. De klager heeft de gerechtsdeurwaarder verweten dat hij dit zonder overleg heeft gedaan en dat hij de bewindvoerder niet de kans heeft gegeven om een betalingsvoorstel te doen.
In eerste aanleg heeft de kamer voor gerechtsdeurwaarders de klacht van de klager tegen de gerechtsdeurwaarder gegrond verklaard en een berisping en een geldboete van € 200,- opgelegd. De gerechtsdeurwaarder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak behandeld op 26 oktober 2023, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder in strijd heeft gehandeld met de Reglement Normen voor Kwaliteit door zonder aankondiging beslag te leggen, terwijl de bewindvoerder had verzocht om een inventarisatieperiode. Het hof heeft de beslissing van de kamer bevestigd, waarbij de klacht gegrond is verklaard en de maatregel van berisping en geldboete is gehandhaafd. Er is geen proceskostenveroordeling in hoger beroep uitgesproken, omdat de beslissing van de kamer in stand is gebleven.