In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een jeugdige verdachte, geboren in 2008, die eerder op 5 september 2022 door de kinderrechter was vrijgesproken van de tenlastegelegde straatroof. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de beslissing tot vrijspraak. Dit was in lijn met artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat tegen een vrijspraak geen hoger beroep openstaat.
De tenlastelegging betrof een straatroof die op 23 september 2021 zou hebben plaatsgevonden op de Johan Cruijff Boulevard in Amsterdam. De verdachte zou samen met anderen een mobiele telefoon hebben weggenomen van een slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld aan de orde waren. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd voor zover het aan zijn oordeel was onderworpen, maar kwam tot de conclusie dat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de beschuldiging.
Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg een schadevergoeding had gevraagd van € 512,85. Aangezien de verdachte niet schuldig werd verklaard, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. Het hof bepaalde dat de benadeelde partij en de wettelijk vertegenwoordigers van de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.