ECLI:NL:GHAMS:2023:932

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
200.318.621/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over communicatie en uitbetaling verkoopopbrengst na echtscheiding

In deze zaak heeft klaagster, een vrouw die recentelijk gescheiden is, een klacht ingediend tegen haar notaris. De klacht betreft de communicatie van de notaris over de uitbetaling van de verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning. Na de verkoop van de woning, die plaatsvond op 21 oktober 2021, heeft de notaris de verkoopopbrengst op zijn rekening gehouden, terwijl er conservatoir beslag was gelegd door de ex-man van klaagster. De rechtbank had bepaald dat de notaris de helft van de opbrengst aan klaagster en de andere helft aan de man moest uitbetalen. Klaagster verwijt de notaris dat hij haar niet heeft geïnformeerd over het beslag en dat hij telefonisch onbereikbaar was. De kamer voor het notariaat heeft de klacht deels gegrond verklaard en de notaris geschorst voor drie weken. In hoger beroep heeft het hof de klacht opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelt dat de notaris niet verplicht was om klaagster proactief te informeren over het beslag, maar dat hij wel had moeten communiceren over de gevolgen van het beslag voor de uitbetaling. Het hof verklaart klachtonderdeel 1 gegrond, maar de overige klachtonderdelen ongegrond. De maatregel van schorsing wordt omgezet in een berisping.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.318.621/01 NOT
nummer eerste aanleg : 22-16
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 2 mei 2023
inzake
mr. [appellant],
notaris te [vestigingsplaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. J.P.W. van Bohemen, advocaat te Alphen aan den Rijn,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ( [land] ),
geïntimeerde.
Partijen worden hierna de notaris en klaagster genoemd.

1.De zaak in het kort

Klaagster en haar ex-man hebben hun woning verkocht. De notaris heeft de akte van levering gepasseerd. De verkoopopbrengst is gestort op de rekening van de notaris en moet worden doorbetaald aan de man en klaagster. De man heeft echter conservatoir beslag gelegd op het deel van de verkoopopbrengst van klaagster. De notaris heeft de verkoopopbrengst niet uitbetaald aan de man en klaagster, maar op zijn rekening laten staan. De rechtbank heeft enkele maanden later beslist dat de notaris de helft van de verkoopopbrengst aan de man en de andere helft aan klaagster moet betalen. De rechtbank heeft ook nog beslist dat de man een bedrag in geld aan klaagster moet betalen. Klaagster kan die beslissingen ook uitvoeren als tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad). Klaagster heeft vervolgens executoriaal beslag gelegd op het deel van de verkoopopbrengst dat de notaris aan de man moest betalen. De notaris besluit eerst te wachten met het uitbetalen van het deel van de verkoopopbrengst aan klaagster, maar gaat daar later alsnog toe over. In deze procedure verwijt klaagster de notaris dat hij niet aan haar heeft gemeld dat de man conservatoir beslag heeft gelegd op haar deel van de verkoopopbrengst. Zij verwijt hem ook dat hij telefonisch onbereikbaar was en haar niet heeft verteld dat hij wilde wachten met het uitbetalen van de verkoopopbrengst aan klaagster.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De notaris heeft op 7 november 2022 een beroepschrift – met producties – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 12 oktober 2022 (ECLI:NL:TNORDHA:2022:20).
2.2.
Klaagster heeft op 9 februari 2023 een verweerschrift – met producties – bij het hof ingediend.
2.3.
Klaagster heeft op 14 februari 2023 twee aanvullende producties bij het hof ingediend.
2.4.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 16 februari 2023. De notaris is samen met zijn gemachtigde verschenen. Klaagster is – klaagster per videoverbinding – samen met [naam 1] , gerechtsdeurwaarder te [plaats 1] , verschenen. Zowel de gemachtigde van de notaris als klaagster heeft het woord gevoerd; de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Bij beschikking van 24 september 2021 heeft de rechtbank Den Haag de echtscheiding uitgesproken tussen klaagster en haar (ex-)man [naam 2] (hierna: de man).
3.2.
De voormalige echtelijke woning van klaagster en de man in [plaats 2] (hierna: de woning) is op 19 mei 2021 verkocht voor € 825.000,- en op 21 oktober 2021 geleverd aan derden. De notaris heeft het transport van de woning verzorgd. Na aflossing van de hypothecaire geldlening en betaling van kosten resteerde een netto verkoopopbrengst van € 246.672,88. Dit bedrag stond op de kwaliteitsrekening van de notaris.
3.3.
Op 21 oktober 2021 – na het passeren van de akte van levering – heeft [naam 3] , gerechtsdeurwaarder te Den Haag, op verzoek van de man conservatoir beslag gelegd op de onder de notaris rustende gelden en vorderingen toekomend aan klaagster.
3.4.
Bij beschikking van 31 januari 2022 (hierna: de beschikking) heeft de rechtbank Den Haag inzake de vermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding (onder andere) het volgende bepaald:

