Uitspraak
In de zaken [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] :
afgewezen. Het hof ziet in hetgeen is aangevoerd noch ambtshalve aanleiding om reeds nu deze aanhoudingsbeslissing te nemen dan wel reeds nu te bepalen dat een nadere regiezitting zal dienen plaats te hebben.
In de zaak [verdachte 4] :
toegewezen. Deze getuigen zullen door de raadsheer-commissaris worden gehoord. De
advocaat-generaal wordt verzocht, indien deze getuigen na hun aanhouding Nederland zijn uitgezet, het kabinet raadsheer-commissaris te informeren naar welk land zij zijn uitgezet, zodat aan dit land een rechtshulpverzoek kan worden gedaan. Indien van een uitzetting geen sprake is geweest en ook overigens geen informatie beschikbaar is over (het land) waar deze getuigen verblijven, ligt het in de rede dat de raadsheer-commissaris zal concluderen dat het niet zal lukken om de getuigen te traceren en dat het dus onaannemelijk is dat zij binnen aanvaardbare termijn kunnen worden gehoord.
toegewezen. Deze getuige zal door de raadsheer-commissaris worden gehoord.
toegewezen. Het hof merkt daarbij op dat de reclassering (slechts) dient te rapporteren over de psychische en medische toestand van de verdachte; het hof zal zich vervolgens zelfstandig aan de hand van die informatie een oordeel vormen over de detentiegeschiktheid van de verdachte, mocht dit laatste relevant blijken te zijn.
In de zaak [verdachte 5] :
toegewezen.
afgewezen. De onderbouwing die de verdediging voor dit verzoek heeft gegeven – te weten dat dat de rechtbank heeft geconcludeerd dat de ‘Encro’ van [naam 1] een dusdanig zelfde leven leidt als de mobiele telefoon van de verdachte dat de conclusie mag worden getrokken dat de Encro van [naam 1] toebehoorde aan de verdachte [verdachte 5] – mist feitelijke grondslag. De rechtbank heeft voor de identificatie ter zake immers slechts verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen (met nummer [pv nummer 2] ) van 3 augustus 2020, waarin de identificatie op verschillende pijlers steunt en niet uitsluitend op de bedoelde verkeersgegevens. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de advocaat-generaal – onbestreden – heeft toegelicht dat berichtenverkeer van een EncroChat-telefoon verloopt via data-simkaarten en het gewone ’06-telefoonverkeer’ via mobiele telefonie-simkaarten. Samengevat komt het er op neer dat een datasimkaart veel meer verkeersgevens oplevert (ook bij niet actief chatten), zodat een verschil in aanstralen van zendmasten niet per definitie betekent dat de EncroChat-telefoon en de gewone mobiele telefoon op dat moment niet bij elkaar in de buurt waren.
afgewezen, omdat – met uitzondering van [alias 3] en [alias 7] – de gebruikers van deze aliassen niet zijn geïdentificeerd. Voor [alias 3] en [alias 7] geldt dat dit vermoedelijk [naam 2] respectievelijk [naam 3] betreffen, maar in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd en ook overigens is de noodzaak tot het horen van ook deze getuigen niet gebleken.
In de zaak Van Terwisga:
afgewezen. De noodzaak daartoe is gelet op de onderbouwing van het verzoek en ook overigens niet gebleken.
afgewezen. De noodzaak daartoe is gelet op de onderbouwing van het verzoek en ook overigens niet gebleken.
afgewezen. De noodzaak daartoe is gelet op de onderbouwing van het verzoek en ook overigens niet gebleken.
