Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Misschien had je het nog niet in de gaten... maar ik “zeur” soms tegen je omdat ik persé wil dat je bij ons blijft en omdat ik je een moordwijf vind... HOU HET SIMPEL, komt goed moppie” gevolgd door een knipoog emoticon.
Op uw verzoek hebben wij uw arbeidsovereenkomst per 20 december ’21 jl. ontbonden en beëindigd”.
“Mijn partner heeft mij na het (korte) onderhoud met u bij het “gesprek” gevraagde te willen komen en herhaald wat er gezegd- en besproken was tot dan tussen jullie, dat heb ik gedaan en aangehoord. U zelf gaf aan per 3 januari as. elders te kunnen beginnen ik heb dat zelf van u gehoord: “ik zal het maar eerlijk zeggen…ik kan 3 januari ergens anders beginnen, dus wat mij betreft prima zo” waren letterlijk uw woorden. U zei zelf (niet wij) dat wij dus uw arbeidsovereenkomst dan zouden kunnen beëindigen, per direct u gaf nogmaals (aan ons beiden) dit goed te vinden. Op uw verzoek hebben wij dus uw arbeidsovereenkomst per 20 december 2021 ontbonden en beëindigd. (....)”.
3.Beoordeling
Op uw verzoek hebben wij uw arbeidsovereenkomst per 20 december jl. ontbonden en beëindigd’. In dit bericht staat dus niet dat [geïntimeerde] de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd, maar er staat dat [appellante] dat doet. [geïntimeerde] heeft onmiddellijk na ontvangst van deze brief op 28 december 2021 aan [appellante] laten weten niet in te stemmen met beëindiging van de arbeidsovereenkomst door [appellante] . Zowel in het geval die beëindiging door [appellante] zou moeten worden beschouwd als een opzegging door [appellante] ( [appellante] heeft zelf verklaard de brief in de maand december 2021 te hebben verstuurd ‘vanwege de opzegtermijn’) als ook wanneer de brief als een bevestiging van beëindiging met wederzijds goedvinden zou moeten worden beschouwd, in beide gevallen heeft [geïntimeerde] die beëindiging tijdig, immers binnen drie weken na 20 december 2021, vernietigd. Zelfs indien met de brief van [appellante] van 27 december 2021 bedoeld zou zijn te schrijven dat de beëindiging door [geïntimeerde] is geschied, dan is niet voldaan aan de daarbij aan een werkgever te stellen eisen, te weten dat de werknemer op de gevolgen van zo’n ontslagname per direct zou zijn gewezen. Onbetwist heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat [appellante] haar niet op die gevolgen heeft gewezen. Een dergelijke informatievoorziening had van [appellante] mogen worden verwacht, omdat niet valt in te zien waarom [geïntimeerde] , die naar zeggen van [appellante] per 3 januari 2022 een andere baan had gevonden, al op 20 december 2021 per direct ontslag zou willen nemen. Dat zo’n ontslagname met een door [geïntimeerde] gewenste vakantie te maken had - zoals [appellante] heeft gesuggereerd -is niet gebleken. Van een beëindiging van het dienstverband per 20 december 2021 is dus geen sprake geweest, en evenmin per 2 of 3 januari 2022. [geïntimeerde] had immers op 28 december 2021 expliciet laten weten niet in te stemmen met beëindiging van het dienstverband, eerder dan per 31 januari 2022, de afloop van het tijdelijke contract. Grief 1 in principaal appel slaagt niet.