- bepaalt dat de man daarnaast per saldo bij de echtscheiding nog een bedrag aan de vrouw moet betalen van € 243.089,20 zoals hiervoor door de rechtbank is berekend;
- bepaalt dat partijen in de onderlinge verhouding ieder voor 50% draagplichtig zijn voor de rekening-courantschulden van de man als DGA aan Act Capital BV per 31 december 2019 in totaal € 958.573,-;
- bepaalt dat het bedrag van € 246.672,88 van partijen dat rust onder de notaris (dat is de resterende verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning in [plaats 2] ) door de notaris aan ieder der partijen voor de helft moet worden uitgekeerd;
- verklaart deze beschikking tot zover zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
Op 7 februari 2022 heeft [naam 4] , gerechtsdeurwaarder te [plaats 3] , op verzoek van klaagster executoriaal beslag gelegd op de onder de notaris rustende gelden en vorderingen toekomend aan de man.
3.6.
Op 15 februari 2022 heeft een collega-notaris van het notariskantoor de derdenverklaring ingevuld en geretourneerd aan het kantoor van gerechtsdeurwaarder Kistemaker.
3.7.
Gerechtsdeurwaarder Kistemaker heeft vervolgens het dossier van klaagster (en daarmee ook het gelegde executoriale beslag) overgedragen aan gerechtsdeurwaarder [naam 1] , voornoemd.
3.8.
Op 18 februari 2022 heeft gerechtsdeurwaarder [naam 1] de notaris verzocht om de onder het executoriale beslag vallende gelden over te boeken naar zijn derdengeldrekening, conform artikel 477 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.9.
Bij e-mail van 22 februari 2022 heeft een medewerker van het notariskantoor gerechtsdeurwaarder [naam 1] als volgt bericht:

(...) In overleg met [de notaris] is besloten geen bedragen uit te keren, noch aan [de man], noch aan [klaagster]. De notaris heeft besloten om het bedrag welke op onze derdengeldenrekening rust, zijnde (…) (€ 246.672,88), niet uit te keren totdat de beschikking van de rechtbank Den Haag (…) in kracht van gewijsde is gegaan. Het bedrag zal (…) terstond nadat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, worden uitbetaald aan beide partijen bij helfte. (…)
3.10.
Gerechtsdeurwaarder [naam 1] heeft op 23 februari 2022 hierop het volgende geantwoord:

(…) Uw ingenomen standpunt om geen gevolg te geven aan het ten laste van [de man] (…) gelegde executoriale beslag onder derden (…) is onjuist en zal grote gevolgen voor u kunnen krijgen indien u volhardt in uw houding. (…)
Het behoeft geen betoog dat voor het ten uitvoer leggen van een grosse van een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard ex art. 233 Rv door de Rechtbank Den Haag geen appèltermijn behoeft te worden afgewacht. Dat betekent dat de beschikking moet worden nagekomen, ook als daartegen nog hoger beroep mogelijk is en dus ook zolang de hogerberoeprechter nog geen uitspraak heeft gedaan. (…)
3.11.
Bij e-mail van 24 februari 2022 heeft de medewerker van het notariskantoor gerechtsdeurwaarder [naam 1] als volgt geantwoord:

Hierbij wil ik u informeren dat [de notaris] voornemens is om het bedrag van € 123.086,44 (…) over te maken naar uw derdengeldenrekening (…). Er zal dus niet worden gewacht totdat het vonnis van de rechtbank de dato 31 januari 2022 in kracht van gewijsde is gegaan.
3.12.
Nadat gerechtsdeurwaarder [naam 1] de notaris op 25 februari 2022 had gesommeerd tot uitbetaling over te gaan, heeft de gerechtsdeurwaarder die dag het bedrag op zijn derdengeldrekening ontvangen.

