Uitspraak
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
De leden van de cliëntenraden zijn vooral familieleden van cliënten en mensen die anderszins nauw betrokken zijn bij de zorg. Veel leden doen dit werk al jaren, sommigen al 20 jaar.
die bijdragen aan goed bestuur. Art. 3 lid 8 Wmcz2018 vermeldt dat de instelling verplicht is de cliëntenraad in de gelegenheid te stellen vacatures onder de aandacht te brengen van de cliënten en hun vertegenwoordigers en dat de zorgaanbieder de cliëntenraad daarbij desgevraagd hulp verschaft.
Ik heb in mijn loopbaan in verschillende medezeggenschapsorganen in verschillende sectoren verschillende functies vervuld, maar nog nergens een zo langdurig en ernstig verstoord overlegklimaat aangetroffen. Het is een situatie die alle energie bij betrokkenen wegzuigt. En waarmee het cliëntbelang geenszins gediend is.
Er is al sinds lange tijd sprake van een fundamentele en diepgewortelde vertrouwensbreuk tussen CCR en de bestuurder. Deze vindt zijn oorsprong in het door leden van de CCR geuite kritiekpunt dat men geen vertrouwen heeft in de kwaliteit van de bestuurder. (…)
Binnen de CCR is er een machtsblok van twee leden die vaak op stille steun van nog twee andere leden kunnen rekenen. (…)
Bij alle dossiers is er sprake van een omvangrijke, complexe en niet-eenduidige geschiedenis. Dit is steeds aanleiding voor ellenlange negatieve discussies, waarbij één van de leden van de CCR nadrukkelijk het woord voert. (…)
Reglementair is bepaald dat de voorzitters van de lokale cliëntenraden zitting hebben in de CCR. In de lokale raden wordt de discussie die er in de CCR heeft plaatsgevonden nog eens herhaald/overgedaan. Dit draagt bij aan de aanhoudende negatieve sfeer rond de CCR. (…)
Problemen bestaan al ruim twee jaar; er zijn meerdere pogingen (ook met derden) ondernomen om de breuk te herstellen. Zonder succes. (…)
Er is binnen de CCR te weinig elan om samen met de nieuwe voorzitter een nieuwe start te maken; het verleden blijft leidend (…)
De CCR is strijdbaar; het conflict moet op hun voorwaarden worden opgelost. Enkelen zijn bereid hier een lange (juridische) weg voor te volgen.
(…)
De onenigheid over de invulling van de nieuwe medezeggenschapsregeling heeft er toe geleid dat er nog steeds geen regeling is. (…)
Mijn conclusie op basis van (…) overleggen en gesprekken luidt dat er geen suggesties zijn aangedragen door de leden van de CCR noch dat er draagvlak is voor het aanpassen van het conflict. (…)
De leden van de raad realiseren zich terdege dat er langzamerhand een uiterst moeizame relatie is ontstaan tussen de centrale cliëntenraad en de raad van bestuur. In zulke gevallen is het soms raadzaam dat de huidige betrokkenen plaats maken voor nieuwe. In dit licht hebben de leden van de raad besloten tot de volgende acties:
Nadat de heer [C] is vertrokken als 'onafhankelijk' voorzitter van de raad, zullen de huidige leden van de raad de lokale raden verzoeken om nieuwe leden af te vaardigen naar de centrale cliëntenraad.
Zodra nieuwe leden zijn aangewezen door de lokale raden, zullen de huidige leden terugtreden als lid van de centrale cliëntenraad.
De centrale cliëntenraad gaat in zijn nieuwe samenstelling op zoek naar een nieuwe voorzitter.”
Op het moment van terugtreden moet er een medezeggenschapsregeling liggen waarin de cliënten leading moeten zijn en absoluut niet de organisatie. Waarbij wel rekening wordt gehouden met het feit dat je gezamenlijk tot een goed resultaat moet komen.’ Verder verzetten de leden van de Centrale Cliëntenraad zich tegen de voorgenomen herbenoeming van [C] na hun terugtreden. Tijdens de vergadering bleek dat de Centrale Cliëntenraad de steun van twee van de drie lokale cliëntenraden geniet, terwijl de lokale cliëntenraad Zonnehuis voorstander van ontbinding van de Centrale Cliëntenraad is.
3.De gronden van de beslissing
Kamerstukken II2017/18, 34 858, nr. 3, p. 26-27):
Kamerstukken II2017/18, 34 858, nr. 3, p. 27):
Aan de commissie van vertrouwenslieden is verder gevraagd wat zij tegen de achtergrond van haar ervaring met zaken waarin verzocht is om opheffing van een cliëntenraad nog meer relevant acht (…). De commissie gaf in reactie daarop aan dat (…) [de] instelling (…) een verantwoordelijkheid [heeft] voor een gedegen medezeggenschapsregeling. (…) Daarnaast wees de commissie op de inspanningsverplichtingen van de zorgaanbieder om de samenwerking goed te laten verlopen en oplossingen te zoeken indien dit niet het geval is. Een verstoorde verhouding ligt immers lang niet altijd aan één partij. In het wetsvoorstel is deze inspanningsverplichting vertaald in het vereiste dat ontbinding van de cliëntenraad slechts mogelijk is indien er redelijkerwijs geen andere oplossing bestaat dan ontbinding van de cliëntenraad.”