In deze zaak heeft verzoeker op 1 maart 2023, na de zitting van 23 februari 2023, een verzoek tot wraking ingediend per e-mail. Het verzoek was gericht tegen de raadsheren mrs. M.F.G.H. Beckers, J.W. Brunt en A. van Haeringen. De raadsheren hebben echter niet ingestemd met het wrakingsverzoek en hebben aangegeven te wachten met een inhoudelijke reactie totdat duidelijk is of verzoeker gebruik heeft gemaakt van de hem gegeven hersteltermijn.
Volgens het Wrakingsprotocol van het gerechtshof Amsterdam, en in overeenstemming met de jurisprudentie van de Hoge Raad, dient een wrakingsverzoek in een zaak waarin de partij zich verplicht moet laten vertegenwoordigen, door een advocaat te worden ingediend. Verzoeker heeft echter zelf het wrakingsverzoek ingediend en heeft geen advocaat gesteld, ondanks dat hij de gelegenheid heeft gekregen om dit te doen. De termijn om een advocaat te stellen is verlengd, maar verzoeker heeft hierop niet gereageerd.
Om deze reden heeft de wrakingskamer besloten dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking. Een mondelinge behandeling van het verzoek is niet nodig geacht. De beslissing is op 5 april 2023 openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit mrs. J.F. Aalders, R. Kuiper en J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Kranenburg, griffier.