4.De klacht

4.1.
Klaagster verwijt de notaris dat hij niet aan haar heeft gemeld dat er conservatoir beslag rustte op het haar toekomende deel van de verkoopopbrengst van de woning. Toen klaagster op 22 oktober 2021, daags na de levering van de verkochte woning, vroeg wanneer het geld zou worden uitgekeerd, luidde het antwoord dat de uitkering – zoals gebruikelijk – twee werkdagen in beslag zou nemen, zonder daarbij te zeggen dat sprake was van conservatoir beslag.
4.2.
Verder verwijt klaagster de notaris dat hij haar terugbelverzoeken niet heeft beantwoord, niet heeft gereageerd op een door klaagster op de website achtergelaten bericht, de telefoon niet heeft beantwoord, en haar telefonisch langdurig in de wachtstand heeft gelaten.
4.3.
Ook verwijt klaagster de notaris dat hij haar zijn (aanvankelijke) beslissing niet heeft meegedeeld om te wachten met het uitbetalen van de verkoopopbrengst totdat de beschikking in kracht van gewijsde was gegaan.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster deels gegrond (zoals weergegeven in overwegingen 4.3, 4.4 en 4.5 van de beslissing van de kamer) en deels ongegrond verklaard
.De kamer heeft aan de notaris de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van drie weken opgelegd. Ten slotte heeft de kamer de notaris veroordeeld tot betaling aan klaagster van € 50,- aan griffierecht en € 50,- aan kosten klaagster alsmede tot betaling van € 2.000,- voor de kosten van behandeling van de klacht door de kamer.
Te late indiening verweerschrift in hoger beroep en aanvullende producties door klaagster
5.2.
Klaagster moest haar verweerschrift uiterlijk 16 januari 2023 bij het hof hebben ingediend, maar heeft dit pas op 9 februari 2023 gedaan. Verder heeft zij op 14 februari 2023 aanvullende producties ingediend. Op basis van het toepasselijke procesreglement zijn deze stukken niet tijdig ingediend door klaagster. Ter zitting in hoger beroep heeft de notaris verklaard bezwaar te hebben tegen toelating van de buiten de daarvoor gestelde termijn ingediende stukken van klaagster. Gezien het vorenstaande zal het hof – met het oog op een goede procesorde – alle door klaagster in hoger beroep ingediende stukken niet in de beoordeling betrekken. Op basis van de in eerste aanleg in het geding gebrachte stukken en hetgeen is besproken tijdens de zitting in hoger beroep, acht het hof zich voldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen in deze zaak.
Aanvulling en uitbreiding van de klacht door klaagster
5.3.
Op grond van artikel 107 lid 4 Wet op het notarisambt (Wna) behandelt het hof de aan hem voorgelegde zaak opnieuw in volle omvang. Dit betekent dat het hof slechts een oordeel geeft over de klachten die in het klaagschrift aan de kamer zijn voorgelegd. Tot de klacht behoren niet de klachten over het handelen van de notaris die pas na indiening van het klaagschrift op 27 februari 2022 of voor het eerst in hoger beroep zijn geformuleerd. De door klaagster tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep geformuleerde aanvullingen en uitbreidingen op de klacht zullen daarom nietontvankelijk worden verklaard.
Procesrechtelijke belangen notaris geschaad in eerste aanleg?
5.4.
De notaris heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij in eerste aanleg in zijn procesrechtelijke belangen is geschaad, doordat de kamer geen rekening heeft gehouden met zijn verhinderdata bij het vaststellen van de datum van de mondelinge behandeling bij de kamer, waardoor hij niet aanwezig kon zijn bij de zitting. Doordat het hof een aan hem voorgelegde zaak opnieuw in volle omvang behandelt (artikel 107 lid 4 Wna), behoeft de stelling van de notaris dat hij door de gang van zaken in eerste aanleg in zijn procesrechtelijke belangen is geschaad, geen bespreking. In hoger beroep heeft de notaris voldoende gelegenheid gehad om zijn standpunt kenbaar te maken.
Klachtonderdeel 1: het niet melden van het conservatoire beslag aan klaagster
5.5.
Naar het oordeel van het hof heeft de kamer terecht geoordeeld dat voor de notaris geen plicht bestond tot spontane mededeling van het conservatoire beslag aan klaagster. Op de voet van artikel 720 in verbinding met artikel 475i Rv moest het conservatoire beslag niet alleen aan de notaris, maar ook aan klaagster worden (over)betekend. Gezien het wettelijk systeem is het hof van oordeel dat de notaris erop mocht vertrouwen dat deze overbetekening aan klaagster had plaatsgevonden. Hij hoefde dus niet bij klaagster na te vragen of dit ook daadwerkelijk was gebeurd en of zij daarmee op de hoogte was van het conservatoire beslag.
5.6.
