ECLI:NL:GHAMS:2023:998

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
200.315.511/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek tot ontbinding Centrale Cliëntenraad Zorggroep Apeldoorn

In deze zaak heeft de Stichting Zorggroep Apeldoorn en Omstreken (ZGA) beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden (LCvV) van 1 juli 2022, waarin het verzoek van ZGA om vervangende toestemming voor de ontbinding van de Centrale Cliëntenraad werd afgewezen. De Centrale Cliëntenraad, die de belangen van cliënten behartigt, had eerder een medezeggenschapsregeling vastgesteld, maar er waren spanningen ontstaan tussen ZGA en de raad, wat leidde tot een verzoek tot ontbinding. De Ondernemingskamer heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de Centrale Cliëntenraad niet structureel tekortschiet in zijn functie, ondanks de gespannen verhoudingen. De Ondernemingskamer oordeelde dat er geen grond was voor ontbinding, omdat de cliëntenraad nog steeds zijn taken vervult en er geen andere oplossing is dan ontbinding. De Ondernemingskamer heeft het verzoek van ZGA afgewezen en de uitspraak van de LCvV in stand gelaten. De Ondernemingskamer heeft beide partijen aangespoord om in gesprek te blijven over de medezeggenschapsregeling en een nieuwe start te maken met een vernieuwde Centrale Cliëntenraad.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.315.511/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 18 april 2023
inzake
STICHTING ZORGGROEP APELDOORN EN OMSTREKEN,
gevestigd te Apeldoorn,
VERZOEKSTER,
advocaten: mrs. T.A.M. van den Ende en F. Douwenga, beiden kantoorhoudende in Utrecht,
t e g e n
DE CENTRALE CLIËNTENRAAD VAN ZORGGROEP APELDOORN EN OMSTREKEN,
te Apeldoorn,
VERWEERDER,
advocaat: mr. S. Broens, kantoorhoudende in Utrecht.
Verzoekster en verweerder worden hierna aangeduid als ZGA en de Centrale Cliëntenraad.

1.Het verloop van het geding

1.1
Bij op 5 september 2022 ingekomen verzoekschrift, is ZGA in beroep gekomen tegen de uitspraak van de Landelijke commissie van vertrouwenslieden (LCvV) van 1 juli 2022, gewezen tussen ZGA als verzoekster en de Centrale Cliëntenraad als verweerster. In deze uitspraak is afwijzend beslist op een verzoek van ZGA op de voet van artikel 13 lid 5 Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz 2018) vervangende toestemming te verkrijgen voor de ontbinding van de Centrale Cliëntenraad.
1.2
ZGA verzoekt de Ondernemingskamer de uitspraak van de LCcV van 1 juli 2022 te vernietigen en, samengevat, haar alsnog toe te staan de Centrale Cliëntenraad te ontbinden, en/of de huidige leden van de Centrale Cliëntenraad te ontheffen van hun taak en/of een nieuwe onafhankelijke voorzitter te benoemen voor de duur van een jaar om ‘de cliënten te vertegenwoordigen’.
1.3
De Centrale Cliëntenraad heeft bij verweerschrift van 5 oktober 2022 geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken van ZGA. De Centrale Cliëntenraad heeft daarnaast een zelfstandig tegenverzoek ingediend waarin hij onder meer verzoekt ZGA te verplichten (1) de Medezeggenschapsregelingen 5.0 ter instemming voor te leggen aan de Centrale Cliëntenraad en aan de drie lokale cliëntenraden, (2) de Centrale Cliëntenraad in staat te stellen op eigen kracht te komen tot een nieuwe samenstelling en (3) het overleg met de Centrale Cliëntenraad te hervatten.
1.4
De verzoeken zijn behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 27 oktober 2022. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van partijen toegelicht aan de hand van pleitnota’s die aan het dossier zijn toegevoegd. De partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. Na afloop van de zitting is de zaak aangehouden voor schikkingsonderhandelingen tussen partijen onder leiding van een mediator. Mediation heeft evenwel niet tot een vergelijk kunnen leiden. Bij bericht van 20 januari 2023 heeft de advocaat van ZGA om een uitspraak van de Ondernemingskamer verzocht.

