ECLI:NL:GHAMS:2023:984

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
K22/230237
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag ex artikel 12 Sv ter zake van politiegeweld en de rechtmatigheid van het gebruik van geweld door politieambtenaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen twee politieambtenaren. Klager had aangifte gedaan van (zware) mishandeling, bewerend dat hij op 17 oktober 2021 door de politie met een wapenstok was geslagen tijdens een incident in een horecagelegenheid. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van het voorval onderzocht, inclusief camerabeelden en verklaringen van betrokkenen. Klager was betrokken bij een vechtpartij en werd door de politie aangesproken. Het hof oordeelde dat het gebruik van de wapenstok door de politie onder de gegeven omstandigheden rechtmatig was. De politieambtenaren handelden in een situatie die snel om interventie vroeg, en het hof concludeerde dat er geen sprake was van wederrechtelijke mishandeling. Het beklag werd ongegrond verklaard, en het hof besloot dat er geen reden was voor strafrechtelijke vervolging van de beklaagden. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

afdeling strafrecht
beklagkamer
rekestnummer K22/230237
Beschikking op het beklag van:
[klager01],
wonende te [woonplaats01] ,
klager,
gemachtigde: mr. G.S. Jongstra, advocaat te Almere.

1.Het beklag

Het hof heeft op 14 juni 2022 het klaagschrift ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen de politieambtenaren
[beklaagde01](hierna: beklaagde 1)
en [beklaagde02](hierna: beklaagde 2) tegen wie klager aangifte heeft gedaan ter zake van (zware) mishandeling gepleegd op 17 oktober 2021.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 14 oktober 2022 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven, alvorens te beslissen op klagers klacht, naast het horen van klager, over te gaan tot het waarnemen van de van het voorval beschikbare beeldopnamen.

3.De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift [en de aanvulling daarop];
- het verslag van de advocaat-generaal;
- het dossier van de politie;
- het disciplinair afdoeningsbericht van de politie van 31 mei 2022;
- het proces-verbaal van raadkamerbehandeling van 20 oktober 2022;
- de op 9 maart 2023 bij het gerechtshof binnengekomen pleitnota van de advocaat van de beklaagden.

4.De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klager in de gelegenheid gesteld op 20 oktober 2022 het beklag toe te lichten.
Klager is, bijgestaan door zijn gemachtigde, in raadkamer verschenen en heeft het beklag toegelicht en gehandhaafd.
Voorts heeft het hof op 9 maart 2023 op verschillende tijdstippen de beklaagden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Beklaagden zijn, daarbij bijgestaan door mr. J. Dekkers, advocaat te Amsterdam, in raadkamer verschenen en hebben het hof verzocht de klacht af te wijzen.
De advocaat-generaal is bij de behandelingen in raadkamer aanwezig geweest. Naar aanleiding van hetgeen tijdens de raadkamerbehandelingen naar voren is gekomen heeft hij het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.