In de zaak [verdachte 1] :
afgewezen. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de raadsvrouw aangevoerd dat zij deze deskundige, opsteller van een tweetal aan het dossier toegevoegde rapporten van het NFI, wil horen over een ‘expiration date’ waarover de EncroChat-telefoons zouden beschikken. De raadsvrouw merkt daarbij op dat de deskundige reeds eerder bij de rechter-commissaris is gehoord, maar dat hij toen enkel heeft verklaard over de ‘burn time’ die EncroChat als functionaliteit had. Ook in zijn rapport van 25 januari 2021 heeft de deskundige hierover niet gerapporteerd. De raadsvrouw wil de deskundige bevragen over ‘de werking van die telefoons en de wisselwerking tussen de expiration date en burn time’. Volgens de raadsvrouw volgt uit de eerdere verklaring van de deskundige over de ‘burn time’ (het automatisch wissen van berichten na een bepaalde periode; standaard ingesteld op zeven dagen) dat in het geval deze was uitgeschakeld berichten van ouder dan zeven dagen toch ‘terug kunnen worden gehaald’ (het hof begrijpt: in de database van de telefoon zijn opgeslagen). Volgens de raadsvrouw heeft de verdediging er op grond van het voorgaande belang bij dat de deskundige wordt gehoord. Daargelaten de juistheid van de stelling en de aanname die aan het verzoek te grondslag liggen heeft de raadsvrouw niet toegelicht waarom dat belang in het licht van de op grond van de artikelen 348 en 350 Sv te beantwoorden vragen er is. Bij gebreke daarvan, en ook overigens, is het hof niet gebleken dat het verhoor van de deskundige noodzakelijk is voor enig te nemen beslissing.
afgewezen. Het hof stelt voorop dat de verdachte in staat moet worden geacht zelf te verklaren over zijn persoonlijke omstandigheden. Verder is niet gebleken van hulpvragen waarbij de reclassering de verdachte zou kunnen begeleiden en waarover nadere informatieverschaffing door de reclassering aangewezen is. Het laten opstellen van een reclasseringsrapport is dan ook niet noodzakelijk. De
advocaten-generaal worden verzochtkort voor de inhoudelijke behandeling na te gaan of de reclassering een voortgangsverslag heeft gemaakt in verband met het lopende schorsingstoezicht. Indien dat het geval is wenst het hof dit voortgangsverslag te zijner tijd te ontvangen en zal dit verslag dan in het dossier worden gevoegd.
In de zaak [verdachte 6] :
beslissingvan het hof
niet vereist. De advocaat-generaal heeft toegezegd die stukken te achterhalen en te verstrekken aan de verdediging.
afgewezen. De verdediging heeft, samengevat, toegelicht dat, indien uit een vergelijking van de verkeersgegevens van de aan de verdachte toegeschreven EncroChat-telefoon en de verkeersgegevens van de genoemde 06-nummers zou blijken dat deze zich op verschillende locaties bevonden, dit zijn stelling onderbouwt dat hij niet de gebruiker was van de betreffende EncroChat-telefoon. Dat verzoek is op zichzelf niet onbegrijpelijk, maar het hof houdt daarbij voor ogen dat dit verzoek moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van het proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie ‘ [naam 5] ’ en ‘ [naam 4] ’ als [verdachte 6] ’ van 20 oktober 2020 waarin deze EnroChat-accounts zijn toegeschreven aan [verdachte 6] , alsmede het proces-verbaal van bevindingen ‘Aanvullende bevindingen encrochat entiteiten ‘ [naam 4] ’ en ‘ [naam 5] ’’ van 8 december 2021. Beide processen-verbaal van bevindingen zijn door de rechtbank gebruikt voor de vaststelling dat genoemde EncroChat-acccounts toebehoorden aan [verdachte 6] . Van deze bewijsconstructie maken echter overeenkomende locatiegegevens tussen – samengevat – het IMEI-nummer en de 06-nummers geen deel uit. Daar komt overigens bij dat het EncroChat-account ‘ [naam 4] ’ niet gekoppeld kon worden aan een IMEI-nummer. Verder heeft de advocaat-generaal – onbestreden – toegelicht dat berichtenverkeer van een EncroChat-telefoon verloopt via datasimkaarten en het gewone ’06-telefoonverkeer’ via mobiele telefonie-simkaarten. Samengevat komt het er op neer dat een datasimkaart veel meer verkeersgegevens oplevert (ook bij niet actief chatten), zodat een verschil in aanstralen van zendmasten niet per definitie betekent dat de EncroChat-telefoon en de gewone mobiele telefoon op dat moment niet bij elkaar in de buurt waren. Ten slotte neemt het hof in aanmerking dat een eventueel verschil in verkeersgegevens ook kan worden verklaard doordat simpelweg telefoons niet gelijktijdig zijn meegenomen. Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat inzage in bedoelde verkeersgegevens niet noodzakelijk is voor enige te nemen beslissing.
