Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
FME S.A.S.,
1.De zaak in het kort
relation commerciale établie”) heeft bestaan ter zake van de in- en verkoop van producten van het merk Sanex in Algerije die bij (plotselinge) verbreking aanspraak geeft op vergoeding van schade. De rechtbank heeft geoordeeld dat tussen partijen geen overeenkomst is gesloten omdat niet geïntimeerde maar een derde had te gelden als de wederpartij van appellante. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat ook als er wel een overeenkomst tussen partijen bestond, deze volgens Frans recht niet kwalificeerde als “
relation commerciale établie”zodat appellante ook dan geen recht heeft op een beëindigingsvergoeding. In hoger beroep beoordeelt het hof de vorderingen van appellante opnieuw.
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
ex worksaan FME geleverd. Op door [geïntimeerde] in het geding gebrachte vrachtbrieven staat als “expéditeur” vermeld: “
Marketing Link, pour compte de FME”. FME werd verder ter zake van deze bestellingen gefactureerd door Marketing Link. De desbetreffende facturen instrueerden tot betaling aan Marketing Link. Conform deze instructie betaalde FME de facturen aan Marketing Link. FME heeft de hiervoor bedoelde ingekochte Sanex-producten uiteindelijk afgezet, althans door de aan haar gelieerde vennootschap Nextlee doen afzetten, in Algerije. Deze gang van zaken heeft geduurd tot in 2017.
- de suite, uncourrier succinctmentionnant que pour des raisons internes, il a été convenu que FME soit facturé via Marketing Link (…) et que [geïntimeerde] maintiendra son accord de distribution en Algérie avec la société FME le temps de l’élaboration d’un contrat.
- Finalization ducontrat de distributionavant fin 2014. (…)”
4.Beoordeling
Code de commerceen (4) dat [geïntimeerde] uit dien hoofde aansprakelijk is voor de schade die FME als gevolg daarvan heeft geleden. FME vordert verder veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling aan FME van de door haar geleden schade van € 332.657, althans € 304.831, althans tot betaling van een in goede justitie te betalen bedrag, te vermeerderen met de toepasselijke Franse wettelijke rente, en daarnaast tot betaling van € 3.438 ter zake van buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, met nakosten en rente. De rechtbank heeft de vorderingen van FME afgewezen. Zij heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] niet kan worden geacht te hebben gegolden als de wederpartij van FME ter zake van de diverse inkooporders. Zij heeft verder geoordeeld dat ook als wel zou worden aangenomen dat [geïntimeerde] de wederpartij was van FME, de relatie tussen FME en [geïntimeerde] niet kwalificeert als “
relation commerciale établie”. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt FME met elf grieven op.
“relation commerciale établie”bestond tussen FME en [geïntimeerde] , die volgens FME bij wege van de door [geïntimeerde] opgelegde prijsverhogingen de facto is beëindigd. Alleen als een
“relation commerciale établie”tussen FME en [geïntimeerde] komt vast te staan, kunnen de vorderingen van FME voor toewijzing in aanmerking komen. Op FME rust de stelplicht en, zo nodig de bewijslast daarvan.
Code de Commerce(zoals geldend in de in deze zaak relevante periode) voorzag in artikel L.442-6, I onder 5 in een verplichting tot vergoeding van schade veroorzaakt door het plotseling geheel of gedeeltelijk verbreken van een bestendige handelsbetrekking, een “
relation commerciale établie”,zonder schriftelijke opzegging waarbij een opzegtermijn in acht genomen wordt. Om als een dergelijke “
relation commerciale établie”te kwalificeren dient de relatie, zoals beide partijen hebben betoogd, “
suffisament prolongé, régulier, significatif et stable” te zijn. Uit de Franse rechtspraak volgt dat de vraag of een relatie een “
relation commerciale établie”is, naar Frans recht wordt beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Dit is tussen partijen niet in geschil. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de Franse advocaat van [geïntimeerde] dit bevestigd. Het volgt daarnaast uit de door beide partijen in het geding gebrachte toelichtingen over het Franse recht en rechtspraak over de “
relation commerciale établie”.
