ECLI:NL:GHAMS:2023:882

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
23- 991881-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van afpersing door jeugdige verdachte met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2005, was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep een nieuwe kans gekregen. Het hof heeft de zaak behandeld op 16 maart 2023, waarbij de verdachte, zijn raadsman en de advocaat van de benadeelde partijen aanwezig waren. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van afpersing, waarbij geweld en bedreiging met een mes zijn gebruikt tegen de slachtoffers. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiaire tenlasteleggingen van afpersing, maar heeft de primaire tenlasteleggingen niet bewezen geacht. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een jeugddetentie van 100 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 70 uren. In hoger beroep heeft het hof de strafmaat heroverwogen en de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 100 dagen, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 40 uren. Het hof heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en schadevergoedingen toegewezen voor materiële en immateriële schade, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001881-22
datum uitspraak: 30 maart 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 7 juli 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-250057-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijzigingen is, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 september 2021 te Bloemendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) telefoon(s) (IPhone 7 en/of IPhone 11) en/of een rugzak (merk Billabong) en/of een laptop (merk Dell) en/of een horloge (merk Garmin) en/of (een) fiets(en) (merk Gazelle en/of Batavus) in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 4] en/of [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een mes te tonen en te zeggen “pak die telefoons, pak die tassen, pak die fietsen” en/of
- de telefoons van die [benadeelde 4] en/of [benadeelde 2] te vragen en aan te geven dat zij op moesten schieten omdat ze anders gehoekt zouden worden en/of
- met dat mes te dreigen en dat mes tegen het lichaam van die [benadeelde 4] en/of [benadeelde 2] te houden;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 9 september 2021 te Bloemendaal tezamen en in vereniging, met een of meer anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg, te weten het Veen en Duinpad, met het oogmerk om
zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 4] en/of [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) telefoon(s) (IPhone 7 en/of IPhone 11) en/of een rugzak (merk Billabong) en/of een laptop (merk Dell) en/of een horloge (merk
Garmin) en/of (een) fïets(en) (merk Gazelle en/of Batavus), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 4] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader (s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tonen van een mes en te zeggen “pak die telefoons, pak die tassen, pak die fietsen" en/of
-vragen aan die [benadeelde 4] en/of [benadeelde 2] om hun telefoons af te geven en (daarbij) te zeggen dat zij op moesten schieten, omdat ze anders gehoekt zouden worden en/of
- dreigen met dat mes en/of dat mes tegen, althans in de richting van het lichaam van die [benadeelde 4] en/of [benadeelde 2] te houden;
2.
hij op of omstreeks 14 september 2021 te Bloemendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (Apple Iphone X) en/of earpods (merk Apple) en/of een fiets (merk Cortina) en/of een jas (merk Northface) en/of een tas (merk Eastpak met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voor die [benadeelde 3] te gaan staan en hem een mes te tonen en/of
- het mes bij/tegen het lichaam van die [benadeelde 3] te houden en te zeggen “ik steek je” en/of
- die [benadeelde 3] (een) vuistslag(en) tegen het gezicht te geven;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 14 september 2021 te Bloemendaal tezamen en in vereniging, met een of meer anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg, te weten het Veen en Duinpad, met het oogmerk om
zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 3] heeft gedwongen tot de afgifte vaneen telefoon (Apple Iphone X) en/of earpods (merk Apple) en/of een fiets (merk Cortina) en/of een jas (merk Northface) en/of een tas (merk Eastpak met inhoud) in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader (s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- voor die [benadeelde 3] te gaan staan en hem een mes te tonen en/of
- het mes bij/tegen het lichaam van die [benadeelde 3] te houden en te zeggen “ik steek je” en/of
- die [benadeelde 3] (een) vuistslag(en) tegen het gezicht te geven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot (enigszins) andere beslissingen ten aanzien van de bewezenverklaring, de kwalificatie en de strafoplegging komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.subsidiair
hij op 9 september 2021 te Bloemendaal tezamen en in vereniging, met anderen, op de openbare weg, te weten het Veen en Duinpad, met het oogmerk om zich en/een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 4] en [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van telefoons (IPhone 7 en IPhone 11) en een rugzak (merk Billabong) en een laptop (merk Dell) en een horloge (merk
Garmin) en fietsen (merk Gazelle en Batavus), toebehorende aan die [benadeelde 4] of [benadeelde 2] , welke bedreiging met geweld bestond uit het
- tonen van een mes en te zeggen “pak die telefoons, pak die tassen, pak die fietsen" en
-vragen aan die [benadeelde 4] en [benadeelde 2] om hun telefoons af te geven en tegen die [benadeelde 4] te zeggen dat hij op moest schieten, omdat hij anders gehoekt zouden worden en
- dreigen met dat mes en dat mes tegen het lichaam van die [benadeelde 4] en in de richting van het lichaam van die [benadeelde 2] te houden.