2.De feiten

2.1
ZGA biedt aan vooral ouderen op elf verblijfslocaties met name psychogeriatrische en somatische zorg aan. Daarnaast kent zij twee locaties waar respectievelijk palliatieve zorg (een hospice) en geriatrische revalidatiezorg worden geboden. Tevens biedt zij crisisopname aan en kent zij locaties voor dagopvang en dagbehandeling. Tot slot verleent zij ook zorg aan huis. ZGA heeft bijna 1.000 cliënten.
2.2
ZGA heeft drie lokale cliëntenraden ingesteld (‘Randerode’, ‘Casa Bonita’ en ‘Zonnehuis’), die elk verschillende locaties c.q. onderdelen bedienen. Daarnaast is er een centrale cliëntenraad (verweerder in deze zaak). In de Centrale Cliëntenraad hadden de drie voorzitters van de drie lokale cliëntenraden en telkens één lid van de lokale raden zitting.
De leden van de cliëntenraden zijn vooral familieleden van cliënten en mensen die anderszins nauw betrokken zijn bij de zorg. Veel leden doen dit werk al jaren, sommigen al 20 jaar.
2.3
De twee leden die de lokale cliëntenraden van Casa Bonita en Zonnehuis in de Centrale Cliëntenraad vertegenwoordigden, onder wie de voorzitter van de Centrale Cliëntenraad, zijn in maart 2020 teruggetreden. Partijen hebben vervolgens in onderling overleg ervoor gekozen een externe onafhankelijke voorzitter aan te trekken. In september 2020 is mevrouw Broers aangetreden als onafhankelijk (extern) voorzitter.
2.4
In 2020 heeft ZGA overlegd met afgevaardigden van de cliëntenraden om te komen tot de vaststelling van een medezeggenschapsregeling die op grond van artikel 3 lid 3 en 25 lid 4 Wmcz 2018 uiterlijk 1 januari 2021 diende te zijn vastgesteld. Dit overleg heeft niet tot overeenstemming geleid. De onenigheid spitste zich toe op de samenstelling en de wijze van benoeming van de leden en de onafhankelijk voorzitter van de Centrale Cliëntenraad, alsmede op de zittingstermijn en de overgangsperiode die voor de zittende leden moet worden gehanteerd. ZGA wenste invloed te hebben op de benoeming van de onafhankelijk voorzitter, wenste in het reglement op te nemen dat alle lokale cliëntenraden in de Centrale Cliëntenraad vertegenwoordigd waren en wenste een voordrachtsrecht voor de benoeming van nieuwe leden van de Centrale Cliëntenraad.
2.5
Deze onenigheid was aanleiding voor ZGA en de afvaardiging vanuit cliëntenraden, ieder afzonderlijk, om de LCvV op 18 maart 2021 te verzoeken om een uitspraak over de volgende geschilpunten met betrekking tot de medezeggenschapregeling:
- de wijze van benoeming van een onafhankelijk voorzitter;
- de samenstelling van de Centrale Cliëntenraad;
- de wijze van benoeming van de leden van de Centrale Cliëntenraad;
- de overgangsperiode voor de zittende leden.
2.6
Bij brief van 13 juni 2021 heeft de Centrale Cliëntenraad de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd bericht over de op dat moment lopende procedure bij de LCvV. De Centrale Cliëntenraad heeft onder meer geschreven dat hij niet ervaart dat de bestuurder echt openstaat voor samenwerking.
2.7
Bij uitspraak van 22 juni 2021 heeft de LCvV partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoeken. De LCvV heeft niettemin ten overvloede overwogen:
“De commissie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat ZGA vanuit haar wens te komen tot verbinding juist het initiatief minder aan de cliëntmedezeggenschap wil overlaten. Dit is niet wat de wetgever heeft beoogd. Ook de modelregeling die partijen hierin zelf tot uitgangspunt zeggen te hebben genomen, gaat uit van een beperktere rol van de zorginstelling bij werving, selectie en benoeming van cliëntenraadsleden dan ZGA op dit punt voor ogen heeft.
