ECLI:NL:GHAMS:2023:906

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
23/000462-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis en bewezenverklaring medeplegen diefstal met aanpassing bewijsmiddelen

Op 19 april 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 februari 2022. De verdachte, geboren in 1999 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die dezelfde straf als in eerste aanleg heeft gevorderd. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep, maar past de bewijsmiddelen aan en vervangt de motivering omtrent de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en het bewijs. De verdachte is beschuldigd van diefstal in vereniging, waarbij hij samen met een medeverdachte een portemonnee heeft weggenomen uit de schoudertas van een aangever in de IJ-passage te Amsterdam Centraal station.

Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft de raadsvrouw betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er een loksituatie zou zijn gecreëerd die buiten de toelaatbare grenzen valt. De advocaat-generaal heeft echter gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging. Het hof oordeelt dat de situatie die door de verbalisant is gecreëerd binnen de toelaatbare grenzen valt en dat de verdachte wel degelijk het oogmerk had tot wederrechtelijke toe-eigening. De wisselende verklaringen van de verdachte over zijn motieven om de portemonnee weg te nemen, worden door het hof als onaannemelijk beschouwd.

Uiteindelijk oordeelt het hof dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de aanpassingen in de bewijsmiddelen en motiveringen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000462-22
datum uitspraak: 19 april 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 februari 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-036083-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1999,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,
adres: [adres01]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen zal aanpassen, de in het vonnis opgenomen motivering omtrent de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en het bewijs zal vervangen en de toepasselijke wettelijke voorschriften aanvult met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof verder niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de rechtbank.

Bewijsmiddelen

Het hof wijzigt de bewijsmiddelen als volgt:
  • het hof schrapt bewijsmiddel 1;
  • het hof voegt de hierna weergegeven bewijsmiddelen toe.
Aanvullende bewijsmiddelen
  • De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg op 23 februari 2022:
  • Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2022027684-7 van 11 februari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van

Overwegingen ten aanzien van de ontvankelijkheid en het bewijs

De raadsvrouw heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, omdat er een loksituatie is gecreëerd die buiten de toelaatbare grenzen valt. De verdachte is daardoor gebracht tot een andere handeling dan die waarop zijn opzet gericht was. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de verdachte geen oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad, maar hij, vanwege de vreemde houding en gedrag van de verbalisant, slechts de identiteit van de verbalisant wilde vaststellen en de portemonnee daarom heeft gepakt.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie wel ontvankelijk is in de vervolging en verwijst hiertoe naar de motivering van de politierechter in eerste aanleg. Voorts heeft zij zich op het standpunt gesteld dat zij geen geloof hecht aan het verhaal van de verdachte en dat de verdachte wel het oogmerk had tot wederrechtelijke toe-eigening.
Het hof overweegt als volgt ten aanzien van het verzoek het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de door verbalisant [aangever01] gecreëerde situatie valt binnen de toelaatbare grenzen. Uit het proces-verbaal van bevindingen is op te maken dat beide verdachten al direct interesse toonden in de tas van verbalisant [aangever01] . Verbalisant [aangever01] heeft vervolgens een situatie gecreëerd die vaker voorkomt, zoals die waarbij een eigenaar op enige afstand van zijn bagage een winkel bezoekt of gaat staan bellen. De verbalisant had zijn bagage hiertoe op zichtafstand buiten een winkel laten staan en zich vervolgens in de winkel begeven. Op dat moment hebben de beide verdachten toegeslagen. Het Openbaar Ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging.
Ten aanzien van het standpunt van de raadsvrouw dat de verdachte geen oogmerk heeft gehad op wederrechtelijke toe-eigening van de portemonnee overweegt het hof als volgt. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over de reden waarom hij de portemonnee heeft weggenomen.
Op 11 februari 2022 heeft hij bij de politie verklaard dat hij tot de conclusie was gekomen dat de man bij de politie werkte. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] wilden een grapje uithalen door de portemonnee te pakken en deze vervolgens teruggeven. Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij de portemonnee wilde pakken om de identiteit van de man te achterhalen, omdat deze man hem en de medeverdachte [medeverdachte01] volgde en ze hem niet vertrouwden. Ten slotte heeft de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij tot de conclusie was gekomen dat de man criminele dingen deed en hij de identiteit van deze man wilde achterhalen, voor het geval hen iets zou overkomen. Gelet op deze wisselende verklaringen van de verdachte en hetgeen over de toedracht is gerelateerd in het als bewijsmiddel gebruikte proces-verbaal van bevindingen acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij slechts de identiteit van de man wilde vaststellen, zeer onaannemelijk en gaat het hof hieraan voorbij.
De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] toonden gelijk interesse in de schoudertas toen ze verbalisant [aangever01] passeerden. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] overlegden vervolgens op verschillende momenten. De verdachte is achter verbalisant [aangever01] gaan staan in de winkel, terwijl de medeverdachte [medeverdachte01] verbalisant [verbalisant02] in de gaten leek te houden. Zodra verbalisant [verbalisant02] opstond en wegliep keek de medeverdachte richting de verdachte, die vervolgens de winkel verliet en uit de schoudertas de portemonnee wegnam. Direct daarna stond de medeverdachte [medeverdachte01] op en liep naar de verdachte, waarna zij samen zijn weggelopen.
Gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Koek, mr. D. Radder en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Jansen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 april 2023.