2.subsidiair
hij op 14 september 2021 te Bloemendaal tezamen en in vereniging, met een ander, op de openbare weg, te weten het Veen en Duinpad, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (Apple Iphone X) en earpods (merk Apple) en een fiets (merk Cortina) en een jas (merk Northface) en een tas (merk Eastpak met inhoud) toebehorende aan die [benadeelde 3] , welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit
- het voor die [benadeelde 3] te gaan staan en hem een mes te tonen en
- het mes bij het lichaam van die [benadeelde 3] te houden en te zeggen “ik steek je” en
- die [benadeelde 3] vuistslagen tegen het gezicht te geven.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van afpersing, meermalen gepleegd.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van afpersing.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met algemene en bijzondere voorwaarden, waarbij de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard, met aftrek van voorarrest alsmede een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 70 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 35 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen met dien verstande dat aan de op te leggen voorwaardelijke jeugddetentie de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden; toezicht door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (verder: W.S.S.), meewerken aan begeleiding door een IFA coach, het hebben van een zinvolle dagbesteding in de vorm van onderwijs en/of werk en een contactverbod met zowel de medeverdachten als de slachtoffers.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het hof afziet van het opleggen van bijzondere voorwaarden. De verdachte is niet gemotiveerd om zich aan dergelijke voorwaarden te houden. De verdachte zal eind mei 2023 voor langere tijd naar [plaats] vertrekken, welk plan mede is ingegeven door zijn wens zich te ontworstelen aan de hulpverlening. Bij deze stand van zaken is het opleggen van bijzondere voorwaarden tegen beter weten in.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich binnen een tijdsbestek van enkele dagen tot tweemaal toe, tezamen met (een) medeverdachte(n) op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan een straatroof, waarbij de jonge slachtoffers met geweld of bedreiging met geweld van hun spullen zijn beroofd. Hierbij is gebruik gemaakt van een groot mes. Uit de slachtofferverklaringen blijkt hoe groot de impact van deze straatroven op de jeugdige slachtoffers is geweest. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij tot op de dag van vandaag amper verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Hij heeft er op geen enkel moment blijk van gegeven zich te bekommeren om de gevoelens en het welzijn van zijn slachtoffers. Hij heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen financieel gewin.
Ook het gevoel van veiligheid in de samenleving als zodanig wordt door straatroven als deze in ernstige mate aangetast
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor een jeugdige
first offendervoor een diefstal met geweld een taakstraf voor de duur van 60 uur dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie genoemd. Het hof acht het in dit geval strafverzwarend dat het gaat om jonge slachtoffers, dat tegen een van de slachtoffers geweld is toegepast en dat in beide zaken is gedreigd met een groot mes.
Het hof weegt mee dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft kennis genomen van de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: Raad) van 20 juni 2022 en 9 maart 2023, alsmede van de Evaluatie ten behoeve van de inhoudelijke zitting van de W.S.S. van 14 juni 2022.