De memorie van toelichting bij de Wmcz2018 geeft aan dat ruimte voor kritische tegenspraak en inbreng van belanghebbenden passend is bij dechecks and balances
die bijdragen aan goed bestuur. Art. 3 lid 8 Wmcz2018 vermeldt dat de instelling verplicht is de cliëntenraad in de gelegenheid te stellen vacatures onder de aandacht te brengen van de cliënten en hun vertegenwoordigers en dat de zorgaanbieder de cliëntenraad daarbij desgevraagd hulp verschaft.
De wetgever heeft kennelijk bedoeld de rol van de cliëntenraad bij de werving van de kandidaten te versterken, waarbij dit artikel volgens de memorie van toelichting er juist toe strekt bij te dragen aan de onafhankelijkheid van cliëntenraden. Uiteraard staat het partijen vrij om in het proces van werven en selecteren gezamenlijk op te trekken en een gezamenlijk (mogelijk zelfs unaniem) gekozen kandidaat vervolgens bindend voor te dragen. Het primaat van werving en/of selectie, of het opstellen van een rooster van aftreden, bij de zorginstelling te beleggen, zoals ZGA lijkt te beogen, lijkt niet in overeenstemming met wat de wetgever heeft beoogd.”
De LCvV heeft partijen in overweging gegeven verder te onderhandelen met inachtneming van deze overweging ten overvloede.
2.8
Op 1 juli 2021 is de heer [C] aangetreden als onafhankelijke voorzitter van de Centrale Cliëntenraad.
2.9
Op 4 juli 2021 is [A] teruggetreden als lid van de Centrale Cliëntenraad. Zij heeft in een brief aan de leden van de cliëntenraad haar terugtreden als volgt toegelicht:
“De samenwerking tussen RvB en CCR heeft thans een dieptepunt bereikt. Als je al kunt spreken van samenwerking.
Dit verbaast mij eigenlijk niet eens. Ruim 16 maanden geleden heeft deze CCR het vertrouwen in de Bestuurder opgezegd met de uitspraak: wij weten niet of deze Bestuurder de juiste vrouw is op de juiste plek. De opstelling van de CCR leden in de maanden erna was voor mij een reden om mijn lidmaatschap van de CCR op te zeggen.
Als er geen wederzijds vertrouwen is, is een goede samenwerking gedoemd te mislukken. En dat is wat er is gebeurd.
Destijds heb ik er samen met de voorzitter van de CCR van toen ervoor gepleit om deze CCR op te heffen en door te gaan met nieuwe CCR leden. Naar onze mening kon er met nieuwe mensen een nieuwe dynamiek ontstaan tussen CCR en RvB waarin weer vertrouwen gekweekt kon worden waaruit een vernieuwde vruchtbare samenwerking kan ontstaan.”
2.1
Op 29 juli 2021 heeft [B] de Centrale Cliëntenraad bericht vanwege de vastgelopen verstandhoudingen per 2 augustus 2021 terug te treden als lid van de Centrale Cliëntenraad.
2.11
Op 24 augustus 2021 is [C] teruggetreden als onafhankelijke voorzitter van de Centrale Cliëntenraad. Hij heeft zijn vertrek als volgt toegelicht:

Ik heb in mijn loopbaan in verschillende medezeggenschapsorganen in verschillende sectoren verschillende functies vervuld, maar nog nergens een zo langdurig en ernstig verstoord overlegklimaat aangetroffen. Het is een situatie die alle energie bij betrokkenen wegzuigt. En waarmee het cliëntbelang geenszins gediend is.