relation commerciale établie”tussen haar en [geïntimeerde] bestond. FME heeft toegelicht dat de handelsrelatie onafgebroken bestond tussen 2012 en 2017 en dat er een significante jaarlijkse omzet was. FME heeft betoogd dat partijen schriftelijk afspraken maakten over (transport)prijzen en doorlooptijden die gedurende langere periodes golden, en heeft in dat kader onder andere verwezen naar een e-mail van [naam 4] van 17 december 2015 en een e-mail van MJH Trading van 3 maart 2016 (zie onder 3.16 en 3.17). FME heeft erop gewezen dat uit Franse jurisprudentie volgt dat een schriftelijke overeenkomst, exclusiviteit, targets voor hoeveelheden te leveren of af te nemen goederen en prijsafspraken geen vereisten zijn voor het aannemen van een “
relation commerciale établie”en dat een dergelijke relatie ook kan bestaan uit een reeks losse inkooporders.
relation commerciale établie” bestond. Ter toelichting dient het volgende.
suffisament prolongé en significatif”.Waar het hier in de verhoudingen tussen partijen evenwel op aankomt, is of de relatie
stablewas en van dien aard dat FME, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijkerwijs, voor de toekomst een zekere voortzetting van de stroom van zaken met [geïntimeerde] mocht voorzien; vergelijk Cour de cassation, civile, Chambre commerciale, 22 november 2016, 15-15.796:
“de nature à autoriser la partie victime de l'interruption à anticiper raisonnablement, pour l'avenir, une certaine continuité de flux d'affaires avec son partenaire commercial.”
relation commerciale établie” op FME en dus van de omstandigheden die aantonen dat de verhouding stabiel was en ingevolge waarvan FME voortzetting van zaken met [geïntimeerde] mocht voorzien.
pas acceptable”was
.Een door FME geredigeerd verzoek van 7 juli 2014 om een nieuwe LoI te sluiten is ondanks herhaalde verzoeken niet ondertekend. De verzoeken nieuwe onderhandelingen over een distributieovereenkomst aan te gaan, zijn niet gehonoreerd en nieuwe onderhandelingen hebben niet plaatsgevonden. In 2015 is sprake van “
Issues concerning prices and lead-times”en is aan FME bericht dat
“we have reached a point where we find this business not profitable for us.”In juni 2017 is een geschil ontstaan over de hoogte van de door FME te betalen prijzen. De relatie tussen partijen heeft zich aldus gekenmerkt door kwesties en gedoe. Partijen hebben zelfs geschil over de vraag wie elkaars wederpartijen zijn. Aan het vereiste van een “
stable” relatie waaraan FME de gerechtvaardigde verwachting mocht ontlenen dat een stroom van zaken met [geïntimeerde] zou blijven voortduren, is niet voldaan.
significatif”belang verwachtte bij de producten die zij van FME betrok, dan had het in de rede gelegen dat zij voortvarend en adequaat actie zou hebben ondernomen.
relation commerciale établie”is ontstaan, heeft het hof verder meegewogen dat FME ook Sanex-producten inkocht bij andere leveranciers. Het hof volgt FME niet in haar betoog dat zij alleen bij [geïntimeerde] inkocht en niet bij andere leveranciers en dat de facto exclusiviteit gold. FME heeft aangevoerd dat zij niet bij andere leveranciers kon inkopen, omdat [geïntimeerde] merkhouder was in Algerije. Zoals [geïntimeerde] echter terecht naar voren heeft gebracht, was [geïntimeerde] ook merkhouder in Algerije in de periode dat FME Sanex-producten inkocht bij [naam 7] en Colgate-Palmolive. Het merkhouderschap van [geïntimeerde] stond daaraan toen dus niet in de weg. De stelling van FME dat zij alleen bij [geïntimeerde] inkocht, valt ook moeilijk te rijmen met de expliciete opmerking van haar advocaat dat FME vrijheid wilde behouden bij andere leveranciers Sanex-producten te kopen. Bij e-mail van 4 maart 2013 heeft MJH Trading [naam 4] verder geïnformeerd dat FME op parallelimport was gestuit toen zij op het punt stond Sanex-producten van Colgate-Palmolive te kopen en in augustus 2015 ontving FME een offerte voor Sanex deo rollers van een Britse aanbieder van Sanex-producten (zie onder 3.10, 3.11 en 3.15). Dat FME [geïntimeerde] alleen wilde attenderen op parallelimport en wilde informeren over potentiële concurrenten, is voor die e-mails geen afdoende verklaring. De stelling dat FME alleen bij [geïntimeerde] Sanex-producten inkocht, strookt daarnaast evenmin met de wijze waarop de relatie tot een einde is gekomen; daaruit blijkt geen urgentie of nood van FME vanwege een tekort aan producten.
relation commerciale établie” met [geïntimeerde] had, worden de vorderingen van FME afgewezen.