5.De beoordeling van het beklag

5.1.
De feitelijke uitgangspunten van het beklag
Op 17 oktober 2021 rond 00.00 uur bevond klager zich in de [plek]. Op enig moment ontstaat er in de [plek] een handgemeen tussen een andere bezoeker en klager. Klager is naar aanleiding van deze vechtpartij door politieambtenaren weggetrokken en meerdere malen met een wapenstok geslagen. Klager heeft een breuk in zijn linkerhand (middenhandsbeentje) opgelopen. Naar aanleiding van het optreden van de betrokken politieambtenaren deed klager op 25 oktober 2021 aangifte van (zware) mishandeling.
In zijn verhoor als aangever heeft klager verklaard dat hij uit het niets een vuistslag kreeg van de man in de [plek] en dat hij uit reflex heeft gereageerd met wat stoten op diens gezicht. Daarop zijn zij beiden naar buiten gestruikeld. Hij heeft gezien dat een aantal politieagenten aan kwamen rennen en heeft tegen hen gezegd dat hij rustig was en dat de andere man was begonnen. Hij voelde direct dat hij klappen kreeg met een wapenstok op zijn bovenbeen en heeft volgende slagen met zijn linkerhand afgeweerd. Hij is op commando van de politieagenten achteruitgelopen en heeft gezegd dat ze moesten stoppen omdat zij hem pijn deden. Klager vindt dat beklaagden niet juist hebben gehandeld.
Beklaagden zijn in het politieonderzoek als getuigen gehoord. Beklaagde 1 heeft verklaard dat hij hoorde dat er een opstootje was bij de [plek]. Hij zag klager een andere man slaan. Beklaagde 1 zag dat klager het initiatief nam. Hij heeft klager met zijn wapenstok vrijwel direct één klap gegeven op zijn linker bovenbeen, omdat klager en de andere man elkaar bleven opzoeken en klager terug wilde gaan naar het incident. Er was geen tijd voor een waarschuwing. Beklaagde 1 heeft aangegeven dat beklaagde 2 in ieder geval ook één keer heeft geslagen en dat hij klager daarbij geraakt heeft op zijn linkerhand. Beklaagde 2 heeft verklaard dat hij beklaagde 1 kwam assisteren, op het moment dat die zijn wapenstok trok. Hij heeft klager eerst weggeduwd, mondeling gewaarschuwd dat geweld gebruikt zou gaan worden en toen klager geen gevolg gaf aan de vorderingen om zich te verwijderen, heeft hij met de wapenstok geslagen en hierbij gericht op het linkerbeen van klager.
Voor de weergave van de feitelijke uitgangspunten die van belang zijn voor de beoordeling verwijst het hof naar de inhoud van het verslag.
De gemachtigde van klager heeft bij behandeling in raadkamer – kort gezegd – naar voren gebracht dat op de camerabeelden bij de [plek] te zien is dat het rustig was. Op het moment dat klager en de andere persoon buiten waren was het geweld al afgelopen. Er is door de politie geen inventarisatie gedaan en klager heeft zich niet verweerd. Zowel de eerste klappen door de politieambtenaren als de klappen op het moment dat klager zich al had verwijderd waren derhalve onrechtmatig en disproportioneel. Beklaagden moeten worden vervolgd.
De advocaat-generaal heeft zich bij behandeling in raadkamer – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de klacht moet worden afgewezen. De beklaagden moesten snel een beslissing nemen in een incident waarbij snel gehandeld moest worden. Er is een juiste inschatting gemaakt door de politie. Daarbij staat niet vast dat het letsel van klager is veroorzaakt door de klap met de wapenstok, het letsel zou ook kunnen zijn ontstaan op een eerder moment tijdens de vechtpartij in de [plek].
5.2.
Het beoordelingskader
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
Mishandeling
Mishandeling bestaat uit het opzettelijk toebrengen van pijn of lichamelijk letsel. Het opzettelijk benadelen van de gezondheid is hieraan gelijkgesteld. Het veroorzaakt zijn van letsel, pijn of schade voor de gezondheid vormt een voorwaarde voor strafbaarheid.
Politiegeweld
Politieambtenaren zijn in de rechtmatige uitoefening van hun bediening – indien noodzakelijk – bevoegd tot het toepassen van – gepast – geweld. Buiten deze grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit kan geweldstoepassing door overheidsdienaren als misdrijf gekwalificeerd worden en als zodanig strafbaarheid van de betrokken ambtenaar tot gevolg hebben. Het (strafrechtelijk) onderzoek naar overheidsoptreden zal zich in die gevallen met name hebben te richten op de vraag of geweldstoepassing noodzakelijk, adequaat en proportioneel is geweest.
Het toetsingskader dat van belang is in verband met het antwoord op de vraag op het optreden van de politie rechtmatig is wordt (buiten de verdere strafrechtelijke en mensenrechtelijke regels) gevonden in de Politiewet 2012 en de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (in het bijzonder artikel 1).
Het hiervoor genoemde toetsingskader luidt voor zover van belang als volgt:
Artikel 7 van de Politiewet 2012
1. De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld of vrijheidsbeperkende middelen te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik hiervan verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf.
7. De uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste tot en met het zesde lid, dient in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn.
Artikel 1, vierde lid, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (2012:
In dit besluit wordt verstaan onder:
b. geweld: elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen of zaken;
c. aanwenden van geweld: het gebruiken van geweld, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van een geweldmiddel.