(…) Mijn persoonlijke bevindingen zoals ik die in de afgelopen twee maanden heb opgedaan over de situatie rond de CCR van de Zorggroep zijn:
-
Er is al sinds lange tijd sprake van een fundamentele en diepgewortelde vertrouwensbreuk tussen CCR en de bestuurder. Deze vindt zijn oorsprong in het door leden van de CCR geuite kritiekpunt dat men geen vertrouwen heeft in de kwaliteit van de bestuurder. (…)
-
Binnen de CCR is er een machtsblok van twee leden die vaak op stille steun van nog twee andere leden kunnen rekenen. (…)
-
Bij alle dossiers is er sprake van een omvangrijke, complexe en niet-eenduidige geschiedenis. Dit is steeds aanleiding voor ellenlange negatieve discussies, waarbij één van de leden van de CCR nadrukkelijk het woord voert. (…)
-
Reglementair is bepaald dat de voorzitters van de lokale cliëntenraden zitting hebben in de CCR. In de lokale raden wordt de discussie die er in de CCR heeft plaatsgevonden nog eens herhaald/overgedaan. Dit draagt bij aan de aanhoudende negatieve sfeer rond de CCR. (…)
-
Problemen bestaan al ruim twee jaar; er zijn meerdere pogingen (ook met derden) ondernomen om de breuk te herstellen. Zonder succes. (…)
-
Er is binnen de CCR te weinig elan om samen met de nieuwe voorzitter een nieuwe start te maken; het verleden blijft leidend (…)
-
De CCR is strijdbaar; het conflict moet op hun voorwaarden worden opgelost. Enkelen zijn bereid hier een lange (juridische) weg voor te volgen.
-
(…)
-
De onenigheid over de invulling van de nieuwe medezeggenschapsregeling heeft er toe geleid dat er nog steeds geen regeling is. (…)
-
Mijn conclusie op basis van (…) overleggen en gesprekken luidt dat er geen suggesties zijn aangedragen door de leden van de CCR noch dat er draagvlak is voor het aanpassen van het conflict. (…)
Voor mij betekent dit dat ik als voorzitter op dit moment geen leiding/sturing kan geven aan het noodzakelijke traject om tot genormaliseerde verhoudingen te komen. (…)”
2.12
Op 26 augustus 2021 is [D] teruggetreden als lid van de Centrale Cliëntenraad. Volgens haar heeft [C] geen enkele kans gekregen. In haar brief beklaagt zij zich verder over het optreden van [E] als lid van de Centrale Cliëntenraad.
2.13
Bij brief van 20 september 2021 heeft de voorzitter van de Raad van Bestuur van ZGA aan de Centrale Cliëntenraad bekend gemaakt voornemens te zijn de Centrale Cliëntenraad te ontbinden wegens niet-functioneren en om een reactie gevraagd. Daarbij is de leden in overweging gegeven zelf terug te treden.
2.14
Hierop heeft [E] namens de Centrale Cliëntenraad gereageerd bij brief van 27 september 2021 en medegedeeld dat de huidige leden van de Centrale Cliëntenraad geen vertrouwen meer hebben in [C] als voorzitter. Verder heeft [E] namens de Centrale Cliëntenraad onder meer geschreven:

De leden van de raad realiseren zich terdege dat er langzamerhand een uiterst moeizame relatie is ontstaan tussen de centrale cliëntenraad en de raad van bestuur. In zulke gevallen is het soms raadzaam dat de huidige betrokkenen plaats maken voor nieuwe. In dit licht hebben de leden van de raad besloten tot de volgende acties:
a.
Nadat de heer [C] is vertrokken als 'onafhankelijk' voorzitter van de raad, zullen de huidige leden van de raad de lokale raden verzoeken om nieuwe leden af te vaardigen naar de centrale cliëntenraad.
b.
Zodra nieuwe leden zijn aangewezen door de lokale raden, zullen de huidige leden terugtreden als lid van de centrale cliëntenraad.
c.
De centrale cliëntenraad gaat in zijn nieuwe samenstelling op zoek naar een nieuwe voorzitter.
2.15
Daarop heeft het bestuur van ZGA bij brief van 1 oktober 2021 de zittende leden gevraagd uiterlijk 18 oktober 2021 terug te treden, waarna de Centrale Cliëntenraad op 12 oktober 2021 heeft laten weten dat hij zich geen ultimatum laat stellen. Na een schriftelijke reactie van ZGA van 28 oktober 2021 - erop neerkomende dat het verzoek tot ontbinding van de Centrale Cliëntenraad zal worden doorgezet tenzij er voor 15 december 2021 duidelijkheid is over een vernieuwde samenstelling - heeft de Centrale Cliëntenraad op 8 november 2021 aan ZGA medegedeeld dat er geen basis is voor verdere samenwerking, dat het voorstel van 27 september 2021 wordt ingetrokken en dat men het verzoek tot ontbinding afwacht.