afgewezen. De verdediging heeft toegelicht dat in het proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie ‘ [naam 5] ’ en ‘ [naam 4] ’ als [verdachte 6] ’ van 20 oktober 2020 staat vermeld dat (de telefoon van) ‘ [naam 5] ’, gekoppeld aan IMEI-nummer *7473, in de “diverse contactenlijsten” voorkwam onder een aantal (in het proces-verbaal van bevindingen opgesomde) bijnamen. Een aantal van deze bijnamen levert volgens de politie een aanwijzing op dat [verdachte 6] de gebruiker was van beide EncroChat-accounts. De raadsvrouw kan dus in zoverre in haar stelling worden gevolgd dat deze bevindingen belastend zijn voor [verdachte 6] , alsook in haar stelling dat de vermelding “diverse contactenlijsten” niet nader is gespecificeerd. Het moet echter duidelijk zijn – mede in het licht van hetgeen daarover is opgemerkt in het proces-verbaal van bevindingen ‘overzicht beschikbare data Encrochat’ van 25 augustus 2020 – dat hiermee wordt gedoeld op contactenlijsten die zijn aangetroffen in de veilig gestelde telefoondata. De stelling van de raadsvrouw dat niet duidelijk is wat de herkomst van de informatie is mist dus feitelijke grondslag. Verder wil de raadsvrouw nader beschreven hebben (i) in welke contactenlijst, welke bijnaam stond, (ii) in welke periode het IMEI-nummer onder de betreffende bijnaam is opgeslagen en (iii) welke bijnamen bij welke accounts (het hof begrijpt: [naam 5] of [naam 4] ) hoorden. De raadsvrouw heeft daarbij gesteld dat deze informatie relevant is voor het antwoord op de vraag of de accounts aan [verdachte 6] kunnen worden gekoppeld. Die relevantie heeft zij echter niet nader onderbouwd en ook anderszins is het hof daarvan niet gebleken. Het hof is daarom van oordeel dat voeging van een aanvullend proces-verbaal van bevindingen ter zake deze onderdelen niet noodzakelijk is voor enige te nemen beslissing.
toegewezen. In het proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie ‘ [naam 5] ’ en ‘ [naam 4] ’ als [verdachte 6] ’ van 20 oktober 2020 staat vermeld dat ‘ [naam 5] ’ en ‘ [naam 4] ’ contacten zijn van [alias 3] / [alias 4] , die is geïdentificeerd als [naam 2] en dat deze [naam 2] op 28 september 2016 door de politie is gecontroleerd terwijl hij kennelijk als passagier in de auto van [verdachte 6] zat. Het hof stelt vast dat deze combinatie van gegevens onderdeel is van de conclusie van de politie dat [verdachte 6] de gebruiker is geweest van genoemde accounts. In het proces-verbaal van bevindingen is echter ook opgenomen dat “in diverse contactenlijsten” het account ‘ [naam 5] ’ is opgeslagen als ‘ [alias 3] ’ en het account ‘ [naam 4] ’ als ‘ [alias 3] 2’. In zoverre heeft de verdediging een belang bij voeging en wordt deze door het hof noodzakelijk beoordeeld, waarbij het hof heeft betrokken dat in het dossier een flink aantal processen-verbaal van identificatie is opgenomen. De advocaat-generaal heeft niet gemotiveerd toegelicht dat juist het proces-verbaal van identificatie van [alias 3] niet aan het dossier zou kunnen worden toegevoegd.