Ter terechtzitting in hoger beroep zijn zowel [naam 1] , verbonden aan de Raad voor de kinderbescherming, als [naam 2] , verbonden aan de W.S.S., gehoord. Namens de W.S.S. heeft [naam 2] toegelicht dat er nog altijd veel zorgen zijn over de verdachte. Hij houdt zich niet aan de gemaakte afspraken met betrekking tot school en stage. Ook plannen voor begeleid wonen zijn niet van de grond gekomen. De verdachte heeft het verbod contact te hebben met de medeverdachten overtreden en is opnieuw opgepakt. Hulpverlening is hard nodig, maar de verdachte staat hier niet voor open. In afwachting van zijn vertrek naar [plaats] in mei 2023, wil de verdachte liever de voorwaardelijk aan hem opgelegde jeugddetentie “uitzitten.” Namens de Raad heeft [naam 1] de zorgen over de verdachte onderschreven. Het recidive risico wordt hoog ingeschat. De verdachte heeft hulp nodig, maar is niet bereid deze te accepteren. Desondanks handhaaft de Raad het advies zoals verwoord in het rapport van 9 maart 2023; het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf, alsmede een deels voorwaardelijke jeugddetentie waarvan het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk deel met algemene en de volgende bijzondere voorwaarden; zich houden aan de aanwijzingen van de W.S.S., meewerken aan en inzetten voor begeleiding door een IFA coach en een contactverbod met de slachtoffers en de medeverdachten. Aan deze bijzondere voorwaarden dient te worden toegevoegd het hebben van een dagbesteding. Een proeftijd van 1 jaar wordt passend geacht nu in eerste aanleg het uit te oefenen toezicht en de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. In geval de verdachte naar [plaats] vertrekt kan de begeleiding aan, en het toezicht op, de verdachte worden overgedragen aan een jeugdhulpverleningsinstantie aldaar.
Het hof heeft tot slot kennis genomen van een op naam van de verdachte staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan deze feiten niet eerder is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, waaronder de ernst van de feiten, een deels voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 100 dagen passend en geboden. Het hof acht het niet in het belang van de verdachte dat hij opnieuw gedetineerd raakt om welk reden het hof het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen jeugddetentie zal beperken tot de duur van het ondergane voorarrest, te weten - naar ’s hofs berekening - 48 dagen. Het hof zal aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie een proeftijd voor de duur van 2 jaar verbinden. Het hof zal, anders dan de rechtbank, aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen jeugddetentie geen bijzondere voorwaarden verbinden reeds, omdat de verdachte op 26 januari 2023 door de kinderrechter in de rechtbank Noord Holland (in de zaak met parketnummer 15-265069-22) is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie waaraan meerdere bijzondere voorwaarden zijn verbonden.
Daarnaast acht het hof een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De (wettelijk vertegenwoordiger van de) benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt in totaal € 2.185,55 en is als volgt opgebouwd:
-materiele schade:
. iPhone 11 € 537,60 (80% van € 672,00)
. horloge € 339,00
. grafische rekenmachine € 139,00
. rugzak € 65,00
. fietssleutels € 9,95
. sloten woonhuis € 95,00
-immateriële schade €1000,00.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.554,75 (waarvan € 1.054,75 voor materiele schade en € 500,00 voor immateriële schade) en voor het overige niet ontvankelijk verklaard. De (wettelijk vertegenwoordiger van de) benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering voor zover deze ziet op materiele schade wordt toegewezen, met uitzondering van de sloten van het woonhuis
en voor zover deze ziet op immateriële schade wordt toegewezen tot een bedrag van € 500,00 en overigens niet ontvankelijk wordt verklaard.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep opgemerkt dat de vordering voor zover deze ziet op de rekenmachine en de rugzak niet voor toewijzing in aanmerking komt, nu deze spullen aan de verdachte zijn terug gegeven. Het horloge is aangeschaft in 2020, om deze reden dient meer dan 20% te worden afgeschreven. Tot slot heeft de raadsman opgemerkt dat de overgelegde aankoopbon van de mobiele telefoon niet op naam van de benadeelde partij maar op naam van [naam 3] staat om welke reden niet kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden en de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt.
