ECLI:NL:GHAMS:2023:82

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
200.290.566/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en de belangen van de minderjarige in een situatie van huiselijk geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een man en zijn minderjarige kind. De man, die in het verleden betrokken is geweest bij huiselijk geweld, verzocht om contact met zijn kind. Het hof oordeelde dat omgang met de man in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarige. Het hof benadrukte dat er eerst gewerkt moet worden aan het wegnemen van de angst van de vrouw voor de man en het verminderen van de spanningen tussen de partijen voordat er kan worden toegewerkt naar contactherstel. De man moet aantonen dat hij zijn emoties onder controle heeft en inzicht heeft in zijn gedrag en de impact daarvan op de vrouw en de ontwikkeling van de minderjarige. Hulpverlening is een voorwaarde voor het herstel van vertrouwen. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking en wees het verzoek van de man af, omdat het in het belang van de minderjarige is dat er geen omgang plaatsvindt zolang de situatie onveilig blijft.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.290.566/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/301508 / FA RK 20-1798
Beschikking van de meervoudige kamer van 17 januari 2023 in de zaak van
[de man] ,
volgens Basisregistratie Personen zonder bekende woon- of verblijfplaats,
volgens eigen opgave wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. A. Krim te Haarlem,
en
[de vrouw] ,
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard.
Als belanghebbende is mede aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige]
).
Als informant is aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats A] (hierna: de GI).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof heeft in de onderhavige zaak op 27 juli 2021 een tussenbeschikking gegeven.
Voor het procesverloop tot die datum wordt verwezen naar de tussenbeschikking.
1.2
Nadien heeft het hof de volgende stukken ontvangen:
- het rapport van de raad van 18 januari 2022, ingekomen op 28 januari 2022;
- een bericht van de zijde van de man van 14 februari 2022, met als bijlage het rapport van 11 februari 2022 van [X] , werkzaam bij Rapportages in Recht.
1.3
De mondelinge behandeling is voortgezet op 14 april 2022.
Verschenen zijn:
- de advocaat van de man;
- mr. J. Brouwer, kantoorgenoot van de advocaat van de vrouw;
- de vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de Raad).
De man heeft telefonisch deelgenomen aan de zitting.
De vrouw heeft via telehoren deelgenomen aan de zitting.
De zitting is geschorst in verband met het wrakingsverzoek van de man. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.4
Bij beslissing van 31 mei 2022 heeft de wrakingskamer van dit hof het wrakingsverzoek van de man afgewezen. De behandeling van de zaak is vervolgens voortgezet door de meervoudige kamer in de oorspronkelijke samenstelling en opnieuw gepland op de zitting van 8 december 2022.
Verschenen is:
- de advocaat van de man.
De advocaat van de vrouw heeft via telehoren deelgenomen aan de zitting.
De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De vrouw en de raad zijn met bericht van verhindering niet verschenen.
Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij tussenbeschikking van 27 juli 2021 heeft het hof de raad verzocht onderzoek te verrichten en schriftelijk advies uit te brengen ten aanzien van de vragen:
1. Zijn er mogelijkheden voor een omgangsregeling tussen [minderjarige] en de man?
2. Zijn er factoren die de omgang belemmeren? Zo ja, welke? Zijn deze factoren op te heffen, en zo ja, hoe en op welke termijn?
3. Hoe dient, in het geval mogelijkheden bestaan voor omgang, deze omgang qua vorm en frequentie, in het belang van [minderjarige] , vormgegeven te worden?
4. Hoe kan, indien er (nog) geen mogelijkheden zijn voor omgang, invulling worden gegeven aan de vaderrol van de man?
Het hof heeft de beslissing en de verdere behandeling van de zaak aangehouden.
2.2
De raad heeft het hof in het rapport van 18 januari 2022 geadviseerd de man het recht op omgang met [minderjarige] te ontzeggen, omdat omgang ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke of lichamelijk ontwikkeling van [minderjarige] , dan wel anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van [minderjarige] .
2.3
Op de zitting van 14 april 2022 heeft de man naar voren gebracht dat hij zich niet kan vinden in het advies van de raad. Hij meent dat de raad zich niet heeft gehouden aan de onderzoeksopdracht van het hof, waardoor het raadsrapport ondeugdelijk is en terzijde moet worden geschoven. Er staan ook onjuistheden in en bewijsstukken van bedreiging door de man ontbreken. De raad heeft nagelaten familieleden en bekenden van de man te benaderen, ondanks dat het hof dat op de zitting van 7 mei 2021 expliciet aan de raad heeft gevraagd. De man heeft het gevoel dat de raad in het onderzoek uitsluitend naar argumenten zoekt om de negatieve conclusie te dragen. Om die reden heeft hij [X] gevraagd onderzoek te verrichten. De man handhaaft onverkort zijn verzoek een omgangsregeling vast te stellen.