2.16
Op 10 november 2021 is [F] teruggetreden als lid van de Centrale Cliëntenraad.
2.17
Op 16 november 2011 heeft ZGA een nieuw concept medezeggenschapsregeling voor de Centrale Cliëntenraad ter instemming voorgedragen. Daarin is onder meer bepaald dat de leden van de Centrale Cliëntenraad worden geselecteerd op basis van een functieprofiel dat ZGA en de Centrale Cliëntenraad gezamenlijk opstellen. Na een gesprek met kandidaat-leden gevoerd te hebben in aanwezigheid van een door ZGA afgevaardigde adviseur, worden de leden benoemd door de Centrale Cliëntenraad. De onafhankelijk voorzitter wordt op basis van een voordracht door de Centrale Cliëntenraad benoemd door ZGA, met dien verstande dat ZGA zich het recht voorbehoudt af te wijken van deze voordracht.
2.18
Op 6 december 2021 heeft ZGA per brief, op haar intranet en op internet aangekondigd voornemens te zijn de Centrale Cliëntenraad te ontbinden. ZGA heeft de Centrale Cliëntenraad verzocht uiterlijk 14 januari 2022 te reageren op het voornemen tot ontbinding. De berichten op intranet en internet zijn op verzoek van de Centrale Cliëntenraad op 10 december 2021 verwijderd.
2.19
Op 15 december 2021 heeft [E] namens de lokale cliëntenraden en namens de Centrale Cliëntenraad laten weten niet in te stemmen met de concept-medezeggenschapsregeling. De cliëntenraden houden vast aan de concept-medezeggenschapsregeling van 16 december 2020 waarin, kort gezegd, de selectie en benoeming van leden van de cliëntenraden geheel bij de cliëntenraden zelf is neergelegd.
2.2
Op 14 januari 2022 heeft [E] namens de Centrale Cliëntenraad ZGA laten weten niet in te stemmen met het voorstel om de Centrale Cliëntenraad te ontbinden.
2.21
Op 28 januari 2022 heeft een overlegvergadering plaatsgevonden over de impasse rondom de medezeggenschapsregeling en de voorgenomen ontbinding van de Centrale Cliëntenraad. In die vergadering hebben de leden van de Centrale Cliëntenraad laten weten dat het bezwaar tegen de door ZGA voorgestelde medezeggenschapsregeling vooral eruit bestaat dat de onafhankelijkheid van de Centrale Cliëntenraad in hun visie onvoldoende is gewaarborgd door de voorgestelde betrokkenheid van ZGA bij de selectie van de leden. Verder is van de zijde van de Centrale Cliëntenraad gesteld dat de leden pas zullen opstappen als de medezeggenschapsregeling op een goede manier is vastgesteld. In de woorden van een van de leden: ‘
Op het moment van terugtreden moet er een medezeggenschapsregeling liggen waarin de cliënten leading moeten zijn en absoluut niet de organisatie. Waarbij wel rekening wordt gehouden met het feit dat je gezamenlijk tot een goed resultaat moet komen.’ Verder verzetten de leden van de Centrale Cliëntenraad zich tegen de voorgenomen herbenoeming van [C] na hun terugtreden. Tijdens de vergadering bleek dat de Centrale Cliëntenraad de steun van twee van de drie lokale cliëntenraden geniet, terwijl de lokale cliëntenraad Zonnehuis voorstander van ontbinding van de Centrale Cliëntenraad is.
2.22
Zoals op 11 februari 2022 schriftelijk aangekondigd, heeft ZGA op 3 maart 2022 de LCvV om vervangende toestemming gevraagd de Centrale Cliëntenraad te ontbinden.