Het rapport ‘Verantwoord politiegeweld’ van de Nationale ombudsman bevat een aantal aanbevelingen voor de politiepraktijk in dit verband. Deze zijn, voor zover hier van belang:
Terughoudendheid met geweldgebruik
-
Terughoudendheid: de politie is terughoudend met het toepassen van geweld. Het uitgangspunt is: ‘geen geweldgebruik, tenzij…’
-
De-escalatie: politieoptreden is gericht op de-escalatie. Dit betekent echter ook dat juist stevig optreden (met geweld) in bepaalde situaties geoorloofd is als de de-escalatie het uiteindelijke doel is, bijvoorbeeld in geval van groepen waarbij sprake is van een geëscaleerde, hectische/chaotische situatie dan wel (ernstige) verstoring van de openbare orde.
-
Vervelend, irritant of onbeschoft gedrag: alleen vervelend, irritant of onbeschoft gedrag van de burger mag niet leiden tot gebruik van geweld. Van de politie mag worden verwacht dat zij zich hierdoor niet laat uitdagen tot verdere escalatie en zich in een moeilijke of ongemakkelijke situatie weet te beheersen.
5.3
De overwegingen van het hof
Het hof is gelet op de inhoud van het dossier, waaronder de camerabeelden binnen en buiten de [plek] en het verhandelde in raadkamer van oordeel dat het toebrengen van de slag of slagen met de wapenstok, zijnde een geweldsmiddel waarvan in het algemeen niet lichtvaardig gebruik mag worden gemaakt, onder de omstandigheden van dit geval niet buitensporig was en dat van beklaagden niet gevergd had kunnen worden om anders te handelen. Dat klager door de slag of slagen pijn en mogelijk letsel heeft opgelopen valt uiteraard te betreuren, maar doet hier niet aan af.
Uit het dossier en het verhandelde in raadkamer komt naar voren dat het incident met klager plaatsvond tijdens het [evenement01] , na een lange periode van horecasluiting door COVID-19. Tijdens deze avond zijn er diverse opstootjes geweest in de omgeving van de [plek] waarbij de politie heeft moeten ingrijpen. Zo ook het incident met klager. Uit de camerabeelden van binnen in de [plek] blijkt dat er in reactie op de klap van de andere persoon een grote agressie van klager uitging. Te zien is dat beklaagde 1 heeft ingegrepen nadat hij klager een ander persoon zag slaan. Beklaagde 1 heeft verklaard dat klager in deze vechtpartij de agressor leek te zijn en dat er op dat moment geen tijd voor een waarschuwing was. Het hof merkt op dat dit wordt bevestigd door de camerabeelden. Klager is door beklaagde 1 éénmaal met de wapenstok geslagen en te zien is dat klager met armgebaren kennelijk wordt gevorderd om afstand te nemen en zich te verwijderen. Het hof constateert aan de hand van de camerabeelden dat klager aan deze vordering niet meteen gevolg geeft. Klager verwijderde zich uiteindelijk van de [plek], daartoe bewogen door beide beklaagden.
Hoewel ook te zien is op de camerabeelden van buiten de [plek] dat klager op enig moment achteruit is gelopen, hebben beklaagden verklaard dat klagers gedrag en lichaamshouding nog steeds agressief was en dat hij terug wilde in de richting van de [plek], waar de vechtpartij met de andere persoon was ontstaan. Er was weliswaar geen sprake van een groep, maar het was bij de [plek] wel druk met omstanders en andere bezoekers. Dit is ook te zien op de camerabeelden. Beklaagden hebben verklaard dat zij niet konden uitsluiten dat het gedrag van klager zou overslaan op de omstanders en de nog steeds aanwezige overige bezoekers, hetgeen zij wilden voorkomen door klager uit de buurt van de [plek] te houden. Beklaagde 2 heeft verklaard klager eerst te hebben weggeduwd, vervolgens gewezen in welke richting klager moest weglopen en hem mondeling gewaarschuwd dat er geweld gebruikt zou worden. Doordat klager niet luisterde en naar voren bleef komen, heeft beklaagde 2 vervolgens met de wapenstok op het linkerbeen van klager geslagen. Toen klager nog steeds geen gevolg gaf aan de vorderingen heeft beklaagde 2 klager een slag gegeven met de wapenstok en hierbij gericht op het linker bovenbeen van klager, hierbij werd klager geraakt op zijn linkerhand.
De situatie zoals door de beklaagden is beschreven is niet onverenigbaar met hetgeen op de camerabeelden van buiten de [plek] is te zien.
Het hof begrijpt dat dit – mede gelet op het gedrag van klager en de omstandigheden en sfeer op die avond – het moment was voor beklaagden om steviger in te grijpen en dat niet ingrijpen voor hen geen optie meer was. Zij wilden de situatie de-escaleren.
Het hof is van oordeel dat het beschreven gedrag van klager de geweldsaanwending op genoemde wijze door de politie rechtvaardigt. Nu door beklaagden in de uitvoering van hun bediening rechtmatig geweld is aangewend, is geen sprake van wederrechtelijke mishandeling.
Alles overziend is het hof van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat dat in deze situatie onverantwoord politiegeweld is aangewend. De strafrechter, aan wie de zaak zou moeten worden voorgelegd, zal bij deze stand van zaken naar verwachting niet tot een veroordeling komen van enig strafbaar feit gepleegd door beklaagden.
Het hof is dan ook van oordeel dat er goede redenen zijn om in deze zaak geen vervolging te gelasten. Het beklag is ongegrond.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.

6.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
9 maart 2023 door mrs. A.R.O. Mooy, voorzitter, P.F.E. Geerlings en L.F. Roseval, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.