ECLI:NL:GHAMS:2023:908

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
23/003050-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en aanpassing bewijsmiddelen in zaak van diefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 17 november 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor diefstal met geweld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor wat betreft de straf, maar heeft de bewezenverklaring van de diefstal met geweld bevestigd. De verdachte had het slachtoffer een duw gegeven en met zijn vuist in het gezicht geslagen, waardoor het slachtoffer ten val kwam en buiten bewustzijn raakte. Het hof heeft de bewijsmiddelen aangepast en enkele toevoegingen gedaan aan het proces-verbaal van aangifte en bevindingen.

De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, maar de advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd. De raadsvrouw pleitte voor een lagere straf, met inachtneming van de LOVS-oriëntatiepunten en de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Het hof heeft de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte in overweging genomen en heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte in Italië. De opgelegde straf zal volledig worden uitgevoerd in de penitentiaire inrichting, met de mogelijkheid van deelname aan een penitentiair programma of voorwaardelijke invrijheidsstelling.

De beslissing van het hof is gegrond op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht en bevestigt het vonnis voor het overige, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003050-22
datum uitspraak: 19 april 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 november 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-286852-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1995,
thans gedetineerd in het [detentieadres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen zal aanpassen.
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof verder niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de rechtbank.

Bewijsmiddelen

Het hof wijzigt de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen als volgt:
  • het hof voegt toe aan het proces-verbaal van aangifte de bijlage goederen (doorgenummerde pagina 41), met daarin opgenomen het merk en type van het horloge (Tissot Pr 50);
  • het hof voegt toe aan het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022236408-5 de datum van de melding, te weten 4 november 2022, en dat de verdachte bleek te zijn
  • het hof voegt toe aan het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022236408-12 dat op 4 november 2022 een melding van een beroving aan de [adres01] te Amsterdam binnenkwam;
  • het hof wijzigt in het proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2022236408-11 de naam van de getuige naar [getuige01] in plaats van [getuige01] ;
  • het hof schrapt in de bewijsmiddelen het proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2022236408-6 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 8 november 2022 van de rechter-commissaris, nu het deze niet redengevend acht voor het bewijs.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de LOVS-oriëntatiepunten bij licht geweld uitgaan van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Zij heeft het hof verzocht de verdachte (enigszins) verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, dan wel deze te beperken tot zes maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. De verdachte heeft het slachtoffer een ferme duw gegeven en met zijn vuist hard in het gezicht geslagen, als gevolg waarvan het slachtoffer ten val is gekomen. Vervolgens heeft de verdachte het horloge van de pols van het slachtoffer getrokken en met zijn voet hard tegen de pols van het slachtoffer geschopt. Het slachtoffer is als gevolg van het handelen van de verdachte buiten bewustzijn geraakt. Anders dan de raadsvrouw kwalificeert het hof het door de verdachte gebruikte geweld niet als licht.
De verdachte heeft zich bij zijn handelen verder totaal niet bekommerd om wat de gevolgen voor het slachtoffer zouden kunnen zijn. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke delicten nog geruime tijd last kunnen houden van psychische klachten. Bovendien versterken dergelijke delicten gevoelens van onveiligheid in de maatschappij, in het bijzonder bij eventuele omstanders.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 maart 2023 is de verdachte in Nederland niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit. Uit een uittreksel uit de Italiaanse Justitiële Documentatie van 28 maart 2023 blijkt dat hij in Italië wel eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld. Dit weegt het hof in zijn nadeel mee bij de strafoplegging.
Het hof heeft bij de sanctieoplegging verder gelet op de volgende persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte bevindt zich sinds 5 januari 2023 in het [detentieadres01] wegens psychotische problematiek. Het hof acht het – op basis van het dossier, de verklaring van de verdachte en de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep – aannemelijk dat ten tijde van het bewezenverklaarde al sprake was van psychische omstandigheden die maken dat het strafbare feit de verdachte in verminderde mate valt toe te rekenen. Het hof zal deze omstandigheid in enigszins strafmatigende zin meewegen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van acht maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de (tenuitvoerlegging van de) straf.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. D. Radder en mr. M. Koek, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Jansen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 april 2023.
mr. Koek is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]