De advocaat van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting hoger bepleit dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Met betrekking tot de gevorderde schade voor de weggenomen telefoon overweegt het hof dat niet is betwist dat deze is weggenomen en dat de omvang met overlegging van de aankoopbon van 10 mei 2020 voldoende is onderbouwd en onvoldoende is betwist. Het hof zal deze toewijzen tot een bedrag van € 537,60 (80% van het aankoopbedrag van € 672,00). De enkele omstandigheid dat deze aankoopbon op naam van [naam 3] , de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij staat, leidt in het onderhavige geval niet tot een ander oordeel.
Het hof zal de post van het weggenomen horloge toewijzen tot een bedrag van € 303,20 (80 % van € 379,00).
Voor wat betreft de posten van de rugzak en de rekenmachine overweegt het hof als volgt. Nadat deze spullen op 9 september 2021 door de verdachten zijn weggenomen zijn deze op 3 november 2021 bij een van de medeverdachten in beslag genomen en vervolgens op 12 november 2021 aan de benadeelde partij geretourneerd. De benadeelde partij had deze spullen echter direct na de afpersing weer nodig voor school, om welke reden hij vrijwel direct tot aanschaf van een nieuwe rugzak en grafische rekenmachine is over gegaan. Het hof zal deze posten om deze reden dan ook toewijzen. Ook zal het hof de post fietssleutels toewijzen.
De post vervanging sleutels van het woonhuis acht het hof echter niet toewijsbaar. Dit betreft geen schade die rechtstreeks is geleden door de bewezen verklaarde straatroof. Voor dit deel zal de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
Wat betreft de immateriële schade overweegt het hof als volgt.
In de onderhavige zaak is bewezen verklaard dat de verdachte zich met twee medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan een straatroof, waarbij de minderjarige benadeelde partij onder bedreiging met een groot mes van zijn spullen is beroofd. Het hof is van oordeel dat een dergelijk feit van zodanige aard is dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon (als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b BW) kan worden aangenomen. Dat die nadelige gevolgen er voor de benadeelde partij ook daadwerkelijk zijn geweest, vloeit overigens ook voort uit de inhoud van het procesdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de slachtofferverklaring van de benadeelde partij. Op grond daarvan kan worden vastgesteld dat het voorval ingrijpende gevolgen voor de benadeelde partij heeft gehad.
Het hof zal de geleden immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 B.W. naar billijkheid vaststellen op € 500,00. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Verdachten zullen hoofdelijk worden veroordeeld tot het betalen van deze schadevergoeding.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De (wettelijk vertegenwoordiger van de) benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt in totaal € 979,00, waarvan € 179,00 als materiele schadevergoeding (bestaande uit de kosten voor een mobiele telefoon) en € 800,00 als immateriële schadevergoeding.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 679,00 (waarvan € 179,00 voor materiele schade en € 500,00 voor immateriële schade) en voor het overige niet ontvankelijk verklaard. De (wettelijk vertegenwoordiger van de) benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering voor zover deze ziet op materiele schade geheel wordt toegewezen en voor zover deze ziet op immateriële schade wordt toegewezen tot een bedrag van € 500,00 en overigens niet ontvankelijk wordt verklaard.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep opgemerkt dat de overgelegde nota van de mobiele telefoon niet op naam van de benadeelde partij, maar op naam van [naam 4] staat, om welke reden niet kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden en de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt.
De advocaat van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting hoger bepleit dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiele schade heeft geleden tot een bedrag van € 179,00. De omvang van de schade is voldoende onderbouwd met de nota voor een vervangende mobiele telefoon gedateerd op 16 september 2021. Dat deze nota op naam van [naam 4] , zijnde de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij staat leidt in het onderhavige geval niet tot een ander oordeel. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
In de onderhavige zaak is bewezen verklaard dat de verdachte zich met twee medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan een straatroof, waarbij de minderjarige benadeelde partij onder bedreiging met een groot mes van zijn spullen is beroofd. Het hof is van oordeel dat een dergelijk feit van zodanige aard is dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon (als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b BW) kan worden aangenomen. Dat die nadelige gevolgen er voor de benadeelde partij ook daadwerkelijk zijn geweest, vloeit overigens ook voort uit de inhoud van het procesdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de slachtofferverklaring van de benadeelde partij. Op grond daarvan kan worden vastgesteld dat het voorval ingrijpende gevolgen voor de benadeelde partij heeft gehad.
