ECLI:NL:GHAMS:2023:993

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
200.311.715/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van een eerder arrest in een geschil tussen twee besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid over aandelenoverdracht

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 4 april 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot verbetering van een eerder arrest van 7 maart 2023. Het verzoek is ingediend door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A], vertegenwoordigd door mr. H.P. Plas, en betreft correcties op enkele rechtsoverwegingen van het eerdere arrest. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er een kennelijke fout was in rechtsoverweging 1.2, waar de rechtbank Oost-Brabant ten onrechte werd genoemd in plaats van de rechtbank Gelderland. Dit werd bevestigd door het feit dat het arrest betrekking had op een hoger beroep van een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 juni 2022.

Daarnaast heeft de Ondernemingskamer het verzoek van [A] om een passage in rechtsoverweging 5.18 te verwijderen, gedeeltelijk toegewezen. De Ondernemingskamer oordeelde dat de verwijzing naar een mediator niet correct was, aangezien partijen hadden aangegeven dat zij buiten rechte naar een oplossing zochten. De Ondernemingskamer heeft echter het verzoek om de passage in rechtsoverweging 2.13 te wijzigen afgewezen, omdat deze passage correct was en geen kennelijke fout vertoonde.

De Ondernemingskamer heeft de verbeteringen aan het arrest doorgevoerd en de overige verzoeken afgewezen. De uitspraak is gedaan door een panel van rechters, waaronder de voorzitter mr. J.M. de Jongh, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

ONDERNEMINGSKAMER

zaaknummer 200.311.715/01 OK
zaak-/rolnummer rechtbank Gelderland: C/05/400441 / HZ ZA 22-70
arrest van 4 april 2023
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
APPELLANTE in het incident,
advocaten:
mr. H.P. Plasen
mr. N.J.C. van Poppelen, kantoorhoudende te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
GEÏNTIMEERDE in het incident,
advocaten:
mr. S.W. Holtermanen
mr. Y. Pletting, kantoorhoudende te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOLTALESSANDRO B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
GEÏNTIMEERDE in het incident.
Hierna zullen partijen als volgt worden aangeduid:
  • [A] als [A] ;
  • [B] als [B] ;
  • Voltalessandro B.V. als Voltalessandro.

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het eerdere procesverloop verwijst de Ondernemingskamer naar het arrest van 7 maart 2023.
1.2
Bij brief van 8 maart 2023 heeft mr. Plas namens [A] de Ondernemingskamer verzocht het arrest van 7 maart 2023 op de voet van artikel 31 Rv op de volgende onderdelen te verbeteren:
a) in rechtsoverweging 1.2 dient “rechtbank Oost-Brabant” te worden vervangen door “rechtbank Gelderland”;
b) in rechtsoverweging 2.13 dient “de advocaat van [C] ” te worden vervangen door “de juridisch adviseur van [C] ”;
c) in rechtsoverweging 5.18 dient te worden verwijderd “en dat partijen zich onder begeleiding van een mediator al in de richting van een oplossing voor hun geschil bewegen”.
1.3
Bij e-mail van 8 maart 2023 heeft de Ondernemingskamer de advocaat van [B] op de voet van artikel 31 Rv in de gelegenheid gesteld zich over het verzoek van mr. Plas uit te laten.
1.4
Bij e-mail van 8 maart 2023 heeft mr. Holterman de Ondernemingskamer bericht dat [B] instemt met het verzoek van mr. Plas.

2.Gronden van de beslissing

2.1
De Ondernemingskamer constateert dat in rechtsoverweging 1.2 per abuis de rechtbank Oost-Brabant staat vermeld waar dat de rechtbank Gelderland had moeten zijn. Dat het gaat om een kennelijke fout als bedoeld in artikel 31 lid 1 Rv blijkt uit het feit dat het arrest is gewezen in het hoger beroep van de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 juni 2022 met zaaknummer / rolnummer C/05/400441 / HZ ZA 22-70.
2.2
Met betrekking tot het verzoek van [A] ten aanzien van rechtsoverweging 5.18 overweegt de Ondernemingskamer dat door zowel [A] als [B] bij akte van uitlating op 17 januari 2023 aan de Ondernemingskamer is medegedeeld dat de bodemprocedure in de hoofdzaak werd aangehouden vanwege het tot stand brengen van een minnelijke regeling tussen partijen. De Ondernemingskamer kan [A] volgen in haar verzoek voor zover dat ziet op verwijdering van het gedeelte “onder begeleiding van een mediator” nu dat niet specifiek door partijen is medegedeeld maar voor het overige betreft de passage hierboven genoemd onder 1.2c) volgens de Ondernemingskamer geen kennelijke fout als bedoeld in artikel 31 lid 1 Rv en wordt het verzoek afgewezen. De Ondernemingskamer ziet door de verwijdering wel aanleiding om bij verbetering van de betreffende rechtsoverweging te verduidelijken dat door partijen naast de vorderingen in de bodemprocedure ook buiten rechte naar een oplossing voor hun geschil wordt gezocht en zal daarom “ook buiten rechte” toevoegen aan de betreffende overweging.
2.3
De Ondernemingskamer constateert voorts dat in rechtsoverweging 2.13 geen sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 31 lid 1 Rv. De betreffende passage is een gelijke weergave van de feiten zoals opgenomen in het vonnis van de rechtbank Gelderland van 8 juni 2022 en partijen hebben daar in hoger beroep geen bezwaar tegen gemaakt. In de daarop volgende rechtsoverwegingen wordt ook gesproken over de advocaten (meervoud) van partijen. Het verzoek ten aanzien van deze rechtsoverweging wordt daarom afgewezen.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verbetert het in de onderhavige zaak op 7 maart 2023 gewezen arrest aldus dat de hiervoor onder 1.2 sub a) aangehaalde zin in rechtsoverweging 3.3 als volgt komt te luiden:

In de hoofdzaak hebben [A] en [B] bij de rechtbank Gelderland over een weer vorderingen ingesteld die – kort samengevat – ertoe strekken dat [B] haar aandelen in Voltalessandro overdraagt aan [A] , onder meer op grond van de geschillenregeling.”;
verbetert het in de onderhavige zaak op 7 maart 2023 gewezen arrest aldus dat de hiervoor onder 1.2c) aangehaalde zin in rechtsoverweging 5.18 als volgt komt te luiden:

Daarbij weegt mee dat de vorderingen zowel in conventie als in reconventie ertoe strekken dat [B] haar aandelen overdraagt aan [A] en dat partijen zich ook buiten rechte al in de richting van een oplossing voor hun geschil bewegen.”;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. de Jongh, voorzitter, mr. A.P. Wessels en mr. W.A.H. Melissen, raadsheren, en drs. G. van Vollenhoven-Eikelenboom AAG en mr. D. Koopmans, raden, in tegenwoordigheid van M.F. van Schendel, griffier, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 4 april 2023.