2.23
Op dat verzoek heeft de LCvV afwijzend beslist bij haar bestreden uitspraak van 1 juli 2022. Daartoe heeft de LCvV overwogen dat de relatie tussen ZGA en de Centrale Cliëntenraad weliswaar gespannen is en dat de Centrale Cliëntenraad zich kritisch opstelt, maar dat dit niet geheel onbegrijpelijk is en deels ook als zijn taak kan worden gezien. De cliëntenbelangen worden nog steeds behartigd. Er is contact met de achterban en op instemmings- en adviesvragen wordt inhoudelijk gereageerd. De Centrale Cliëntenraad vervult aldus nog steeds zijn taak; taken en bevoegdheden worden uitgeoefend en men is ook bezig met het invullen van de ontstane vacatures. Dit laatste kan een kans bieden tot herstel van het moeizame contact. Van een structureel tekortschieten in de gemeenschappelijke belangenbehartiging is de LCvV niet gebleken.
2.24
In 2021 heeft de Centrale Cliëntenraad vier maal ingestemd met voorgenomen besluiten en heeft hij eenmaal niet ingestemd met een voorgenomen besluit (betreffende medezeggenschapsregeling). Verder heeft de Centrale Cliëntenraad vier positieve adviezen en een negatief advies gegeven. In 2022 heeft de Centrale Cliëntenraad drie positieve adviezen gegeven en eenmaal zijn instemming geweigerd (met het voorgenomen besluit tot ontbinding). Verder heeft de Centrale Cliëntenraad deelgenomen aan drie adviescommissies met betrekking tot de selectie van functionarissen bij ZGA.

3.De gronden van de beslissing

3.1
In het beroepschrift heeft ZGA tegen de uitspraak van de LCvV onder meer aangevoerd dat de wettelijke drempel voor de ontbinding van een cliëntenraad onjuist is toegepast. Verder betoogt ZGA dat onvoldoende gewicht is toegekend aan de analyse van [C] en de correspondentie van verschillende (oud) cliëntenraadsleden. Ook is onvoldoende rekening gehouden met de negatieve communicatie door de Centrale Cliëntenraad met externe partijen en met het feit dat het cliëntenbelang niet wordt behartigd. Tot slot heeft volgens ZGA te gelden dat ‘nieuw bloed’ de bestaande problemen niet zal kunnen oplossen.
3.2
Het zelfstandig tegenverzoek van de Centrale Cliëntenraad strekt er in de kern toe dat de Ondernemingskamer ZGA verplicht de tussen partijen besproken versie 5.0 van de Medezeggenschapsregelingen ter instemming voor te leggen aan haar en de drie lokale cliëntenraden, waarbij aan de cliëntenraden de vrijheid wordt gelaten zelf een rooster van aftreden te bepalen en om zelf nieuwe leden te selecteren en een voorzitter te kiezen.
3.3
Voor zover thans van belang, kan de instelling de cliëntenraad slechts ontbinden indien deze structureel tekortschiet in de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de cliënten wier belangen hij dient te behartigen (artikel 13 lid 1 Wmcz). Deze bepaling is als volgt toegelicht (
Kamerstukken II2017/18, 34 858, nr. 3, p. 26-27):
“Ontbinding van de cliëntenraad is een zeer zwaar middel. Steeds dient in het oog gehouden te worden dat de enige grond voor ontbinding van de cliëntenraad is dat er sprake is van structureel tekortschieten in de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de cliënten. De situaties die zich in de praktijk kunnen voordoen en die – afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het concrete geval – voldoen aan deze grond, kunnen heel divers zijn. Gedacht kan worden aan een cliëntenraad die op dusdanige wijze de belangen van cliënten (niet) behartigt, dat hij structureel als niet representatief wordt gezien, bijvoorbeeld blijkend uit klachten van cliënten en/of hun vertegenwoordiging, of een cliëntenraad die structureel weigert medezeggenschapsbevoegdheden uit te oefenen, bijvoorbeeld door niet met de instelling te communiceren over onderwerpen waarvoor een advies- of instemmingsrecht bestaat. Kern is steeds dat het cliëntenbelang eerder lijdt onder de medezeggenschap, dan dat het cliëntenbelang ermee gediend is.”
