Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
5 Salarisadministratie, Aantal dagen per week’ omcirkeld:
6 Werkafspraken, Welke werkafspraken heeft u met de zorgverlener gemaakt’is omcirkeld:
7.2 Bruto uurloon, Welk bruto uurloon heeft u afgesproken?’is aangekruist:
8 Overige afspraken’ staat vermeld:
Wijziging zorgovereenkomst met een zorgverlener,vermeldt dat de zorgovereenkomst met [appellante] op 31 december 2020 stopt. Dit formulier is niet ondertekend door [appellante] .
3.Beoordeling
Ik ga stoppen met werkenimpliceert dat zij op dat moment nog niet was gestopt met werken. Verder blijkt uit de door (de gemachtigde van) [geïntimeerde] opgestelde verklaring van 5 maart 2021 dat ook [geïntimeerde] zelf er in maart 2021 van uitging dat [appellante] in december 2020 had gewerkt. Dat dit onderdeel van de verklaring louter zou zijn opgenomen om ‘verdere escalatie’ tussen partijen te voorkomen is onvoldoende gestaafd door [geïntimeerde] . De aanvankelijke opzegging op 1 december 2020 van de Zorgovereenkomst Arbeidsovereenkomst per 31 december 2020 ging er ook van uit dat [appellante] in december 2020 nog zou werken. Tegenover deze feiten en omstandigheden die de stelling van [appellante] (dat zij in december 2020 nog heeft gewerkt) ondersteunen, heeft [geïntimeerde] geen feiten of omstandigheden gesteld die erop wijzen dat dit niet het geval was. Daar komt bij dat namens [geïntimeerde] ter zitting is erkend dat [appellante] nog tot 29 of 30 december zorg heeft verleend, zij het op vrijwillige basis. Echter, dat dit op vrijwillige basis zou zijn geschied is door [geïntimeerde] op geen enkele wijze onderbouwd. Aangezien [geïntimeerde] de stelling van [appellante] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist gaat het hof ervan uit dat [appellante] in elk geval nog tot 19 december 2020 (dat wil zeggen: tot en met 18 december 2020) heeft gewerkt.