Het hof zal de geleden immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 B.W. naar billijkheid vaststellen op € 500,00. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Verdachten zullen hoofdelijk worden veroordeeld tot het betalen van deze schadevergoeding.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De (wettelijk vertegenwoordiger van de) benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt in totaal € 1.349,00, waarvan € 549,00 als materiele schadevergoeding (bestaande uit € 389,00 voor een vervangende telefoon en € 160,00 voor de vervanging van de sloten van het woonhuis) voor en € 800,00 als immateriële schadevergoeding.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 889,00 (waarvan € 389,00 voor materiele schade en € 500,00 voor immateriële schade) en voor het overige niet ontvankelijk verklaard. De (wettelijk vertegenwoordiger van de) benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering voor zover deze ziet op materiele schade wordt toegewezen tot een bedrag van € 389,00 voor een vervangende mobiele telefoon en voor zover deze ziet op immateriële schade wordt toegewezen tot een bedrag van € 500,00 en voor het overige niet ontvankelijk wordt verklaard.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep opgemerkt dat de overgelegde nota van de mobiele telefoon van 16 september 2021 niet op naam van de benadeelde partij maar op naam van [naam 5] staat, om welke reden niet kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden en de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt. Bovendien blijkt uit de overlegde factuur gedateerd op 21 augustus 2021 dat de telefoon destijds gekocht is voor € 369,00, dat is € 20,00 minder dan de gevorderde € 389,00.
De advocaat van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting hoger bepleit dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiele schade heeft geleden tot een bedrag van € 389,00. De omvang van de schade is voldoende onderbouwd met de nota voor een vervangende mobiele telefoon gedateerd op 16 september 2021. Dat deze nota op naam van [naam 5] de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij staat leidt in het onderhavige geval niet tot een ander oordeel. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De gevorderde materiele schade voor het vervangen van de sloten van het woonhuis komt niet voor vergoeding in aanmerking nu het hof niet van een voldoende rechtstreeks verband met de straatroof is gebleken. In zoverre zal de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
In de onderhavige zaak is bewezen verklaard dat de verdachte zich met een medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan een straatroof, waarbij de minderjarige benadeelde partij onder bedreiging met een groot mes van zijn spullen is beroofd. Het hof is van oordeel dat een dergelijk feit van zodanige aard is dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon (als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b BW) kan worden aangenomen. Dat die nadelige gevolgen er voor de benadeelde partij ook daadwerkelijk zijn geweest, vloeit overigens ook voort uit de inhoud van het procesdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de slachtofferverklaring van de benadeelde partij. Op grond daarvan kan worden vastgesteld dat het voorval ingrijpende gevolgen voor de benadeelde partij heeft gehad.
Het hof zal de geleden immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 B.W. naar billijkheid vaststellen op € 500,00. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Verdachten zullen hoofdelijk worden veroordeeld tot het betalen van deze schadevergoeding.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
100 (honderd) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
52 (tweeënvijftig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.554,75 (duizend vijfhonderdvierenvijftig euro en vijfenzeventig cent) bestaande uit € 1.054,75 (duizend vierenvijftig euro en vijfenzeventig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) aan immateriële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.554,75 (duizend vijfhonderdvierenvijftig euro en vijfenzeventig cent) bestaande uit € 1.054,75 (duizend vierenvijftig euro en vijfenzeventig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 9 september 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 679,00 (zeshonderdnegenenzeventig euro) bestaande uit € 179,00 (honderdnegenenzeventig euro) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 679,00 (zeshonderdnegenenzeventig euro) bestaande uit € 179,00 (honderdnegenenzeventig euro) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 9 september 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 889,00 (achthonderdnegenentachtig euro) bestaande uit € 389,00 (driehonderdnegenentachtig euro) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro) aan immateriële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 889,00 (achthonderdnegenentachtig euro) bestaande uit € 389,00 (driehonderdnegenentachtig euro) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 september 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.W.T. Klappe, mr. J.W.P. van Heusden en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 maart 2023.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]