ECLI:NL:GHAMS:2023:855

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
200.290.920/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek gezamenlijk gezag over kinderen na langdurige conflicten tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek van de man om gezamenlijk gezag over de kinderen te verkrijgen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J.N. Koek, had verzocht om samen met de vrouw, die werd bijgestaan door mr. J.J.C. Engels, met het gezag over hun drie minderjarige kinderen belast te worden. Het hof heeft het verzoek afgewezen, na te hebben vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. De onderlinge verhouding tussen de man en de vrouw is ernstig verstoord, wat heeft geleid tot een gebrek aan draagvlak voor gezamenlijk gezag. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd het verzoek af te wijzen, en het hof heeft dit advies gevolgd. De ouders hebben tijdens de zitting afspraken gemaakt over de omgangsregeling, maar het hof concludeert dat de communicatie tussen hen nog steeds moeizaam is en dat er onvoldoende basis is voor gezamenlijk gezag. De beslissing van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2020, die gezamenlijk gezag had vastgesteld, is vernietigd. Het hof heeft de ouders de mogelijkheid geboden om in de toekomst opnieuw een verzoek tot gezamenlijk gezag in te dienen, indien hun onderlinge verstandhouding verbetert.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.290.920/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/670473 / FA RK 19-4791 (DB MW)
Beschikking van de meervoudige kamer van 11 april 2023 inzake
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard,
en
[de man] ,
wonende op een geheim adres,
verweerder in hoger beroep,
hierna: de man,
advocaat: mr. M.J.N. Koek te Amsterdam (onttrokken).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende zijn voorts aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] );
- de minderjarige [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ).

1.Het verdere verloop van het geding

1.1
Het hof verwijst naar zijn (tussen)beschikking van 21 december 2021. Bij die beschikking is de betreden beschikking bekrachtigd voor zover daarbij vervangende toestemming aan de man is verleend om [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te erkennen. Daarnaast is de raad verzocht een onderzoek te verrichten naar - kort gezegd - de mogelijkheden en belemmeringen voor de uitoefening van het gezamenlijk gezag van de man en de vrouw over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] (hierna gezamenlijk: de kinderen) en de uitvoering van de zorgregeling tussen de man en de kinderen zoals de rechtbank in de bestreden beschikking heeft vastgesteld. Het hof heeft de beslissing over het gezag en de omgang tussen de man en de kinderen aangehouden.
1.2
De beslissing van 21 december 2021 heeft kracht van gewijsde en de man heeft [minderjarige 2] en [minderjarige 3] inmiddels erkend.
1.3
Bij het hof zijn verder nog de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de vrouw van 18 december 2021 met bijlage;
- twee berichten van de zijde van de man van respectievelijk 18 en 22 december 2021 over een sepotbeslissing;
- het rapport van de zijde van de raad van 11 november 2022;
- een bericht van de zijde van de vrouw van 30 november 2022;
- een bericht van de zijde van de man van 12 december 2022;
- een bericht van de zijde van de man van 30 januari 2023 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de vrouw van 30 januari 2023 met bijlage.
1.4
Op 9 februari 2023 is de behandeling van de zaak ter zitting voortgezet, waarbij aanwezig waren:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw A. Touber.
1.5
Tijdens de zitting hebben de man en de vrouw afspraken gemaakt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken / de omgang tussen de man en de kinderen, waarna de behandeling van de zaak is gesloten en het hof heeft meegedeeld dat een eindbeslissing zal worden gegeven over het gezag. Van de zitting is een (verkort) proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is toegezonden.
1.6
Bij journaalbericht van 21 februari 2023 heeft mr. Koek zich als advocaat van de man onttrokken.