2.4
De vrouw heeft zich akkoord verklaard met de inhoud van het rapport van de raad. De vele bedreigingen door de man aan haar adres maken dat zij zich nog steeds ernstige zorgen maakt over de veiligheid en het welzijn van [minderjarige] . De vrouw is bang voor de man en wil geen contact met hem. Zij wil zich kunnen richten op het zijn van een goede moeder voor [minderjarige] . De vrouw meent dat de man geen actieve rol in het leven van [minderjarige] moet hebben, zeker niet zonder begeleiding. Zij verzoekt het hof dan ook het advies van de raad te volgen en het aanvullende rapport van de man terzijde te leggen.
2.5
De raad heeft op de zitting naar voren gebracht dat het hof heeft gevraagd om duidelijkheid ten aanzien van feitelijke informatie. Door middel van het uitgevoerde onderzoek meent de raad het hof te kunnen adviseren om de bestreden beschikking te bekrachtigen en de man het recht op omgang te ontzeggen. Omgangscontact wordt niet in het belang van [minderjarige] geacht. De raad komt tot deze afweging, omdat de man niet openstaat voor omgangsbegeleiding of voor hulp gericht op zijn persoonlijke situatie en inzicht in zijn eigen handelen. De raad wordt verweten dat de verkeerde focus is gelegd, namelijk op de zorgen rondom de man en zijn agressiviteit. Dat is niet het geval. De raad focust op de mogelijkheden van omgang met [minderjarige] en daarbij kijkt de raad naar de kaders van de wet en de mogelijkheden voor een eigen contact van de man met het kind. De raad ziet deze mogelijkheden in dit geval niet. De raad verzoekt het hof het onderzoek van [X] terzijde te leggen.
2.6
[X] concludeert in haar aanvullende rapport onder andere als volgt. Er zijn mogelijkheden voor een omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] . Er zijn wel factoren die de omgang belemmeren. Er moet een stevige hulpverlener zijn die er niet voor terugdeinst als de man (verbaal) laat merken dat hij zich onheus bejegend voelt. Verder zal het onderlinge vertrouwen tussen de ouders moeten groeien. Dat vraagt om professionele begeleiding. Het is belangrijk dat tijdens omgangsmomenten de focus op [minderjarige] ligt en negatieve emoties ten aanzien van de vrouw op dat moment niet getoond worden. [X] adviseert een begeleide omgang van een uur per twee weken op een neutrale locatie. Als er ruimte is voor een opbouw van de omgang zal er meer aandacht komen voor het contact tussen de ouders onderling.
2.7
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de man verzoekt, zal het hof het rapport van de raad niet buiten beschouwing laten bij de beslissing op het verzoek van de man een omgangsregeling met [minderjarige] vast te stellen. De man heeft het rapport van [X] in het geding gebracht dat volgens hem kan dienen als aanvulling op het raadsrapport. In haar onderzoek heeft [X] gesproken met familie/vrienden/kennissen van de man. Voor zover informatie in het raadsrapport ontbreekt, zoals de man stelt, wordt dit hersteld met de informatie uit het rapport van [X] .
In het midden kan dan ook blijven of de raad op dit punt volledig heeft voldaan aan de onderzoeksopdracht van het hof. Voor het hof bestaat geen noodzaak om opnieuw een raadsonderzoek te gelasten. Het hof acht zich op grond van de stukken, de rapporten van de raad en van [X] , en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht en is van oordeel dat het hof over voldoende informatie beschikt om in de onderhavige procedure een beslissing te kunnen nemen.
2.8
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. Tijdens de relatie van partijen is sprake geweest van huiselijk geweld. In november 2019 hebben de door de man geuite bedreigingen richting de vrouw in combinatie met zijn antecedenten geleid tot zijn aanhouding. De politie heeft daarvoor het arrestatieteam ingeschakeld. De man is enkele dagen na zijn aanhouding heengezonden onder oplegging van een contact- en locatieverbod met een daaraan gekoppelde proeftijd van een jaar. De vrouw en [minderjarige] zijn voor hulpverlening aangemeld bij de GI, die op haar beurt het Landelijk Expertise Team (LET) heeft ingeschakeld, vanwege de bedreigingen die de man in het verleden heeft geuit naar hulpverleners. Daarnaast is de vrouw verwezen naar de Blijfgroep. Sinds het contactverbod heeft de vrouw via Facebook opnieuw bedreigingen ontvangen vanuit de man. Daarnaast hebben zich incidenten voorgedaan met een kogelbrief en een vuurwerkbom door de brievenbus. Als gevolg van deze bedreigingen is de signalering van de man bevolen en zal hij worden aangehouden als hij wordt gezien. Jeugdbescherming heeft als voorwaarde voor contact tussen de man en [minderjarige] gesteld dat als de man zich bij de politie meldt, het LET met hem in gesprek zal gaan en zal bespreken dat hij eerst een hulpverleningstraject ter verbetering van zijn agressieregulatie moet volgen en met goed gevolg moet afronden, voordat de GI met hem in gesprek wil over het opstarten van de omgang met [minderjarige] . Gedurende de periode van betrokkenheid van de GI bij het gezin heeft de man zich niet gemeld bij de politie, waardoor voornoemd gesprek met het LET niet heeft plaatsgevonden. In februari 2021 heeft de GI haar betrokkenheid afgesloten, onder de voorwaarde van een aantal veiligheidsafspraken, waaronder de afspraak dat er geen contact is tussen de man en [minderjarige] . Tot op heden hebben partijen geen onderling contact. De man heeft [minderjarige] sinds november 2019 niet meer gezien.