afgewezen, omdat onaannemelijk is dat [naam 3] binnen aan aanvaardbare termijn ter terechtzitting kan worden gehoord. De advocaat-generaal heeft meegedeeld dat [naam 3] (die in eerste aanleg bij verstek is veroordeeld en tegen wie een bevel gevangenneming is afgegeven) onvindbaar is. Ook van de zijde van de verdediging zijn geen adresgegevens genoemd of gegevens verstrekt aan de hand waarvan een eventuele verblijfplaats zou kunnen worden achterhaald. Het hof betrekt daarbij dat de raadsheer-commissaris niet meer middelen ter beschikking staan dan het Openbaar Ministerie om de getuige op te sporen; integendeel. Mocht [naam 3] voor de inhoudelijke behandeling worden aangehouden, dan wil het hof daarover zo spoedig mogelijk door de advocaat-generaal worden geïnformeerd. De verdediging kan dan opnieuw een verzoek doen tot het horen van [naam 3] , welk verzoek dan door het hof – behoudens gewijzigde omstandigheden – zal worden toegewezen.
afgewezen. Ter toelichting heeft de verdediging verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen ‘Encrochat portal’ van 6 augustus 2020. Daarin is gerelateerd dat in Frankrijk images zijn gemaakt van de infrastructuur van EncroChat en dat – zo begrijpt het hof – de aldus verkregen serverdata door de Nederlandse politie zijn onderzocht. In het proces-verbaal van bevindingen is een deel van de bevindingen gerelateerd. Volgens de raadsvrouw is niet duidelijk waarom slechts gedeeltelijk verslag is gedaan, maar het proces-verbaal van bevindingen geeft daar zelf antwoord op. Het doel daarvan was namelijk ‘het beschrijven van het digitale administratiesysteem’ van EncroChat, de zogenaamde ‘portal’. De verdediging verzoekt desondanks om een volledig overzicht van de digitale infrastructuur. Daaraan is de blote stelling ten grondslag gelegd dat dit ‘van belang’ is. Dat belang heeft de verdediging echter niet onderbouwd, zodat aan de hand van deze onderbouwing – en ook anderszins – de noodzaak niet is gebleken.
afgewezen.
‘Weet u of de data rechtstreeks van de telefoons is verkregen, of van een server?De deskundige heeft daarop geantwoord: ‘
Ik heb begrepen dat de gegevens van de toestellen komen. Dat heb ik kunnen afleiden uit de vergelijking van de gegevens op de toestellen met de gegevens uit het technisch hulpmiddel. Zie ook het validatierapport van 25 januari 2021.’ Uit al deze informatie leidt het hof af dat de voor het bewijs gebruikte chatberichten afkomstig zijn uit de telefoondata. Het hof is daarom van oordeel dat voeging van aanvullende processen-verbaal van bevindingen, zoals onder 8 en 9 omschreven, niet noodzakelijk is voor enige te nemen beslissing.
advocaat-generaalheeft laten weten bij het onderzoeksteam 26Lemont te zullen navragen of de veronderstelling dat de voor het bewijs gebruikte chatberichten afkomstig zijn van de telefoondata, juist is. Daarover zal het hof en de verdediging nader worden geïnformeerd.
beslissingvan het hof
niet vereist.
afgewezen. Het hof stelt voorop dat de verdediging kennelijk een onderscheid maakt tussen infrastructuur en serverdata, maar naar het oordeel van het hof berust dat op een verkeerde lezing van het proces-verbaal van bevindingen ‘overzicht beschikbare data Encrohat’. Daarin is (pag. AD 191) te lezen dat het Franse onderzoeksteam een kopie heeft gemaakt van de infrastructuur en de (het hof begrijpt: aldus) verkregen serverdata gevoegd aan het onderzoeksdossier van het JIT. Het gaat dus, zoals ook omschreven, om informatie afkomstig uit de servers ‘van de infrastructuur’. Het hof heeft het daarom hierna enkel over de serverdata.
afgewezen.
afgewezen.
afgewezen.
verwijst de zaak [verdachte 4] naar de vaste raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, voor het horen van de hierna te noemen getuige:
verzoekt de advocaat-generaalna te gaan of er adresgegevens van deze getuige te vinden zijn en het kabinet raadsheer-commissaris hierover te informeren. Mocht de advocaat-generaal geen adresgegevens kunnen verstrekken of informatie kunnen geven die een aanknopingspunt biedt voor het achterhalen van het verblijfadres van de getuige dan is de kans gering dat deze getuige binnen aanvaardbare termijn ter terechtzitting gehoord kan worden;