Ingevolge art. 13 lid 7 Wmcz 2018 geldt een tweede vereiste voor ontbinding: zij is slechts gerechtvaardigd als er redelijkerwijs geen andere oplossing is dan ontbinding. In de toelichting is hierover opgemerkt (
Kamerstukken II2017/18, 34 858, nr. 3, p. 27):

Aan de commissie van vertrouwenslieden is verder gevraagd wat zij tegen de achtergrond van haar ervaring met zaken waarin verzocht is om opheffing van een cliëntenraad nog meer relevant acht (…). De commissie gaf in reactie daarop aan dat (…) [de] instelling (…) een verantwoordelijkheid [heeft] voor een gedegen medezeggenschapsregeling. (…) Daarnaast wees de commissie op de inspanningsverplichtingen van de zorgaanbieder om de samenwerking goed te laten verlopen en oplossingen te zoeken indien dit niet het geval is. Een verstoorde verhouding ligt immers lang niet altijd aan één partij. In het wetsvoorstel is deze inspanningsverplichting vertaald in het vereiste dat ontbinding van de cliëntenraad slechts mogelijk is indien er redelijkerwijs geen andere oplossing bestaat dan ontbinding van de cliëntenraad.
Het gaat er dus om of (i) de Centrale Cliëntenraad structureel tekortschiet in de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de cliënten wier belangen hij dient te behartigen, en of (ii) er redelijkerwijs geen andere oplossing is dan ontbinding van de Centrale Cliëntenraad. Wat dat laatste punt betreft weegt blijkens de wetsgeschiedenis mee of de zorgaanbieder heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting om de samenwerking goed te laten verlopen en oplossingen te zoeken indien dit niet het geval is.
3.4
Die hoge drempel voor ontbinding van de Centrale Cliëntenraad wordt naar het oordeel van de Ondernemingskamer niet gehaald. Dit oordeel steunt op twee zelfstandig dragende argumenten. Hoewel duidelijk is dat de verstoorde verhoudingen een negatieve invloed op de uitoefening van de medezeggenschap hebben, kan in de eerste plaats niet worden geconcludeerd dat de Centrale Cliëntenraad structureel tekortschiet als bedoeld in artikel 13 lid 1 Wmcz 2018. Uit een door ZGA zelf overgelegd overzicht blijkt dat de Centrale Cliëntenraad ook in 2021 en 2022 – ook nádat ZGA had laten weten de Centrale Cliëntenraad te willen ontbinden – nog functioneert als medezeggenschapsorgaan door het participeren in advies- en instemmingstrajecten en in adviescommissies. De Centrale Cliëntenraad heeft constructief gereageerd op het merendeel van de instemmings- en adviesaanvragen. Van structureel tekortschieten is daarom geen sprake.
3.5
In de tweede plaats is de Ondernemingskamer onvoldoende ervan overtuigd dat er tegen de achtergrond van de inspanningsverplichting van ZGA op dit moment redelijkerwijs geen andere oplossing is dan ontbinding van de Centrale Cliëntenraad. Aan ZGA valt toe te geven dat de Centrale Cliëntenraad niet optimaal functioneert. De brief van [C] en de redenen die verschillende cliëntenraadsleden voor hun vertrek hebben gegeven, alsmede de steun van de lokale cliëntenraad Zonnehuis voor de wens van ZGA tot ontbinding van de Centrale Cliëntenraad, wijzen erop dat de Centrale Cliëntenraad zich met enige regelmaat halsstarrig en weinig toeschietelijk opstelt, waardoor de medezeggenschap in het gedrang dreigt te komen. Tegelijk volgt uit de brief van 27 september 2021 dat de Centrale Cliëntenraad in elk geval op dat moment wel degelijk tot zelfreflectie in staat was: de Centrale Cliëntenraad stelde voor om, kort gezegd, in overleg met de lokale cliëntenraden te komen tot een nieuwe Centrale Cliëntenraad, waarna de oude leden zouden terugtreden. In haar antwoord sprak de bestuurder weliswaar haar waardering uit voor deze opening, maar zij slaagde er niet in deze te benutten: zij maande de Centrale Cliëntenraad direct tot spoed en kon de verleiding niet weerstaan om de raad op andere (op dat moment minder ter zake doende) onderdelen tegen te spreken. Daarmee droeg ZGA er zelf aan bij dat deze door de Centrale Cliëntenraad geboden opening niet werd benut, de standpunten verhardden en partijen opnieuw in een impasse geraakten. ZGA droeg vervolgens zelf bij aan escalatie door een ontbindingsverzoek in te dienen voordat de Centrale Cliëntenraad had gereageerd op het aangepaste concept-medezeggenschapsreglement en door de voorgenomen ontbinden vervolgens op intranet/internet naar buiten te communiceren. Hierdoor werd de discussie over de medezeggenschapsregeling verder belast.