2.9
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat van enige vorm van contactherstel met [minderjarige] pas sprake kan zijn als dit voor alle betrokkenen op een veilige manier kan plaatsvinden. Uit het voorgaande blijkt dat niet alleen de vrouw, maar ook professionele (hulpverlenings)instanties in het verleden zijn geconfronteerd met agressief gedrag van de man. De raad, de GI en het LET zijn in 2014 betrokken geweest bij het halfzusje van [minderjarige] en hebben het dreigende gedrag vanuit de man zelf ondervonden. Daarnaast geeft het uittreksel Justitiële Documentatie van de man blijk van ernstige geweldsdelicten gepleegd in de periode van 1994 tot en met 2014 en wordt hij door de politie omschreven als zeer gewelddadig. Al in 2014 is aan de man de voorwaarde gesteld van hulpverlening om inzicht te krijgen in de impact van zijn gedrag, zoals blijkt uit het raadsrapport. Waar de man stelt dat de raad zich uitsluitend gebaseerd heeft op oude informatie, had het op zijn weg gelegen om aannemelijk te maken dat zijn agressieve gedrag tot het verleden behoort. De man ontkent en bagatelliseert de gebeurtenissen uit het verleden en legt de verantwoordelijkheid voor die gebeurtenissen buiten zichzelf. Hij ontkent dat sprake is geweest van huiselijk geweld en bedreigingen aan het adres van de vrouw. Het bericht op Facebook was slechts bedoeld om zijn kant van het verhaal te vertellen en met voornoemde incidenten heeft hij niets te maken. De vrouw heeft zich echter zodanig bedreigd gevoeld door de man dat zij zich voor hulp heeft gewend tot de politie en de Blijfgroep en op hun advies heeft verbleven op een voor de man geheime plek. De situatie is voor de vrouw zeer stressvol geweest met als gevolg dat zij tot op de dag van vandaag bang is voor de man. Uit de rapportages blijkt dat de verhouding tussen partijen gespannen is en dat [minderjarige] , die vanwege zijn jonge leeftijd volledig afhankelijk is van de vrouw, dit (al dan niet bewust) kan meekrijgen. Niet is gebleken dat de man inzicht heeft in het effect van zijn gedrag in het verleden op de vrouw en de gevolgen daarvan voor [minderjarige] of enig begrip heeft voor de angsten en spanningen van de vrouw. Weliswaar is de man sinds 2019 niet wederom strafrechtelijk veroordeeld, maar dat betekent niet dat de angsten van de vrouw voor de man zijn verdwenen. Dat de man (verbaal) agressief wordt, als hij zich onheus bejegend voelt, helpt niet. Evenmin is gebleken dat de man voor zichzelf hulpverlening heeft ingeschakeld of in gesprek is gegaan met het LET. Anders dan [X] concludeert, is het hof van oordeel dat er pas sprake kan zijn van toewerken naar contactherstel tussen de man en [minderjarige] als dit kan gebeuren vanuit een veilige en minder gespannen situatie dan thans het geval is. Gelet op het voorgaande acht het hof het in het belang van [minderjarige] dat eerst zal worden gewerkt aan het (zo veel als mogelijk) wegnemen van de angst van de vrouw voor de man en het verminderen van de spanningen tussen partijen, voordat kan worden toegewerkt naar contactherstel tussen de man en [minderjarige] . Daarin is niet alleen een rol weggelegd voor de vrouw, zoals de man stelt, maar ook voor de man. De man zal moeten aantonen dat hij (inmiddels) zijn emoties onder controle heeft en ook inzicht heeft in zijn handelen en het effect van zijn gedrag op de vrouw en op de ontwikkeling van [minderjarige] . Om het vertrouwen van de vrouw in de man (enigszins) te kunnen herstellen, zal de man hulpverlening dienen te aanvaarden. Zolang de man daartoe niet bereid is, zal het contact met [minderjarige] niet kunnen worden gerealiseerd, ook niet in een begeleide setting zoals de man ter zitting in hoger beroep heeft verzocht. Net als de rechtbank acht het hof het vaststellen van een omgangsregeling op dit moment en onder deze omstandigheden in strijd met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] , zodat het verzoek van de man hiertoe zal worden afgewezen. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt dan ook bekrachtigen.

3.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Miedema, mr. J. Jonkers en mr. J.W. Brunt, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Betlem als griffier, en is op 17 januari 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.