2.De nadere motivering van de beslissing

Gezag
2.1
Aan de orde is het verzoek van de man hem gezamenlijk met de vrouw met het gezag over de kinderen te belasten. Op grond van het bepaalde in artikel 1:253c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een dergelijk verzoek slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen en dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat één van de ouders met het gezag wordt belast.
2.2
De standpunten van de vrouw en de man ten aanzien van het gezag over de kinderen zijn ten opzichte van de tussenbeschikking van 21 december 2021 niet veranderd. De vrouw is nog steeds van mening dat de rechtbank de man ten onrechte mede met het gezag over de kinderen heeft belast. Zij voert hiertoe - kort gezegd - aan dat de onderlinge verhouding tussen partijen nog steeds slecht is en dat hierdoor geen draagvlak bestaat voor gezamenlijk gezag. De man is juist van mening dat de rechtbank hem terecht met het gezag heeft belast, omdat dit in overeenstemming is met het wettelijk uitgangspunt en hij de vrouw op geen enkele manier heeft dwarsgezeten bij de uitoefening van het gezag. De man wil graag het gezag over de kinderen behouden om betrokken te blijven in hun leven. Hij heeft het gevoel buitengesloten te worden, aldus de man.
2.3
De raad heeft ter zitting op 9 februari 2023 geadviseerd het verzoek van de man hem gezamenlijk met de vrouw met het gezag over de kinderen te belasten (alsnog) af te wijzen. Dit advies is in lijn met de conclusies uit het raadsrapport van 11 november 2022. Verder heeft de raad de ouders ter zitting dringend geadviseerd gespecialiseerde hulpverlening te zoeken. Hulpverleners van bijvoorbeeld KidsInbetween of De Blauwe Beer kunnen de ouders helpen om invulling te geven aan het parallel ouderschap dat zij beiden voor ogen hebben. De man en de vrouw blijven de rest van hun leven de ouders van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en zij kunnen de kinderen geen groter cadeau geven dan door samen hulp te zoeken, aldus de raad ter zitting.
2.4
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de verhouding tussen de ouders al heel lang ernstig is verstoord en de communicatie tussen hen moeizaam verloopt. Er is een hoop gebeurd tussen de ouders onderling en de man was na de bestreden beschikking gedetineerd in verband met een schietincident waarbij een dode en gewonde zijn gevallen. Inmiddels is afgezien van verdere strafvervolging van de man, maar (de nasleep van) dit incident heeft het onderlinge vertrouwen verder beschadigd. Ook is er sprake van beschuldigingen over en weer. Het voorgaande heeft er onder andere toe geleid dat de vrouw de omgang tussen de man en de kinderen heeft stopgezet, waardoor zij elkaar maandenlang niet hebben gezien. De vrouw weet ook niet waar de man op het moment woont. De man is, ook ter zitting in hoger beroep, niet bereid gebleken zijn adres met de vrouw te delen.
Uit het raadsrapport van 11 november 2022 komt verder naar voren dat het de ouders niet lukt om zonder strijd met elkaar te communiceren, waardoor tussen hen sprake blijft van een wankele balans. De raad schat in dat het de ouders zonder hulpverlening niet zal lukken om op een constructieve manier met elkaar te communiceren en verwacht dat het voor veel spanningen en conflicten zal zorgen als de ouders gezamenlijk met het gezag over de kinderen belast blijven. Het is bemoedigend dat het de ouders, met hulp van hun advocaten, gelukt is om ter zitting in hoger beroep afspraken te maken over hervatting van een reguliere omgangsregeling tussen de man en de kinderen. Er is echter ook nog onvoldoende draagvlak bij de vrouw voor hulpverlening ter verbetering van de onderlinge verstandhouding en communicatie met de man. Bovendien vreest de man nog steeds dat de vrouw bij zijn huis ruzie komt maken, als ze achter zijn adres zou komen.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat op dit moment nog onvoldoende basis bestaat voor de uitoefening van het gezamenlijk gezag door de ouders. Gelet op de langdurig verstoorde verstandhouding en de nog steeds levende spanningen tussen de ouders, bestaat bij handhaving van het gezamenlijk gezag het risico dat escalaties zullen ontstaan, die een negatieve uitwerking kunnen hebben op het contactherstel en de nog prille (ter zitting overeengekomen) omgangsregeling tussen de man en de kinderen. Voor de kinderen is van het grootste belang dat deze regeling stabiel blijft en dat zij tijdens de uitvoering daarvan niet met de spanningen tussen hun ouders worden geconfronteerd. Gelet op de voorgeschiedenis tussen de ouders verwacht het hof niet dat hun onderlinge verhouding binnen afzienbare tijd voldoende zal verbeteren en het hof vreest dat gezamenlijk gezag het huidige precaire evenwicht zal verstoren als de vrouw de man om toestemming moet vragen voor belangrijke beslissingen over de kinderen. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is om het verzoek van de man hem gezamenlijk met de vrouw met het gezag over de kinderen te belasten, af te wijzen. Dat de man de vrouw sinds de bestreden beschikking niet heeft belemmerd bij de uitoefening van het gezag, maakt dit niet anders.
Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre dan ook vernietigen en het verzoek van de man alsnog afwijzen. Dit neemt niet weg dat het de ouders vrij staat om in de toekomst aantekening van gezamenlijk gezag in het daartoe bestemde register te verzoeken indien hun onderlinge verstandhouding en communicatie is verbeterd. Mocht de vrouw daaraan niet mee willen werken, dan staat het de man vrij om, bij verbetering van de verhoudingen en een structurele en stabiel verlopende omgangsregeling tussen hem en de kinderen, daartoe een verzoek aan de rechtbank te doen.
Omgang
2.5
De vrouw en de man hebben ter zitting in hoger beroep afspraken gemaakt over de omgangsregeling tussen de man en de kinderen en over door de vrouw aan de man te verstrekken informatie. Zij zijn het volgende overeengekomen:
- de kinderen verblijven met ingang van 24 februari 2023 eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot maandag naar school bij de man, waarbij de omgang tussen de man en [minderjarige 1] de eerste keer zal bestaan uit een korte gezamenlijke activiteit en vervolgens op geleide van [minderjarige 1] zal worden opgebouwd;
- de man en de vrouw maken in onderling overleg (met hun advocaten) afspraken over hoe moet worden omgegaan met de allergie van [minderjarige 3] voor de hond bij de man thuis;
- de man zal de vrouw op de hoogte houden van de stad waar hij verblijft en waar de kinderen tijdens de omgang zullen zijn; op dit moment is dat [plaats B] ; verder maakt hij het adres waar de kinderen zullen verblijven tijdens de omgang bekend aan zijn ouders; als het bij calamiteiten nodig is de kinderen te bereiken, kan de vrouw dat via de ouders van de man bewerkstelligen;
- de vrouw zal de man eenmaal per maand schriftelijk informeren over gewichtige aangelegenheden betreffende de persoon en het vermogen van de kinderen, daarnaast zal de vrouw de (inlog)gegevens van de school-app Parro met de man delen.
2.6
Deze afspraken zijn neergelegd in een (verkort) proces-verbaal, dat aan partijen is toegezonden. Uit de gemaakte afspraken leidt het hof af dat de vrouw haar verzoek in hoger beroep overeenkomstig de gemaakte afspraken heeft gewijzigd en dat de man hiermee heeft ingestemd. Nu ook niet is gebleken dat het belang van de kinderen zich tegen de gemaakte afspraken verzet, zal het hof dienovereenkomstig beslissen.
Proceskosten
2.7
Gelet op de aard en uitkomst van deze procedure zal het hof het verzoek van de man om de vrouw in de kosten van deze procedure te veroordelen, afwijzen en bepalen dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

Het hof
vernietigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2020, zaaknummer C/13/670473 / FA RK 19-4791 (DB MW) voor zover daarbij is bepaald dat de man en de vrouw gezamenlijk met het gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zullen worden belast en een zorgregeling tussen de man en de kinderen is vastgesteld, en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst (alsnog) af het inleidend verzoek van de man hem gezamenlijk met de vrouw met het gezag over de kinderen te belasten;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het openbaar register;
stelt de omgangsregeling tussen de man en de kinderen en de informatieregeling vast als tussen partijen overeengekomen en hiervoor beschreven onder 2.5;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de man en de vrouw ieder de eigen kosten van deze procedure draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. H.A. van den Berg en mr. J.W. Brunt, in tegenwoordigheid van mr. A. Paats als griffier en is op 11 april 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.