Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De beoordeling
De bevoegdheidsregels moeten in hoge mate voorspelbaar zijn, waarbij als beginsel geldt dat de bevoegdheid in het algemeen gegrond wordt op de woonplaats van de verweerder. De bevoegdheid moet altijd op die grond kunnen worden gevestigd, behalve in een gering aantal duidelijk omschreven gevallen waarin het voorwerp van het geschil of de autonomie van partijen een ander aanknopingspunt wettigt.[…].” Dat de bijzondere bevoegdheidsregel van artikel 7, lid 2 van de Verordening restrictief moet worden uitgelegd, volgt ook uit vaste rechtspraak van het Hof van Justitie EU. Het Hof van Justitie EU heeft verder herhaaldelijk geoordeeld dat de uitdrukking ’plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ in de zin van artikel 7, lid 2 van de Verordening zowel ziet op de plaats waar de schade is ingetreden als op de plaats van de gebeurtenis die met de schade in een oorzakelijk verband staat. Deze uitdrukking mag evenwel niet zodanig ruim worden uitgelegd dat zij zich uitstrekt tot elke plaats waar de schadelijke gevolgen voelbaar zijn van een feit dat reeds elders daadwerkelijk ingetreden schade heeft veroorzaakt (zie ook HvJ EU 12 mei 2021, ECLI:EU:C:2021:377, r.o. 24, 26 en 27).
“Naast de woonplaats van verweerder moeten er alternatieve bevoegdheidsgronden mogelijk zijn, gebaseerd op de nauwe band tussen het gerecht en de vordering of de noodzaak een goede rechtsbedeling te vergemakkelijken. Het bestaan van een nauwe band moet zorgen voor rechtszekerheid en de mogelijkheid vermijden dat de verweerder wordt opgeroepen voor een gerecht van een lidstaat dat door hem redelijkerwijs niet voorzienbaar was. Dat is met name belangrijk bij geschillen betreffende niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer of op de persoonlijkheidsrechten, met inbegrip van smaad.”(zie opnieuw ook HvJ EU 12 mei 2021, ECLI:EU:C:2021:377, r.o. 34). Voor de man is redelijkerwijs niet te voorzien dat hij, louter vanwege de bevoegdheid van de Amsterdamse rabbinale rechtbank om de Get-weigering te behandelen, voor de Nederlandse burgerlijke rechter gedaagd kan worden. Daarbij neemt het hof ook in aanmerking dat niet is gebleken dat de Amsterdamse rabbinale rechtbank de enig bevoegde rabbinale rechtbank is die zich over deze weigering kan buigen, nu uit de stukken volgt dat de Parijse rabbinale rechtbank en de rabbinale rechtbank in Tel Aviv - Jaffa dit ook reeds hebben gedaan en de man hebben verzocht mee te werken. Het beroep van de vrouw op het arrest van het Hof van Justitie EU van 7 maart 1995 inzake Fiona Shevill c.s./Presse Alliance (zaak C-68/93) stuit op het voorgaande af.