Blijkens de vergadering van 28 januari 2022 was de Centrale Cliëntenraad weliswaar in beginsel bereid tot terugtreden, maar pas ná verdere aanpassingen van de concept-medezeggenschapsregeling en een toezegging dat [C] niet zou terugkeren als onafhankelijk voorzitter. ZGA was op haar beurt niet tot concessies bereid en heeft aangestuurd op deze procedure. Ook indien begrip valt op te brengen voor de weigering van ZGA om het door de Centrale Cliëntenraad aangedragen concept voor een medezeggenschapsreling tot uitgangspunt voor verdere gesprekken te nemen, heeft ZGA niet ervoor opengestaan om serieus te onderzoeken of de impasse op basis van haar eigen concept kon worden doorbroken. Gelet op het feit dat de Centrale Cliëntenraad in beginsel bereid was terug te treden, had dit in de gegeven omstandigheden wel van ZGA mogen worden verwacht. Daarbij tekent de Ondernemingskamer aan dat ook van de Centrale Cliëntenraad een aanzienlijk soepeler opstelling zou mogen worden verwacht zodra ZGA op basis van haar eigen concept tot een compromis bereid was.
3.6
Hoewel de brief van [C] en de visies van de andere oud-cliëntenraadsleden inderdaad twijfel oproepen over het functioneren van de Centrale Cliëntenraad, bieden deze stukken in het licht van het voorgaande onvoldoende grond voor ontbinding. Dat wordt niet anders wanneer de overige klachten van ZGA, waaronder de weinig tactvolle communicatie vanuit de Centrale Cliëntenraad met zorgverzekeraars en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in de afweging worden betrokken. Het verzoek van ZGA zal daarom worden afgewezen.
De tegenverzoeken van de Centrale Cliëntenraad
3.7
De Ondernemingskamer ziet evenmin grond om de tegenverzoeken van de Centrale Cliëntenraad toe te wijzen. Het ligt voor de hand dat ZGA op enigerlei wijze betrokken wordt bij de selectie van leden van de Centrale Cliëntenraad. Daarin voorziet de door de Centrale Cliëntenraad voorgestelde medezeggenschapsregeling onvoldoende. Dat ZGA, gegeven deze beschikking, het overleg met de Centrale Cliëntenraad zal hervatten, spreekt voor zich.
Ten overvloede
3.8
De Ondernemingskamer ziet aanleiding nog het volgende op te merken. Beide partijen hebben zich in de afgelopen periode onvoldoende professioneel en oplossingsgericht betoond. Hierdoor kon een beperkt geschil escaleren tot een kostbare prestigestrijd. Partijen zullen nu het gesprek over een medezeggenschapsregeling moeten hervatten. De Ondernemingskamer geeft hen in overweging om toe te werken naar een beperkte versterking van de positie van de Centrale Cliëntenraad ten opzichte van het door ZGA voorgestelde concept. Vervolgens kan een nieuwe start worden gemaakt door een integraal vernieuwde Centrale Cliëntenraad wier leden niet worden belast door dit geschil. Omdat de Ondernemingskamer zich met deze suggestie richt tot beide partijen, ziet zij ervan af aan ZGA een aanwijzing te geven als bedoeld in artikel 14 lid 9 Wmcz 2018.
Slotsom
3.9
De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.
3.1
De slotsom luidt dat het beroep van ZGA en de verzoeken van de Centrale Cliëntenraad worden verworpen. De uitspraak van de LCvV blijft in stand.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van ZGA en het zelfstandig tegenverzoek van de Centrale Cliëntenraad af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.M. Vaessen, voorzitter, mr. A.J. Wolfs, mr. J.M. de Jongh, raadsheren, en prof. dr. mr. F. van der Wel RA, dr. M.J.R. Broekema RV, raden, en mr. N.E.M. Keereweer, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. M.A.M. Vaessen op 18 april 2023.