In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [A] c.s. tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschappen [E] en [D]. De verzoekers, bestaande uit [A], [B] en [D], hebben in november 2021 een verzoek ingediend, waarin zij ook onmiddellijke voorzieningen vroegen. De verweersters, [E] c.s., hebben in januari 2022 verzocht om de verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren. Tijdens de zitting op 24 februari 2022 hebben partijen afgesproken om te proberen het geschil minnelijk op te lossen, met de mediator B. Neervoort. Op 6 februari 2023 heeft mr. Beck namens [E] c.s. en [G] c.s. verzocht om de zaak door te halen, omdat er overeenstemming was bereikt. De Ondernemingskamer heeft echter geoordeeld dat er geen rechtens te respecteren belang meer bestaat bij de verzoeken van [A] c.s. en heeft hen niet-ontvankelijk verklaard. De procedure is beëindigd zonder proceskostenveroordeling.