Dat ligt anders als het gaat om het gevolg van het beslag voor de uitbetaling van de gelden. Een notaris speelt een belangrijke rol bij een zorgvuldig verloop van het betalingsverkeer bij de levering van een registergoed. Bij een reguliere overdracht van een woning zorgt een notaris binnen één à twee (werk)dagen voor uitbetaling van de gelden – conform de nota van afrekening – aan de diverse rechthebbenden bij de transactie, zoals de verkoper(s). Wanneer bij de uitbetaling een kink in de kabel komt, mag van een zorgvuldig handelend notaris worden verwacht dat hij zijn cliënt(en) op de hoogte brengt van het verlaat of niet kunnen uitbetalen van deze gelden. In deze zaak kon de notaris niet tot uitbetaling aan klaagster overgaan vanwege het door de man gelegde conservatoire beslag. Gezien het vorenstaande lag het op de weg van de notaris om klaagster te informeren dat hij – anders dan waar klaagster van uitging – niet tot uitbetaling kon overgaan vanwege het gelegde conservatoire beslag. Volgens het hof mag van een zorgvuldig handelend notaris worden verwacht dat hij zijn kantoororganisatie zodanig inricht dat een dergelijke mededeling tijdig wordt gedaan. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond, in die zin dat de notaris aan klaagster had moeten mededelen dat hij niet tot uitbetaling van haar deel van de verkoopopbrengst kon overgaan vanwege het door de man gelegde conservatoire beslag.
Klachtonderdeel 2: het (telefonisch) onbereikbaar zijn voor klaagster
5.7.
Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel oordeelt het hof als volgt. De verklaringen van klaagster en de notaris over de bereikbaarheid van de notaris dan wel het notariskantoor staan lijnrecht tegenover elkaar. De kamer heeft terecht geconstateerd dat niet kan worden vastgesteld aan welke kant van de lijn de oorzaak van de (on)bereikbaarheid heeft gelegen. Klaagster heeft haar stelling dat zij op diverse manieren getracht heeft het notariskantoor te bereiken niet met stukken onderbouwd. In hoger beroep heeft de notaris een e-mail van 22 oktober 2021 overgelegd, waaruit blijkt dat een medewerker van de notaris geprobeerd heeft om klaagster telefonisch te bereiken om haar te informeren over een andere kwestie inzake de levering (“
Ik heb u gisteren en vanochtend telefonisch proberen te bereiken”). Gezien deze e-mail heeft de kamer ten onrechte overwogen dat de notaris geen andere manieren heeft geprobeerd om te communiceren met klaagster (door bijvoorbeeld de onbereikbaarheid van klaagster per e-mail aan de orde te stellen). Op basis van het vorenstaande is het hof dan ook, anders dan de kamer, van oordeel dat tuchtrechtelijk aan de notaris toe te rekenen laakbaar handelen met betrekking tot zijn (telefonische) bereikbaarheid niet kan worden vastgesteld. Het hof acht het tweede klachtonderdeel daarom ongegrond.
Klachtonderdeel 3: wijze van handelen bij uitbetaling restant verkoopopbrengst
5.8.
Gerechtsdeurwaarder [naam 1] heeft op vrijdag 18 februari 2022 de notaris verzocht om de onder het executoriale beslag vallende gelden over te boeken naar zijn derdengeldrekening. De notaris heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij dit verzoek op maandag 21 februari 2022 heeft gelezen. Op 22 februari 2022 heeft (de medewerker van) de notaris aan gerechtsdeurwaarder [naam 1] laten weten dat hij niet tot uitbetaling zou overgaan totdat de beschikking in kracht van gewijsde was gegaan. Op 23 februari 2022 heeft gerechtsdeurwaarder [naam 1] de notaris laten weten dat het standpunt van de notaris niet juist is en dat hij op grond van de wet verplicht is tot uitbetaling over te gaan. Op 24 februari 2022 heeft (de medewerker van) de notaris geantwoord dat hij alsnog tot uitbetaling zal overgaan, waarna op 25 februari 2022 het bedrag is overgemaakt (na een sommatie van gerechtsdeurwaarder [naam 1] ). Op basis van dit tijdschema constateert het hof dat de notaris een week na het verzoek daartoe tot uitbetaling is overgegaan, al was hiervoor enige druk van gerechtsdeurwaarder [naam 1] nodig. Het hof sluit zich daarom aan bij het oordeel van de kamer dat de notaris in dit specifieke geval de gelden voldoende voortvarend heeft uitbetaald en dat er op dit punt dus geen sprake is van klachtwaardig handelen door de notaris.
5.9.
De notaris heeft ook niet anderszins klachtwaardig gehandeld met betrekking tot dit klachtonderdeel. Weliswaar ontbrak enigszins het inzicht en de regie bij de notaris met betrekking tot de uitbetaling van de resterende verkoopopbrengst, maar daar staat tegenover dat sprake was van een onduidelijke situatie vanwege het door de man gelegde conservatoire beslag en het door klaagster gelegde executoriale beslag. Het is dan niet verwijtbaar dat de notaris advies inwint bij een specialist om zijn juridische positie te onderzoeken. Verder was het volgens het hof niet noodzakelijk dat de notaris klaagster zelf – naast gerechtsdeurwaarders [naam 1] – informeerde over zijn (aanvankelijke) beslissing om niet tot uitbetaling over te gaan. Het verzoek tot uitbetaling kwam van gerechtsdeurwaarder [naam 1] . Hij was degene die hierover namens klaagster contact opnam met de notaris en aan wie de notaris het geld ook moest overmaken. In een dergelijk geval mag de notaris erop vertrouwen dat gerechtsdeurwaarder [naam 1] op zijn beurt contact opneemt met zijn cliënt (klaagster) om haar op de hoogte te brengen van de (aanvankelijke) beslissing van de notaris om niet tot uitbetaling over te gaan. Anders dan de kamer, is het hof dus niet van oordeel dat de notaris op dit punt actiever had moeten communiceren met klaagster. Gezien het vorenstaande acht het hof klachtonderdeel 3 ongegrond.
Maatregel
5.10.
De kamer heeft aan de notaris de maatregel van schorsing voor de duur van drie weken opgelegd. Daartoe heeft de kamer overwogen dat het gebrek aan communicatie in algemene zin en het gebrek aan communicatie over de uitbetaling in het bijzonder op zich reeds ernstig zijn, maar in dit geval ook getuigen van onvoldoende inhoudelijke regie van de notaris op de behandeling van de zaak. De notaris heeft blijk gegeven van een nonchalante, afwachtende houding, aldus de kamer. Verder heeft de kamer meegewogen dat de notaris in een eerdere tuchtzaak soortgelijk verwijtbaar gedrag heeft vertoond waarvoor hem de maatregel van waarschuwing is opgelegd.
5.11.
Wat betreft de op te leggen maatregel overweegt het hof als volgt. Het hof komt tot het oordeel dat de notaris klaagster daags na het passeren van de overdrachtsakte onvoldoende heeft geïnformeerd over het niet kunnen uitbetalen van het aan haar toekomende deel van de resterende verkoopopbrengst vanwege het gelegde conservatoire beslag. Door zijn laakbare handelwijze heeft de notaris de belangen van klaagster op dit punt veronachtzaamd. Het hof acht de klacht op alle andere onderdelen – anders dan de kamer – ongegrond. Het hof acht daarom in dit geval de maatregel van berisping passend en geboden. Een waarschuwing in de zin van een zakelijke terechtwijzing is niet op zijn plaats. Een schorsing voor drie weken of een andere termijn is volgens het hof in dit geval alleen passend als de klacht op alle onderdelen gegrond zou zijn bevonden. Dat is niet het geval.
Geen proceskostenveroordeling in hoger beroep
5.12.
Per 1 januari 2021 is de Richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechts-deurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67513) in werking getreden. Het hof hanteert bij de toepassing van de richtlijn de ‘
Uitgangspunten proceskostenveroordeling in hoger beroep’ (te raadplegen op de website van dit hof). Nu het hoger beroep van de notaris leidt tot oplegging van een lichtere maatregel, ziet het hof – overeenkomstig de uitgangspunten – af van een kostenveroordeling in hoger beroep; de door de kamer uitgesproken proceskostenveroordeling blijft in stand.
Verzoek om schadevergoeding
5.13.
In het tuchtrecht dient te worden beoordeeld of de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De tuchtrechter toetst of het handelen van de notaris in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. De Wna voorziet niet in de door klaagster verzochte veroordeling van de notaris tot vergoeding van schade. Dit door klaagster gedane verzoek om schadevergoeding zal dan ook nietontvankelijk worden verklaard.
Conclusie
5.14.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hof, ander dan de kamer, van oordeel is dat alleen het eerste klachtonderdeel gegrond is en de overige klachtonderdelen ongegrond en dat aan de notaris de maatregel van berisping zal worden opgelegd. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom vernietigen, met uitzondering van de door de kamer opgelegde proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing, met uitzondering van de proceskostenveroordeling;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de door klaagster geformuleerde aanvullingen en uitbreidingen op de klacht niet-ontvankelijk;
- verklaart het verzoek van klaagster om schadevergoeding niet-ontvankelijk;
- verklaart klachtonderdeel 1 gegrond;
- verklaart klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van berisping op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, E. de Greeve en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2023 door de rolraadsheer.